Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 164] [p. 164] Graf-schrift: Voor mijn kunstminnende Vrint, Hendrik Waterloos, En Vrindinne Isabella van der Horst. Onder een Tombe besloten. HIer onder leydt in 't stof een Maro, en Diaan. d'Een leeft onsterflijk door zijn Maatgezangh en dichten, En stond het in mijn macht, 'k zou d'aar een beelt op slaan. Waar voor de kuysheyt zelfs een Tempel zou gaan stichten. Vraagt imant wie ze zijn? ik antwoort WATERLOOS, Die uyt de water-loos van Zion ons quam drenkken: En ISABEL, wiens deugt staagh Hemels Manna koos, Op dat de wellust nooyt haar tedre ziel zou krenken. Twee die 't besmet'lijk vier gelijk'lijk aanquam randen. Wie leeft 'er die zich niet moet aan de doodt verpanden? Ik tragt VEERder. Cornelia van der Veer. In mijn Vaderlijk Amsterdam Vorige Volgende