De werken. Deel 10. Poëzy 1827-1874(1890)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Jongelingschap. Hoe met geestdrift den beker des levens wij drinken, Ons door jeugd en gezondheid gevuld tot den rand, Als het oog in de verte de lauw'ren ziet blinken En de roos van de min in hun schaâuw is geplant! 't Paradijs licht weêr aan voor wie beide mag plukken, Doch heel de aarde blijft woest wie niet zaâm ze verwerft: Want den krans zonder roos rijt verveling aan stukken, Want de roos zonder krans slaat aan 't kwijnen en sterft; Maar de vrees dat ons glorie of liefde zou falen Is der koenheid des zaligsten leeftijds zoo vreemd, Als een huiv'ring voor 't schuilgaan der koest'rende stralen Aan 't ontluikend gebloemt van den zonnigen beemd. 1833. Vorige Volgende