Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] De Vergramde Apollo Aan Juffr. Cornelia van der Veer. O Vaader Febus, gy die heylige Laurieren Noch meer bemint, als 't vet en d'afgesneede spieren Van 't rookend' offer Vee, daal van u Helicon; Verlaat voor weynich tijdt de koele Henghste Bron: Laat, daar de Susteren met vreugden zich verlusten, Die ik eerbiedigh dien, en altijd need'righ kuste De stappen, daar weleer haar heyl'ge voetzool stont. Hoor doch genadelijk de beede, die mijn mont Zal uytten; laat ik van u gunst doch zijn begooten, Wie u ootmoedich badt, hebt gy nooyt afgestooten, Noch uw getrouwe hulp in bitt're noot ontzeyt. Gy, die met u gespan door twalef tekens zweyt, Doorstraal met u gezicht de hooge Heemeltransen: Mercuur belaaghd u Troon met al sijn flickerglansen, [pagina 11] [p. 11] En trapt u wille-keur met zijn gewiekte voet. Stut gy dees kerck-val niet; ick sie al in 't gemoet, Dat Offer-dienst, Altaar en eere u wert ontoogen. De Vaader knickt my toe met zijn verwarmende oogen, En roept. Nu zal ik haast in deese saack voorzien. Hy liet voor d'eerste maal dit niet aan my geschien. My heugt zijn diefstal noch, en 't loose ondervraagen Aan klapper Battus, die zijn straf zoo zuur most draagen, Dat elck, wie leeft, noch van dat wonder teeken seyt. Gy trouwe dach-bodin, die nu by Titan leyt, En mijne Zuster door 't saffraane licht verjaagde, Kom herwaarts met u glans, en of u ymant vraagde Van d'andre Godtheen, doet ons doch u reys verstaan: Soo segh door Febus last soo moet ik heene gaan; En wilt gy weeten waar, dat vraagh hem, die behangen Met boogh en kooker is, kom, spoe u met verlangen, Daar zich d'Arcader hout tot krenckingh van mijn eer, [pagina 12] [p. 12] En brenght in twijfelingh mijn dichster van de Veer. Seg, dat hy zich onthoudt de galm van mijne boogen Te wederspreeken, want hy heeft er veel bedrogen Met zijn listigheyt, en dat hy overeen Met mijne Godtspraak stemme, of 'k sal ter vierschaar treen Voor Vaader Jupiter, indien hy 't wil verzaaken, Ik zal met Themis zelfs mijn zegghen starrick maaken: En dat hy zich niet moey met mijne Helicon. Hier zweegh de Godt: Auroor gehoorzaamt flux de Zon, En spoede haare wegh. Wilt gy 't noch niet gelooven? Neen, neen, geen valsche waan moet u daar van berooven. Apollo gun dat dees noch altijd groeyen mach. Zoo blinckt de waarheyt uyt, gelijk een heldere dagh. Catharina Questiers. In Amsterdam den 13. December Anno 1662. Vorige Volgende