Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Slot regels: Of eynde des Lauwers-strydt. WEgh Mercuer met al uw snappen, En uw snode logen-taal: Eertijts deed' gy Battus klappen, En nu zogt gy menighmaal My ook in het breyn te planten Dat de Godt-spraak riep: Questier Sal de Krans die Diamanten En het over-schoon Saffier In haar glans komt uyt te dagen, Om haar wel gezegent Hooft, Door mijn lasten oordeel dragen. Want haar Zon uw kaars verdooft. Waarop ik met wederstreven Door mijn ongenebde Veêr, Vaars op vaars haar heb geschreven: En staagh riep: ik zal die eer Om mijn plompe trant niet dragen; Wijl 't de Godt-spraak u toe stondt: Die gy quamt tot Delfos vragen Door de Priesterlijke mondt. Schoon zy my dit wederleyde Met de gramschap van Apol, En hem die de Blixem sweyden. 'k Was en bleef geheel op hol; Tot den Opper-Hooft der Goden, [pagina 26] [p. 26] In sijn hoogh plaisant vertrek Aan den manken heeft geboden, t' Saa Vulkaan snoert hem den bek: Sluyt hem, die met wederstreven Nooyt mijn wil weer-spreken zal; Doe met zuchten en met beven Aan haar, die het Negental By Jupijn quam voort te telen; 't Was Goddin biedt my de handt En ach Vader! wilt my delen Doch genaad' in plaats van schandt. Wonder een zijns blixems stralen Uw ter regtbank niet verslondt, Of na Plutoos rijk deed dalen; Daar de pulfer-rijke grondt Vuer en vlam komt uyt te braken: Daar de vloek-Goddinnen t'zaam Met 'er opgespalkte kaken Eeren d'helse geest zijn naam. 'k Zal my andermaal wel wachten Om uw snoo versierde taal In het minst of meest te achten, En Apolloos Tempel-zaal Door mijn pen te weder-streven; Doch ik hoop zijn groot gezagh Zal 't onschuldigh my vergeven, En vergunnen dat ik mach Onze Pallas eeuwich danken Voor deez eedle dichtren Kroon, Van het puykst der Lauwer-ranken. Wel, Questier, ik bid' verschoon Doch mijn VEER van tegen schrijven [pagina 27] [p. 27] 'k Zal, zoo langh ik adem haal, Uw verplichte Zuster blijven; En dien Koediefs logentaal Nimmer in mijn breyn-vat prenten. d'Hemel wil maar voort en voort Onse vriendtschap in gaan enten: Met een eeuwich zoet akkoordt. Ik tragt VEERder. Cornelia van der Veer. In Amsterdam den 16. January 1663. Vorige Volgende