De werken. Deel 10. Poëzy 1827-1874(1890)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Fanny. Een nagalm van André Chéniers Élégie. 'k Zag hoe eens anders blik, waar liefdes lachje in speelde, Een traan van meêgevoel deed rollen langs haar koon; 'k Zag hoe het honigzoet dat me op haar lippen streelde Ook hem, bedwelmend, werd geboôn; En toen op mijn gelaat een plotselinge ontroering De grieve bragt aan 't licht van mijn gefolterd hart Verzachtte een steelsche blik, vol teed're zielsvervoering, In mijn gemoed de wreede smart: Ai mij! de wilde duif door 's jagers schicht getroffen Weerhoudt in 't scheemrig bosch haar droeve klagten niet, De krijgsman vloekt de vuist die hem doet nederploffen; Wat deed ik haar die mij verried? Vorige Volgende