| |
K.
| |
kaaiman,
volgens Littré van het Caraïbische acayoeman: krokodil. | |
| |
Hiervan maakten de Spanjaarden cayman en wij
kaaiman. Terwijl de ware ‘kaaiman’ echter een
alligator is, kennen wij hier dien naam toe aan een soort van echte
krokodil. Dit gebruik is reeds zeer oud. Bontius, een tijdgenoot van Koen,
vermeldt dat de krokodil, zooals die te Batavia voorkomt, door geheel Indië
Cayman heet. Die vroege verbreiding van het woord
wijst er op, dat de naam wel door de Portugeezen (als caimao of caimam) uit de West naar den Oost
overgebracht zal zijn.
| |
kabaai, kabaja.
Dit laatste is de Portugeesche vorm van het Arabische qabâ
= lang kleed, maar kabaai is het Perzische qabaj, bijvorm
van qabâ. De spelling cabay vindt men
nog in den 4en druk van Schouten's Reistogt, II, p. 47, die in 1775 verschenen is.
| |
kabar
is een vermaleisching van het Arab. chabr = bericht. Het is
wel eigenaardig, dat het hieraan beantwoordende kubber of
khubber en khab(b)ar in de
beteekenis van ‘bericht’ of ‘nieuws’ ook in het Indisch Engelsch wordt
gebruikt.
| |
kaboepaten,
Jav. id., afleiding van boepati, Skr. bhûpati = bhû: land (van bhû: 1.
zijnde, bestaande, 2. het bestaande 3. de aarde 4. het land, enz.) + pati: heer, dus ‘landsheer’ (vgl. adhipati). Naast bhûpati vindt men in het Skr. ook
bhûmi-pati = lord of the land, king, prince (Lanman),
waarbij men denke aan Soekaboemi. Vóór boepati komt nu ka en er achter an, waarbij de i regelmatig met de a tot e samensmelt.
| |
| |
kafir,
Arab. kâfir, bedrijvend deelwoord = niet geloovend. Prof.
Veth houdt den volksnaam Kaffer in Z. Afrika voor
hetzelfde woord.
| |
kaftan,
Turksch qaftan, ook in het Perzisch in gebruik.
| |
| |
kajoepoetie,
Mal. kajoe: hout + Mal. poetih: wit.
Dikwijls gebruikt men dit bij wijze van verkorting voor kajoepoetie-olie. Den vorm kajaput, zooals zelfs
Prof. Veth schrijft, ziet men in Indië nooit, hoogstens hoort men in de
spreektaal kajapoetie of kajepoetie.
| |
kakap,
Mal. id., is ook in het Indisch Engelsch opgenomen en wel als cockup. Een tijd lang is die visch met den verbasterden naam van
‘kaalkop’ aangeduid, maar deze aardigheid is nu geheel dood, evenals ook
andere verbasteringen geheel in onbruik zijn geraakt. Ik wees reeds op
‘boetjongen’ en wie zegt nu nog ‘Baviaan’ voor Bawean of
‘passeerbaan’ voor paséban of ‘katje’ voor kati, enz.? Van de aardrijkskundige omdoopingen is gebleven Joana in plaats van Djoewônô en
‘Phaëton’ als verbastering van Païton is vereeuwigd door
den naam van een suikerfabriek in den Oosthoek. Een monument duurzamer dan
metaal heeft de etymologiseerende Volkswitz zich gesticht
in den plantkundigen naam Ficus Benjamina, waarin Benjamina de verlatijnsching is van Benjamin, een verbastering van baniaan, de Ficus Indica of waringin. Ter verontschuldiging van onze
geestiger voorgangers kan gezegd worden, dat zij, gegeven den eenmaal
gangbaren naam kacop (Schouten, Reistogt,
| |
| |
II, p. 139) en den werkelijk kaal schijnenden kop en nek van
dezen visch, moeilijk anders konden dan er ‘kaalkop’ van maken.
| |
kakatoewa,
Mal. id. Het eerste gedeelte van het woord kaka is het als
benaming van het dier gangbaar geworden natuurgeluid, welke naam tot op de
Fidji-eilanden toe in gebruik is en ook onder de Europeanen in Indië. Daar
het woord kakatoewa in het Mal. samengesteld zou moeten
zijn uit kaka + toewa en deze verbinding
geen zin geeft, betwijfelt Prof. Veth den Maleischen oorsprong van dit
woord, al is het uit het Maleisch in de talen van Europa overgegaan met
allerlei bijbeteekenissen zelfs. Zou niet het heele woord het natuurgeluid
van den vogel weer kunnen geven? Zoo niet, dan moet men aannemen, dat de
vogel zoo benoemd is met het epitheton toewa, oud, in den
zin van ‘lang levend’, daar sommige exemplaren het tot honderd jaar brengen.
De tweede beteekenis, nl. nijptang, is ook in het Europeesch taalgebruik in
Indië bekend, niet echter die van: soort van pagaai (vgl. V.O.W.).
| |
kakemono,
Jap. leenwoord: kake-mono letterlijk: hang-voorwerp.
| |
kaki boesoek,
Mal. id. van kaki voet + boesoek rot.
| |
kakkerlak,
vermoedelijk een verhollandsching van het Portugeesche cacalacca, welke verhollandsching weer verfranscht is tot cancrelat. Volgens Bontius (1631) is deze naam aan de
beesten gegeven, omdat de eieren, die zij uitdrukken, de kleur en de
gladheid van zegellak hebben (Hobson-Jobson i.v. cockroach). Wat Hobson-Jobson verder te
lezen geeft, nl.: ‘the Dutch also apply their term [kakkerlak] as a slang name to half-castes’ geldt thans niet meer, zoo
het ooit waar geweest is. Als slang-woord is kakkerlak wel van toepassing op de albino's, omdat deze even
lichtschuw zijn als het genoemde insect.
| |
kalam,
uit het Arab., nl. qalam, een leenwoord van Latijnschen
oorsprong. In Vanicek's Etym. Wörterb. der Lat. Sprache
wordt kalma, halm opgegeven als Europeesch. Het woord is
identisch met ‘halm’ en met de Indische beteekenis van ‘rieten schrijfpen’
ook in het Skr. (kalama) binnengedrongen.
| |
kaldoe,
Port. caldo: warm, bij uitbreiding: warme bouillon, daarna
eenvoudig: bouillon.
| |
| |
| |
kampakpartij,
Jav. kampak: bijl + partij. Bij uitbreiding is kampak geworden: een troep roovers, die oorspronkelijk met de bijl
‘werkte.’
| |
| |
| |
| |
| |
| |
kapas
is een Prakritvorm van het Skr. karpâsa, boomwol, waaraan
ook het Hebreeuwsche karpas is ontleend. Verder is de
oorsprong volgens Uhlenbeck niet na te gaan. Ook in het Hindostâni bestaat
het woord kapâs.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
karet,
Mal. id.: gomelastiek.
| |
karoeng,
Mal. id.: grove zak.
| |
kassian,
Mal. kasihan: medelijden, van sih:
genegen zijn, genegenheid met het voorvoegsel ka en het
achtervoegsel an.
| |
kates,
Jav. id., wordt soms gebruikt voor papaja.
| |
| |
katjang,
Mal. id. = boon, peulvrucht. Zoo is katjang idjoe = katjang
hidjau: groene boon en katjang goreng =
geroosterde ‘apennootjes’ ‘aardpimpernoten’, ‘sausamandels’ of ‘pinda's’,
daar Mal. goreng = geroosterd, gebakken.
| |
kattie
is het Mal. en Jav. leenwoord kati, volgens Prof. Kern in
zijn opstel Sanskritsche Woorden in het Tagala van Skr.
káti = hoeveel. Dr. van Ronkel evenwel identificeert
het in het Tijdschr. v.h. Bat. Gen. XLVI met het
Tamilwoord katti, dat eigenlijk beteekent: massa, zwaarte
en dus denzelfden overgang van beteekenis vertoont als het Lat. pondus.
| |
katjong,
Mal. katjoeng, waarschijnlijk oorspronkelijk
Madoereesch.
| |
kawedanan,
Jav. van wedana (q.v.) met het voorvoegsel ka en het achtervoegsel an, voorafgegaan door de
euphonische n.
| |
Kawi,
afkorting van temboeng kawi: dichtertaal, waarin temboeng taal is en kawi het Skr. kawi: dichter.
| |
keboeten,
verhollandsching van Jav. keboet: waaier om muskieten weg
te jagen.
| |
kebon,
afkorting van toekang kebon = Mal. toekang: baas + kebon: tuin uit het Jav. in 't Mal.
overgenomen. In de wandeling heet de Plantentuin te Buitenzorg ook wel eens
de kebon.
| |
kedehhouder
van 't Tamil kedai, soort winkel.
| |
| |
kè(h),
wordt dikwijls opgevat als een verkorting van singkè = sin:
nieuw + kè: gast. Dit is de naam voor een volbloed Chinees
uit China tegenover de peranakan of bastaard-Chinees,
wiens moeder een inlandsche vrouw is. Het is een soort van scheldwoord.
Zooals Prof. Veth in Uit Oost en West verklaart, is kè ook: vreemdeling en dus hoeft het nog geen verkorting
van sin-ke te zijn.
| |
| |
| |
kembang spatoe
bestaat uit het Jav. kembang: bloem + Mal.-Jav. sepatoe: schoen, van het Port. sapato
id. De bloem heet in Eng.-Indië eveneens shoe-flower, een
letterlijke vertaling van het Tamil shapattu-pû,
Singaleesch sappatu-mala. Waarom die bloem zoo genoemd
wordt, vindt men in Bernardin de St. Pierre's Chaumière
Indienne: ‘La nuit suivante je joignis aux pavots... une fleur de
foule sapatte, qui sert aux cordonniers à teindre
leurs cuirs en noir.’
| |
kembodja,
Mal. id. uit Skr. kamboja.
| |
| |
| |
| |
| |
kenanga,
Mal. id. Is te vergelijken Skr. kânana?
| |
kendi,
Jav. vorm voor gendi q.v.
| |
kepala kampong
uit Skr. kapala(m): hoofd + Mal. kampong,
dus kamponghoofd.
| |
| |
| |
keplekken,
van 't Jav. keplek, kruis- of muntspel.
| |
kerrie
schijnt Prof. Veth af te stammen van het Eng. curry,
evenals men van hurry gemaakt heeft ‘herrie’ met wijziging
der beteekenis, maar er is geen reden waarom de Hollanders het niet
rechtstreeks aan het Tamil zouden ontleend hebben, waarin kari niet, zooals Prof. Veth opgeeft, eigenlijk ‘gerecht’, ‘schotel’
beteekent maar: a spiced mixture with fish, meat or vegetables - eaten with
boiled rice (Winslow, Tamil and Engl. Dict.). Volgens Yule
en Burnell komt kari van het werkwoord kari dat wil zeggen: bijtende eten.
| |
kesemek,
Mal. uit het Chineesch?
| |
kesoemba,
Mal. id. van Skr. kusumbha.
| |
ketapang,
Mal. id., soms in 't Europeesch taalgebruik ketapan.
| |
| |
| |
| |
ketjoe,
Jav. id., maar waarschijnlijk ontleend aan het Chineesch. Hiervan het
Nederlandsche werkwoord ketjoeën en de samenstelling ketjoepartij.
| |
| |
ketrangan,
van Mal. terang: duidelijk met het voorvoegsel ka en het achtervoegsel an = duidelijkheid,
klaarheid (in een zaak of perkara).
| |
khaki
is van het Hindostani châkî, dat ‘stofachtig, pulverachtig,
stofkleurig’ beteekent, van het Perz. châk: stof (pulver). De k-uitspraak heeft haar
ontstaan te danken aan de Engelsche transcriptie van het woord.
| |
| |
kimono,
Japansch id. Letterlijk is ki-mono draag (of
aantrek)-voorwerp, ki zijnde de stam van het werkwoord kiru, dragen. Hierom moest de klem eigenlijk op ki vallen.
| |
kipassen,
werkw. van 't Mal. subst. kipas: waaier.
| |
kipersol
van 't Port. quita weer af + sol zon, dus
letterlijk: zonnescherm of pajoeng, welk laatste woord 't Portugeesche
geheel verdrongen heeft.
| |
| |
klapper
is een verhollandsching van het Mal. en Soendaneesche kelapa, Hoog-Jav. kelapa. Onze oude schrijvers
schoeiden dit op Latijnsche leest en maakten er calappus
of clappus van, evenals soms jatus van
jati. Later is dat in den volksmond tot klapper overgegaan en maakte men samenstellingen als: klapperboom,
klapperolie, klappertor, enz. Deze drie woorden hebben in Holland een heel
andere beteekenis dan in Indië: klapperboom is daar: ratel-populier, | |
| |
klapperolie = papaverolie en klappertor: tor, die bij het
vliegen een ratelend geluid maakt. Het jongstleden verschenen Fransch
woordenboek van Valkhoff is het eerste, dat Indië lexicographisch eens recht
laat wedervaren, waar de vierde druk van Servaas de Bruin's Eng. Wdnbk. nog
zit te scharrelen met klappernoot = bladder-nut en
klapperolie = poppy-oil.
| |
klewang,
Jav.-Mal. klewang, Atjeesch gliwang.
| |
Kling,
Mal. keling, afkorting van orang keling,
d.w.z. iemand van Kalinga, d.i. de Teloegoe kust van de golf van Bengalen.
Tegenwoordig komen de meeste Klings van Tanjore op de kust van Coromandel.
Dikwijls wordt echter de naam ook toegepast op Oostersche vreemdelingen uit
andere deelen van Britsch-Indië afkomstig. De volks- en landnaam Kalinga zelf komt reeds ettelijke eeuwen vóór onze
jaartelling voor.
| |
klontong,
Mal. kelontong, eigenlijk ratel. Overdrachtelijk wordt het
in het Europeesch taalgebruik gebezigd voor: de Chineesche marskramer, die
met de klontong loopt om zijn komst aan te kondigen. Men vergelijke ons:
tamboer en het Fransche trompette.
| |
| |
| |
| |
| |
koelie
is, zooals Dr. Ph. van Ronkel uiteenzet in zijn opstel L'Elément
hindôstâni, van twijfelachtigen oorsprong. Er bestaat in het
Hindostaansch een woord kûlî, ook kulî,
dat men beschouwt als ontleend aan een Drawidische taal. In het Tamil
beteekent kûli: huur, loon, van waar de beteekenis:
gehuurde arbeider, daglooner. Daar er echter ook in West Britsch-Indië een
volksstam is, die koli's heeten en die voor allerlei
‘koeliewerk’ gebruikt werden, staat de afleiding van kûli
= loon niet zoo vast.
| |
koempoelan,
van 't Mal. koempoel verzameld + an.
| |
| |
| |
| |
koetilan,
Jav. ke (en koe)tilang.
| |
kofo,
de vezelstof bereid uit de Moluksche pisang-soort kofo
(sangi), op Menado, volgens De Clercq's Het Maleisch der
Molukken, genoemd pohon kofo.
| |
| |
kokos,
het wèl in Holland, maar niet in de koloniën gangbare woord voor klapper, is
duister van oorsprong. De Enc. van N.I. komt niet verder
dan een uitroepteeken achter de meening van Prof. Veth, als zou het woord
afgeleid zijn van coco, het Port. en Spaansche woord voor:
mombakkes, masker om kinderen mee bang te maken; door de gaatjes of putjes
zou de klappernoot eenige overeenkomst hebben met een aangezicht,
inzonderheid, zooals van Linschoten opmerkt, met dat der meerkat, dus wel
geschikt om kinderen bang te maken. Niet ten onrechte echter vragen Yule en
Burnell of | |
| |
we hier per slot van rekening niet te maken hebben
met het Spaansche coca = schaal.
| |
| |
kolot,
soms gebruikt voor ‘ouwe klare’ is het gesubstantiveerde Soendaneesche kolot = oud.
| |
konde
is niet, zooals in het brein der Sinologen Hoffmann en Schlegel (V.O.W. p.
276) is opgekomen, een verkorting van ‘coiffure à la Condé’, maar zooals
Crawfurd heeft: het Teloegoe kundai, of beter nog, het
Tamil kondei, dat eenvoudig beteekent: chignon. Tegelijk
met de dracht is het woord in Indië ingevoerd door de Hindoes.
| |
kongsie,
Chineesch kong: publiek + ssi(sse):
bestuur, dus: maatschappelijk bestuur, vgl. kungsz' =
public company (Hobson-Jobson onder consoo). Deze beteekenis heeft zich verruimd tot die van associatie
van Chineezen tot het drijven van handelszaken, ondernemingen, enz. en
eindelijk tot die van: firma, vennootschap, maatschappij en zelfs geheim
genootschap.
| |
kontjo,
Jav. id., maar = makker.
| |
kopi daoen,
letterlijk: bladkoffie, van kopi ons koffie + Mal. daoen blad.
| |
korakora,
met betrekking tot de Molukken in gebruik is volgens Prof. Veth hoogst
waarschijnlijk afgeleid van het Port. coracora, dat weer
afstamt van het Arab. qorqôr of qorqôra.
Er is echter ook een soort schildpad die in het Maleisch koera-koera heet en Yule en Burnell, hoewel onafhankelijk van
Prof. Veth dezelfde verklaring gevende, opperen toch de mogelijkheid, dat
het vaartuig genoemd is naar het dier van wege den vorm - of omgekeerd,
zooals Valentijn dat ook heeft.
| |
korma,
oorspronkelijk Perzisch churmâ met dezelfde beteekenis.
| |
kosong,
Mal. id.: leeg, in 't Soerabajasch taalgebruik: leeg rijtuig.
| |
kotta,
van het Skr. kotta of kota, zooals Prof.
Kern opgeeft in zijn opstel over De Sanskrit-woorden in het
Tegala. Bij Uhlenbeck nu vindt vindt men kotta(m)
= ringmuur, vesting, uit kostham = bewaarplaats,
voorraadkamer, ringmuur. De beteekenis heeft zich van ‘bevestigde plaats’
gewijzigd tot die van: hoofdvestiging, hoofdplaats, stad (tegenover de
buitenwijken).
| |
kraal,
is, zooals Prof. Kern in zijn bespreking van Uit Oost en
West aantoont, geen Hottentotsch, maar het door Robidé van der Aa
gevonden Port. curral, omheining voor vee en Spaansch corral: plaats, kippenloop. Volgens Hobson-Jobson is juist ons woord ‘kraal’ overgebracht naar
Zuid-Afrika.
| |
kraboe,
Mal. keraboe vroeger door de Hollanders vaak verbasterd tot
krab op zelfs krabbetje in de
samenstelling oorkrab. (vgl. V.O.W. pag. 186).
| |
krakal,
oorspronkelijk Jav. kerakal: keisteen gebruikt bij het
maken van wegen. Vandaar dat krakal de straf is, die
officieel heet: ten arbeidstelling aan de openbare wegen. Hiervan heeft men
het werkwoord krakallen gemaakt.
| |
kramassen,
Jav. kramas: het hoofd wasschen, in verhollandschten
vorm.
| |
| |
| |
krandjang,
Jav. krandjang, Mal. kerandjang. In
Nederland het meest bekend door het gebruik om stukken van oude suikerbalen
in de tuinen tot beschutting van teederder gewassen te gebruiken
(V.O.W.).
| |
kras
is in sommige gevallen, bijv. dat is me te kras, het Mal. keras, niet echter bijv. in: krasse onwetendheid. Dit laatste is
verwant met het Duitsch krass, plomp, grof, erg,
verschrikkelijk, wat weer samenhangt met het Lat. crassus,
waarvan het Fransch crasse.
| |
kraton,
samentrekking van het Jav. karaton, van ratoe: vorst met het voorvoegsel ka en het
achtervoegsel an, dus letterlijk: de plaats van den ratoe of vorst.
| |
kratokboon,
Madoereesch keratok.
| |
| |
| |
kriepiek,
Jav. id., eigenlijk: kruimelig.
| |
kringetje,
Hollandsche afleiding van 't Mal. kering droog. Van dranken
gezegd beteekent dit: onvermengd met water, evenals het Fransch heeft boire sec.
| |
kris,
Jav. keris. De oudste schrijvers hebben krits, wat af te leiden is uit het feit dat in de platte Hollandsche
spreektaal nog altijd ts als ss
uitgesproken wordt. Bij Schouten (Reistogt, II, p. 46)
vindt men in 1775 nog: ‘Manicabo is insgelijks in deze streek gelegen,
alwaar ook goede kritzen, of javasche pooken gemaakt worden’. Het hiervan
afgeleide werkwoord krissen is zeer gewoon.
| |
kroepoek,
Jav. id. eigenlijk: bros, croquant.
| |
krontjong,
Mal. kerontjong, eigenlijk: bel, rinkelbel, in het
spraakgebruik der Indo-Europeanen echter: een soort van guitaar. Reeds zijn
verschenen een bundel Stamboel- en Krontjong-melodieën van W.F. Siep.
| |
krossi gojang,
uit Arabisch koersi stoel + Mal. gojang,
schommelen.
| |
krossi males
is een machinale vertaling van ons: luie stoel, waarin krossi een verbastering is van het Arab. koersi =
stoel en males de Bataviasche uitspraak vertegenwoordigt
van Mal. malas: lui.
| |
kwee (kwee),
volgens Prof. Veth van het Soendaneesche koeweh, maar
vermoedelijk van Chineeschen oorsprong. Naast den dubbelvorm is ook het
enkele kwee nog in gebruik.
|
|