Heyl-wensch Op het verjaren van Me-Juffr. en Nicht Juffr. Maria Schellingers Weduwe Wijle den Hr. en Mr. Francooys Roskam, Adt. voor de E. Hoven van Hollandt.
SChoon Mahomet vast woedt, en wet zijn schenziek swaardt,
Om tegen 't Christendom hoe langhs hoe meer te strijden,
Waar door de goude vree in rougewaat ter zijde
Een endelose vloedt van zilte trane baart,
Terwijl ze 't vrugtbaar landt van Duytslant ziet verwoesten,
Door 't oorlogh komt de doodt een tal van zielen oesten.
My lust nochtans daar van geen droeve maatgezangh,
Gelijk Eneas eer van Trooyen heeft gezongen
Aan Dido, als de Vloot door rampspoedt wert gedwongen
Karthago in te slaan, maar heel een andre gangh
[pagina 166]
[p. 166]
Op Feebus lier te gaan wiens galm om hoogh gaat stygen,
Waar treursangh bove zingt moet blijde maatzang swijgen.
d' Onachter-haalbre tijt vereyst een andre stof,
En wil de Jaardagh van Maria gaan begroeten:
Die ons de goude lent blygeestig doet ontmoeten
Aan d'Y-kant, daar de Faam d'onsterfelijke lof
Van Schellingers braaf geslaght komt Hemelwaarts te voeren,
De doodt ken 't sterflijk maar 't onsterflijk niet ontsnoeren.
't Geen middach-klaar vertoondt aan uw Heer Vader zelf,
Die 't hoge Kapitool zoo vaakmaal heeft betreden:
En als een Cicero de Keyserin der steden
Quam schrage door beleydt; tot hy in 't aarts gewelf
Door 't noodtlot wierdt gevoerdt met rou en treurigh quelen,
Een deftich opper-hooft ken 't hert der burgers steelen.
'k En swijgh hier ook in 't minst niet van uw Egemaal,
Die Themis in der tijdt tot Priester quam te wyen;
[pagina 167]
[p. 167]
En hem den Tabbart schonk die onder en ter zijen
Met wijsheyt was geboordt, de hoogste roem en praal
Om 't regt van Weeu en Wees regtzinnig voor te dragen,
De wijsheyt strekt een zuyl om welvaardt t'onderschragen.
Maar hoe mijn Zangheldin meer op het braaf geslagt
En loflijk afkomst ziet waarvan gy zijt gesprooten,
Hoe min s' haar maatgezangh ten boesem uyt derf stoten,
Om 't offre voor uw Troon, terwijlze nooyt de kragt
Van Pegas hoeve nat op Helikon quam smaaken,
Waar na het dichtren tal zoo greetigh komt te haken.
My dunkt ik hoor de galm weerschaatren aen 't Y
Van 't Negen Suster-tal die uw verjaardagh zingen:
Waer op de Tritons zelfs in d'Oceaan omspringen
Met Neris Dochters, die zich voeghen aan de ry
En dansen op 't geluydt der schorre kronkel horen.
[pagina 168]
[p. 168]
De blijdtschap zelver streelt den Oceaan tot horen.
Elk roept langh leef Marry! langh leef de brave Vrouw,
Wiens ster aan d'Amstel-kant quam eerstmaal op te dagen,
Noyt moet 'er droevigh leet of bit'ren rampspoet plagen,
Maar d'Hemel daal een vogt van zegen-rijke douw
Op dese SEBA van een Cicero geboren,
De zegen-wense gaan tot gener tijdt verlooren:
Mijn Veder niet te hoogh, eer dat g' als Dedals zoon
In 't zilte pekel-schuym door hooghmoet komt te storten,
Best dat g' uw maatgezangh een weynigh op gaat schorten
En brengt dit offerdicht neerslagtich voor de troon
Van haar, waar heen uw zin en doelwit komt te strekken;
Wie Phebus snaren streelt moet hooghmoedt uyt gaen trekken.
Mijn wens is dat gy ook als uw Vrou-moeder moogt
Uw zone bey te gaar haarVader na zien streven,
Zoo hoeft het Roskams kroost Askaan niet toe geven
[pagina 169]
[p. 169]
Wijl elk op 's Vaders deugt en dappre wijsheydt oogt,
Waar door de Faam haar lof tot aan de Maan zal zenden,
Die Momi zelver nooyt in eeuwigheydt zal schenden.
Vaar wel, noch eens vaar wel! tot dat g' op 't ziele-veldt,
Wanneer dat Atrops handt uw levens draat zal scheyden.
In d'aller-tronen troon onsterflijk zult gaan weyden,
Al waar men dagh, noch uur, noch jaar, noch maanden teldt;
En wilt mijn maatghezangh een gonstich oor gaan geven,