Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] Antwoort Aen de Soetvloeyenste Aller Amstel-nymphen, Juffr. Cornelia van der Veer, Op de selve trant. HEt blinde Heydendom, schoon 't waer licht haer berooft is, Toont echter metter daedt het menschelijk geslacht Gestadigh denken moet, wat nut in 't doode hooft is: Dees daet werdt dan te regt by ons ook hoog geacht; Mits dat dit Bekkeneel, vervormt, van glans en weezen, Soo wel aen Craesus toont, als Irus, dat de Kroon Die namaels op het hooft, van 's Hemels heyr sal wesen, (Die Godt zijn lievelingh te schencken is gewoon,) In deugt bestaet; wat raet dees deugt te krijgen 't beedlen Van 't enig ewig Al, dat hy ons doen, gelijk [pagina 184] [p. 184] Maackt aen dees Letterkroon; op dat 't geluyt der veedlen Van 's Hemels schaar, aen ons geeft ware vreugt, voor blijck; Dit Dootsbeen spreekt aen elk, aen Arm, Rijck, Sot, en Wijsen, Als 't Geest had was 't licht stom, nu spreekt het sonder Geest: Begeest, wast misschien blue, nu treft het jongh en grijsen; 't Was levend misschien arm, 't schoeyt nu op 's Konings leest: Bebreynt was 't licht onuut, ontbreynt kan 't elck een spijsen, Met levend makend broot, 't geen 't beste voetsel is. Geluck die van de doot kan dencken, en kan deysen, Geen beter zielen spijs, als doots gedachten is. Justus Hoflandt. Anagrammma, Fundis Thus Alto. In Amsterdam, den 9. Augusto, 1664. Vorige Volgende