Lauwer-stryt
(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij
[pagina 322]
| |
Toon: Eerst en tweede Kersnagt:I.
TErwijl Diana staat te pralen,
Die met haar suyvre silvre stralen
Verligt, den Amstel en het Y.
Nu Phebus leydt zeer zagt te rusten.
En gaat in Thetus schoot verlusten;
Totdat Aurora treet ten ry.
II.
Laat ons nu t'zaam ten Tempel treeden,
En offre Wierook van gebeden;
Op 't Heylig hoog geweydt-Altaar.
Terwijl deez twee in liefde praalen.
En dat den Egho vult de zaalen,
Door 't klinke van gezangen snaar.
III.
Opdat het heyl haar toe mag komen,
En staag in overvloet toe-stroomen,
Op al haar handen arrebeydt.
Ja liefd', en vreê, elkander kussen,
't Geen 't vuer van tweedragt uyt zal blussen.
Schoon 't Momi met sijn knaapen spijt.
| |
[pagina 323]
| |
IV.
Dan zullen zy de grijse haaren,
Geen druk, maar vreugt en blijdschap baaren,
Komt Amstels jonkheyt handt aan handt,
Ontsnaart uw snaarspel en u toonen,
Wijl Ganimeed' ons by komt woonen:
En Heymens Tors ligt staat en brandt.
V.
Leef lang, leef lang vereende menschen!
Den Hemel laat uw heyl nooyt slenschen.
Uw liefd' en eendragt steets vermeer,
Tot Atrops handt uw draan sal scheyden,
En gy in Sions troon zult weyden.
Vaart wel noch eens ik stut mijn VEER.
Ik tragt VEERder:
Cornelia van der Veer: |
|