Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Juffr. Cornelia van der Veer In haer Stam-boek. GY eyscht mijn oordeel in de Kunst van Poëzy. Ik wenschte, dat mijn Geest naar eysch die kost ontvouwen. U gulle vrientschap perst my die in waard te houwen. Het oordeel staat aan elck, 't zy plomp of schrander, vry. My dunckt, sy is in 't eerst gelijk de beere jongen, Voor die noch weynich in die kunst gheoeffent sijn: [pagina 28] [p. 28] Zy keuren 't blinckend glas voor Diamanten schijn, En maaken zin en maat te plomp en hart ghedwongen. Maar door het licken van de beesige Beerin Herformt zy eyndelijk de lompe Ledemaaten. De Bie draagt weinig Was, noch maakt hy Honigh-raaten. Het naarstich oordeel maackt het rijm vol geest en zin. 't Moet zijn geklopt, gevijlt, gesuyvert, en gesleepen, 't Polijstrat moet aan 't werck met scharpe Amaril, En Pallas Oly vet besmeert; zoo wert de wil Gedreeven, als het rat, door lust en yver zweepen. Dees roemb're weetenschap wort van ons bey bemint. Dees yver noopt ons breyn met prickelende spooren. Dees kunst komt onse borst met minne-vuer bekooren, En maakt, dat ons de bant van vriendtschap vaster bint. Kom streef met my vol moet naar Pindus hooge toppen, Al viel Bellerophon zoo plotselingh ter aart Van zijn gevleugelt Ros, weest daarom niet vervaart, Sijn lust tot wijsheydt kon de bitze monden stoppen. [pagina 29] [p. 29] Misluckt ons ook die reys, wy sijn 't dan niet alleen: Veel mackers in verdriet maakt minderingh van smerte, Hy heeft genoegh gedaan, die toonde metter herte, Dat hem zijn lust en geest dreef booven het gemeen. Catharina Questiers. Vorige Volgende