De werken. Deel 10. Poëzy 1827-1874(1890)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Verbeiding. Esperaba, desperada. 1 Klim, eekhoorn! in dien reus der eiken, Ter twijg die tot den trans wil reiken, Die buigt en siddert als een riet; Vlieg, eiber! vlieg van d'ouden toren, Dien ge u ten nest hebt uitgekoren, Naar 't hoogste kruis der kerk beschoren, Ten burgt die 't aan zijn voeten ziet! 2 Vier, adelaar! uw drift de teug'len! Den bliksem tartend met uw vleug'len Op 't sneeuwbed van der bergen top; En gij, dien nooit het uchtend blozen Bedaard in 't donzig nest zag pozen, Als riepen u der kimme rozen, Stijg, leeuw'rik! stijg ten hemel op! [pagina 48] [p. 48] 3 En nu, ziet ge uit der eiken twijgen, Op flitsen die de veste ontstijgen, Van 's winters troon, in 't luchtgebied, Door neevlen die de laagte omhuiven Geen vederbos van verre wuiven? Geen rookend ros het zand doen stuiven, Keert nog mijn wélbeminde niet? naar victor hugo. Vorige Volgende