Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Jupyns gebodt Aan Mercurius Voor Juffr. Cornelia van der Veer. GY Vorst van Tenedos gekroont met Lauwerieren Verhoor my; Majaas Zoon met zijn gezwinde Spieren Blijft noch hertneckich op u heyligh Helicon. Hy door mijn doen ontstelt belooft my met een bron Van rampen en verdriet tot mindringh van mijn lusten Te overstelpen; gy, die Daphne droevig kuste, Zoo draa haar vlugghe voet in d'aard gewortelt stont, Hebt deernis met mijn leet: 'k heb u met hert en mont Gedient, u Outer met het rookend bloet beooten Van Offer-stieren: ach! wilt gy my nu verstooten? Zo blijft my Heemels hulp en menschen troost ontzeyt. Gy leerlingh, sprack Apol, die my het wierook zweyt, [pagina 17] [p. 17] Ja zoo, dat zelfs de geur klimt door mijn Heemel transen, Ik heb u hert gezien, en zal u met mijn glansen Zoo overstraalen, dat gy met u eygen voet U vyandt trapp'len zult: verkrop noch u ghemoet. Het recht is op u zy: doch hout u in getoogen. Gy Vaader, die, al wat hier leeft, met alziende oogen Beschout, wilt doch de twist van uwe Zoons bezien. Cylleen belaaghd mijn Troon, en laat gy dit geschien, Geen mensch zal naar Dodone of mijne Delphos vraagen; Hy gaat het naar zijn zin de vraagers overdraagen, En blijft hertneckigh; schoon Auroor hem heeft gezeyt, Dat hy dit staaken most. Dees twist dient neer geleyt, Sprack hy, die met zijn vuyst de donder needer jaagde, Kom Iris, gy die trou, schoon wat u yemant vraagde, Mijn last en wil verzweegh, wat naader voor my staan, Neemt u geschildert kleet en spoe u om te gaan, Daar mijne Zoon zijn staf en vleugels heeft gehangen Aan een geweyde eyk; en wacht vast met verlangen [pagina 18] [p. 18] Aan wie van beyde dat ik gunne zal de eer Der groene Lauren aan Questiers of van der Veer. Segh, dat mijn keur zich vlijt met Febus Tempelboogen: Sijn oordeel is oprecht, en heeft'er nooyt bedroogen. En zoo ik weer verneem, dat hy niet overeen Met my en Febus stemt, zal ik ter recht-banck treen In 't by zijn van de Goôn, daar hy 't niet kan versaaken: 'k Sal hem, als Juno, aan de wolcken vast gaan maaken; Soo is hy ver genoegh van uwen Helicon. Soo sprack hy. Iris vloogh terstont voor by de Son Naar haar bestemde plaats: Gy moet het nu gelooven; Laat geen hertneckigheyt u doch daar van berooven: Want een gestoorde Godt te veel op ons vermagh, Wie dat geen Godtheyt vreest, vint haast zijn laaste dach. Catharina Questiers. In Amsterdam den 13. December Anno 1662. Vorige Volgende