Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 274]
| |
ben, zouden zeer bekwaamlyk konnen worden vergeleeken met de gewrogten op andere plaatsen daar door veroorzaakt, 't en ware de vergelykinge wat haatelyk was; wy zullen dan dit tragten te vermyden, en ons alleenlyk ophouden met de wyze waarop zy te werk gaan by de Musulmannen. 't Belang der Vorsten, regeerende in deeze en in gene partyschappen, heeft van deeze verdeeldheden eene zaak van Staat weten te maaken. Een Schiiter te Constantinopolen, is aldaar geen zoo grooten Vyand van God en Mahomet, als van den Grooten-Heer en van deszelfs Regeeringe. De opvoedinge vormd de Menschen aldaar op dat grondbeginsel, en het schynt dat de Turken, gelukkiglyk vooringenomen door deeze vermenging van Staats- en Godsdiensts-belang, 't geen eigentlyk het werk is van eene schrandere Staatkunde, de Persiaanen niet anders konnen aanzien, dan op eene wyze, gelyk men een Mensch moet aanzien, die op eene andere manier, dan wy doen, in God geloofd. Wyders leggen de Sonniten en de Schiiten zig onderling te last de alderhaatelykste zaaken, euveldaaden, schelmeryen, meineedigheden en verraaderyen. Men word belast met Leerstukken en gevoelens, waar aan men zig zelven niet schuldig kend; ten minsten niet tot zoo verre, van daar uit zeekere gevolgen te hebben getrokken. Men verwyt elkanderen veranderingen te hebben gemaakt in de voornaamste Boekken en Manuscripten: en dit is 't gene de Turken aan de PersiaanenGa naar voetnoot(a) verwyten met opzigt tot den Alcoran. Hier na kan men niet anders, dan voor een van God verlaatenen, afschouwelyken, en Godslasteraar worden aangezien, en met die benaamingen zegt men dat de Turken de Persiaanen noemen. Op zoodanigen grondslag word de zaak van den Vorst ook noodzaakelyk de zaak van God; ook was het uit kragte deezer heilige Beweegreden, datGa naar voetnoot(b) Selim den Eersten den Oorlog aan de Persiaanen verklaarde. Zoo veele euveldaaden maakten alle banden van Vriendschap en Genegentheid los; en daarom is het ook niet geoorloofd, om de jonge Persiaanen in de Schoolen te nemen alwaar de Turksche jeugd word opgevoedt. Zelfs zou het konnen gebeuren dat men bedugt zou zyn, dat zoodanig een, welken men door de regels van Staatkunde, door 't vooroordeel der Partyschappen, en door dat der opvoedinge, gedwongen word eenen Vyand Gods te noemen, ook een Vriend des Duivels was geworden, om ons te konnen benadeelen door Toovery en Bezweeringen, of door zeekere toverkonstige indrukselen, welke de Duivel niet nalaat aan zoodanigen Ketter meede te deelen: en het zal mogelyk deeze Vrees weezen, welke ook elders niet geheel onbekend is, die de middelen, in 't werk gestelt om deeze schendaaden af te weeren, en derzelver verderffelyke uitwerkselen te doen nederstorten op den kop der gener, die, uit hoofde hunner Kettery, bekwaam geoordeelt worden om dezelve in 't werk te stellen, zal wettigen. Zoodanig is buiten twyfel den oorsprong des gebruiks, in Persië in zwang gaande, omtrent de Huwelyken, volgens het verhaal van eenen geloofwaardigen Schryver, welkersGa naar voetnoot(c) woorden ik alhier zal aanhaalen. ‘Om aan te toonen, zegt hy, hoedanigen haat zy de (Sonniten Turken) toedragen, zyn zy gewoon by 't sluiten van eenige Huwelyken, de Standbeelden derGa naar voetnoot(d) drie Leeraaren (men had moeten zeggen Imans) Abubeker, Othman en Omar, van suiker of deeg gemaakt, te stellen aan den ingang der Bruilofts-zaal, ten einde op dat de genoodde Gasten dezelve aanschouwende, daarop mogen laaten berusten de toverkonstige indrukselen, welke uit hunne oogen zouden mogen uitgaan, om eenige moeilykheden of eenig ongenoegen aan de nieuw-Getrouwden te veroorzaaken: want men is in de Oostersche Landen van gedagten, dat 'er Menschen worden gevonden, die, ik weet niet welk eene natuurlyke kragt bezitten, om de gene die hen aanzien te konnen betoveren, enz........ Hierom is het, dat, als wanneer de genoodde Gasten in de Bruilofts-zaal zyn gekomen, en hunne oogen op deeze Stand-beelden hebben geslagen gehad, zy dezelve van stonden aan verbryzelen, en in duizend stukken vermorsselen.’ Zoo men, by 't geene wy daar gezegt hebben, nog byvoegd, dat eene geduurige | |
[pagina 275]
| |
herhaalinge van vervloekkingen, op de Ketters toegepast, den algemeenen haat vermeerderd, en het belang der Souvereins ondersteund, zal men ook buiten twyfel als een trek van Staatkunde en te gelyk van Godsdienst aanzienGa naar voetnoot(a) de vervloekkingen, door de Muezims van Persië tegen Abubeker, Omar en Othman uitgeblixemt, ter tyd wanneer men het Volk aankondigd God te bidden. Maar, zal men zeggen, 't zyn niet dan de plompe Mahometaanen, die tot zoodanige buitenspoorigheden vervallen; de vooroordeelen, welke de verongelykingen en de Vervloekkingen in de Weereld brengen, hebben geen vat dan op laage Zielen, op het slegt Volkje, welke een Turksch Reiziger, die verstand en oordeel gebruikt, ook wysselyk in zyne verhaalen gelyk zal stellen met dat gepeupel onder de Christenen, 't geen in Spanje en in Portugaal zig vermaakt met eenen Calvinist en Lutheraan te verbranden, na dat dezelve in bordpapiere Kleederen als Duivels vermomd zyn, en in Engeland, met eenen Paus van stroo in 't vuur te werpen, 't geen niet minder belachelyk is. 't Is egter uit dat plomp Volkje dat de Staaten zyn zaamengestelt; en byaldien de Souvereinen niet regeerden dan over zulke Onderdaanen welke men daar van kan uitzonderen, of die zig zelven uitzonderen, zouden derzelver Regeeringen in zeer naauwe bepaalingen besloten zyn. Ik zal hier gaan verhaalen het Vonnis door den Mufti der Turken tegen de Persiaanen uitgesprooken, ten einde, op dat men van d'eene kant mag zien, welke die Hoofd-dwaalingen zyn, die de Sonniten verwyten aan de Schiiten; en aan de andere zyde bespeuren, tot hoe verre den geest van Partyschappen bekwaam is om de onderwerpen te vergrooten, en de natuurlyke Regten te schenden. Ricaut,Ga naar voetnoot(b) uit wien ik dit heb, zegt, dat het zelve genomen is uit een Boek deezes Muftis, 't geen te Constantinopolen, met behoorlyk verlof en goedkeuringe, in 't ligt is gegeven. ‘Ga naar voetnoot(c) Zoo het al eene Waarheid was, dat uwe Kettery in geene andere zaak bestond, dan in de verwerping van die drie doorlugtige Vrienden van Mahohomet, Omar, Othman, en Abubeker, zou egter uwe misdaad zoo zwaar zyn, dat dezelve niet zoude konnen uitgewischt worden door duizend Jaaren Biddens, of Beevaards, ter liefde Gods; en dat gy, des niet tegenstaande, gedoemt zoudet worden om in den alderdiepsten afgrond der Hellen te worden nedergestort, om aldaar eeuwiglyk beroofd te blyven van 's Hemels zeegeningen, en de vermaaken des Paradys. Dit Vonnis is bekragtigt door de vier Imans, te wetenGa naar voetnoot(d) Iman Arem, Iman Schafii, Iman Melie en Iman Hambeli. Daarom is 't, dat ik u, als een Vriend, laat weten, dat gy u bekeert van uwe Dwaaling, en dat gy uwen Leerling, den Koning Abbas, daar toe brengt, dat hy van gelyken doe. Deeze dwaalinge welke u den naam heeft doen verkrygen vanGa naar voetnoot(e) Kizilbaschs, dat is te zeggen, Kettersche Persiaanen; is te weinig vooru, gy hebt nog verfoeilyker willen worden dan de DruzenGa naar voetnoot(f): gy hebt uwe agtinge verlooren, gy zyt in alle de Leerstukken uwes Godsdiensts en uwer Zeeden verderflyk geworden, zoodanig, dat ik my niet kan onthouden van u te moeten zeggen, dat het geoorloofd is, u het Leeven te benemen, en u, om God daar mede dienst te doen, te verdelgen. Uwe gevoelens zyn door Giafer Efendi wederlegt, die verklaart heeft, dat de Persiaanen, even als de Heidenen, | |
[pagina 276]
| |
eerloos zyn, en die uit zeventig plaatsen des Alcorans, en met de waaragtige Woorden van Mahomet, aangetoont heeft, dat zy in eene gantsch openbaare Dwaalinge steeken. Zoo de Christenen Lyf en Leeven hebben verbeurt, overmits zy zeggen dat 'er in God eene Drieheid is; kund gy dan wel verwagten van met meerder zagtheid te zullen worden gehandelt, gy, die op zeventig verscheidene plaatsen van den Alcoran aan Kettery zyt schuldig verklaart? Een uwer alderverfoeilykste gevoelens bestaat hier in, dat gy gelooft verpligt te zyn om in uwe Mosqueen te zaamen te koomen; dogGa naar voetnoot(a) niet om aldaar uwe Gebeden te doen: tot welk een ander einde moet gy dan op die plaatsen vergaderen, zoo 't niet is om te bidden? Mahomet zelf heeft immers wel uitdrukkelyk gezegt, dat een iegelyk, die in de Vergaderplaatsen komt zonder 't voornemen om aldaar te bidden, een Huichelaar is; dat hy van God vervloekt is; dat hy geenen Zeegen zal erlangen, nog over zyn Huisgezin, nog over zyne Goederen; dat hy verlaaten is van de goede Engelen, en door de Duivelen steeds vergezelschapt word; en dat hy nooit gelukkig zal zyn, nog in deeze Weereld, nog in de toekomende. Om u zelven hier van te ontschuldigen, zegt gy, dat de oude Ordening der Pries teren vernietigt is, dat gy niemand hebt die van een genoegzaam heilig en voor beeldelyk Leeven is, waar door hy bekwaam mag worden geoordeelt om u te leeren, of om u ten Leidsman te verstrekkenGa naar voetnoot(b) in de heilige Gebeden, welke gedaan worden in de openbaare Vergaderingen. Hoe! zyt gy geheel en al ontbloot van heilige Mannen, Nakomelingen van Mahomet? Zoo 'er eenige van die onder u zyn, waarom dog volgt gy hen niet na, en waarom wandelt gy niet in derzelver stigtelyke voorbeelden? Dog gy-lieden zyt geslagene Vyanden aller Afkomelingen van Mahomet, en gy tragt u te verontschuldigen dat gy u niet bedient van de Imans, om dat derzelver Opregtheid niet kan ophaalen de eenvoudigheid der Kinderen. Het is eene Waarheid, dat gy in dit stuk eenigszins gelyk hebt: want uwe Imans zyn niet alleen Ongeloovigen, voor zoo veel aanbelangd het stuk der Leere; maar zy zyn nog daar-en-boven van een gansch ergerlyk gedrag. Uw Koning, die uw Oppersten Priester is, gaat in de H ..r...n, en in andere oneerlyke en schandelyke plaatsen, hy neemt de schoone en kuische Vrouwen uit de armen haarer Mannen weg, en maakt ze in 't gezigt en tegen woordigheid van de gansche Weereld tot zyne Bywyven. Zeekerlyk wanneer het Voorbeeld van den Vorst diergelyke misdaaden met zyn Gezag bekragtigd, maaken de Onderdaanen, van wat staat zy ook mogen zyn, niet veel zwaarigheid van hem na te volgen. Gy verwerpt het Kapittel vanGa naar voetnoot(c) de Overdekking in den Alcoran, als of het zelve niet egt was. Van 's gelyken handelt gy met de Veerzen die aan ons geopenbaart zyn om de heiligeGa naar voetnoot(d) Aische's wille. Aangaande de Abdest, of Wasschinge, gelooft gy, dat het niet geboden is den Voet naakt te wasschen; maar alleen, denzelven ligtelyk van boven te besproejen. Gy-lieden bescheerd ook nooit de kneevels uwer baarden; maar denkt te konnen volstaan met het hair der kin af te scheeren, 't geen egter 't verciersel eens Mans is, en hem eenen luister | |
[pagina 277]
| |
geeft: ook geeft gy aan denzelven zoodanigen gedaante als 't u behaagd. In plaats dat gy het groen, 't geen de kleur der Baniere van Mahomet is, niet zoudet gebruiken, dan om daar meede de alderedelste deelen des Lichaams te vercieren, bedient gy u daar van tot uwe Schoenen en tot uwe Koussen; als wildet gy daar meede aantoonen, hoe weinig werks gy maakt van den Profeet, en hoe weinig agtinge gy hem toedraagt. Gy drinktGa naar voetnoot(a) Wyn, zonder eenige bekommertheid in uw gemoed, hoe zeer denzelven aan de waare Opvolgers der Wet een grouwel is; ook maakt gy geen onderscheid tusschen het Vleesch, of hetGa naar voetnoot(b) rein of onrein is; maar eet van alles, zonder eenig onderscheid. Zoo ik wilde spreeken van de zeventig Artikelen, waar in gy dwaalt, en waar omtrent uwe Gevoelens gansch en gaar verderflyk zyn, zou ik genoodzaakt wezen om van dit geschrift een geheel Boek te maaken, en ik zou van myn voornemen, om kort te zyn, moeten afwyken. Gy hebt eene afschouwelyke gewoonte, daar in bestaande, dat gy toelaat dat verscheide Mannen vleeschelyken omgang hebben met eene en dezelve Vrouw.Ga naar voetnoot(c) Aan wie dog van die alle zal de Vrugt van die schandelyke omhelzingen toekoomen? Welk Boek of welke Wet hebt gy-lieden, of welk voorbeeld vind gy onder andere Natiën, die eene zoodanige gewoonte en zoo tegenstrydig aan de Natuur bekragtigen? Welke goede hoedanigheden konnen de Kinderen, die uit deeze Vaders gesprooten zyn, hebben? Men moet zig, na allen deezen, niet verwonderen, zoo men niemand onder ulieden waardig vind tot de bedieninge van Priester of van Regter. Maar kond gy-lieden onreedelyk genoeg zyn, om te zeggen, dat de Gebeden, die in 't openbaar in de Mosqueen worden gedaan, niet noodzaakelyk zyn? Mahomet zelf bad met het Volk, en dikwils liet hy den Godsdienst verrigten door Abubeker, en volgde hem, even als al het overige Volk. Waarom dog vraagt gy niet aan de Pelgrims die naar Mekka gaan, wat de vier Altaaren,Ga naar voetnoot(d) welke men aldaar in de Mosquee heeft gestelt, beteekenen? Is zulks niet om te bidden voor de vier regtzinnige Gezindheden? Waarom schikt gy u niet naar dat voorbeeld? Dog gy volherd steeds in uwe boosheid en in uwe hoofdigheid, en gy zyt Vyanden Gods en zynes Profeets. Wat zult gy ten dage des Oordeels aan Mahomet en aan zyneGa naar voetnoot(e) vier Vrienden konnen antwoorden? Zedert zoo veele Eeuwen, dat zy gestorven zyn, maakt gy hunne assche weder leevend', om hen smaad aan te doen, stellende hunne Standbeelden, van zuiker gemaakt, op uwe Huwelyks-Feesten, om dezelve vervolgens uit veragtinge omverre te stooten, ten einde om de nieuw-getrouwden daar meede te vermaaken, en de Bruilofts-Gasten te vervroolyken. Ga naar voetnoot(f) Is niet Abubeker den eerstbe- | |
[pagina 278]
| |
keerden tot het Geloof geweest? Was niet Omar den alderwakkersten Oorlogsheld tegen de Christenen voor den Mahometaanschen Godsdienst? De kuische Othman, heeft die niet op order gestelt, en de afdeelinge gemaakt in de Kapittelen des Alcorans? Aly, dien wakkeren en verstandigen Aly, heeft die niet gedragen denGa naar voetnoot(a) Dhul-fecar, of 't Zwaard met twee punten? En Iman Hassam, en Iman Hussein, zyn die geen Bloed-getuigen voor 't Geloof in de Woestyne van Kerbela geweest? Heeft niet Mahomet met zyn eigen mond gezegt: ô Aly! daar zyn tweederhande soort van Menschen tot de Helle verordineert; een, der gener die u beminnen, en een, der gener die u niet beminnen? Draagt gy den rooden Tulband niet, om des te schuldiger te zyn, overmits u gedrag boos is, en gy de Afkomelingen des Profeets niet lief hebt, nog het Huisgezin der Geloovigen, gelyk 'er geschreeven staat in het Boek AadikGa naar voetnoot(b)? De Christenen bewaaren de hoef van den voet des Ezels welke den Messias heeft gedraagen, in Kassen van goud en zilver. Zelfs houden zy 't voor een groote Eer, om met hun Aangezigt, met hunne Handen, of met hun Hoofd, zulken heiligen Overblyffel te mogen aanraaken; dog gy-lieden, die u zelven reekent Leerlingen van Gods Profeet te wezen, en gesprooten te zyn uit het bloed en 't huisgezin zyner Vrienden, gy veragt eenen zoodanigen roemwaardigen tytel, gebiedende, dat na het doen uwer Gebeden, dat is te zeggen na de EzanGa naar voetnoot(c), de Vervloekkingen tegen de heilige Vrienden en Verwanten des Profeets zullen worden uitgesprooken. Behalven dit alles houden uwe Boekken staande, dat het geoorlooft is te rooven en te branden op de Landen der Musulmannen, ja dezelve te verdelgen; daar-en-boven staan zy toe, dat men derzelver Vrouwen opligte, en derzelver Huisgenooten wegneeme, om ze tot Slaaven te maaken. Uwe boosheid is zoo verre gaande, dat gy die elendige Menschen, om hen des te meer schande aan te doen, gansch naakt op uwe Markten brengt, om dezelve aldaar aan de meestbiedenden te koop te veilen. Zelfs de Heidenen vinden zulks niet eerlyk gedaan. Hier uit blykt het, dat gy-lieden de doodelykste en de alderonverzoenelykste Vyanden zyt, welke wy op den ganschen Aardbodem hebben. Gy zyt barbaarscher en wreeder tegen ons, dan deGa naar voetnoot(d) Seziditen, deGa naar voetnoot(e) Kiafirs, deGa naar voetnoot(f) Zindikiten, en de Druzen. Kortom, gy zyt de riool | |
[pagina 279]
| |
van alle vuiligheden. De Christenen en de Jooden mogen hoopen om eens t' eeniger tyd waare Geloovigen te zullen worden, dog gy-lieden kunt zulks nooit wezen. Dit noodzaakt my, uit kragte van het gezag dat ik van Mahomet zelf heb ontfangen, om over u uit te spreeken, dat het aan alle Geloovigen vrystaat, van wat Natië dezelve ook mogen wezen, u-lieden het Leeven te beneemen, u te verdelgen en uit te roeyen. Zoo 't iets verdiend by God eenen Christen te dooden, zoo zal het zeventigmaal grooter Verdienste zyn een Persiaan den hals te breeken. Ik hoop, dat de Goddelyke Majesteit, in den Dag des Oordeels, u-lieden verwyzen zal om te zyn de Ezels der Jooden, om door die verfoeielyke Natie naar de Helle te worden gevoert. Daar toe wensch ik, dat gy-lieden eerlang door ons uitgeroeit zult worden, door ons, door de Tartaaren, door de Indiaanen, en door de Arabiërs, onze Broederen en onze Geloofs-verwanten. Wat aangaat de hedendaagsche Secten des Mahometaandoms, vooral die, waar van Ricaut, die voor omtrent 70. jaaren zyn Verhaal schreef, spreekt, als van zulke, welke zig kortelings hebben opgeworpen, zal ik een gedeelte uitschryven van 't geen dien Engelschman daar van geschreeven heeft, en ik zal daar by voegen eenige aanmerkingen, welke dienen zullen, even als de voorgaande, om deezen Autheur op te helderen en te verbeeteren. ‘Ga naar voetnoot(a) De Zeïditen beweeren, dat God eenen Profeet zal zenden onder de Persiaanen, met eene Wet die den Godsdienst van Mahomet moet afschaffen. Andere Ketters.... ontkennen, dat 'er iemand is die op deeze weereld heilig kan worden genoemt, uitgenomen alleen de Profeeten, die zonder zonde zyn geweest. Wyders zeggen zy, dat de Geloovigen God in de andere Weereld zullen aanschouwen, zoo klaar als de Maan, wanneer ze vol is, zig aan ons vertoond. Dit is tegenstrydig met de Leere van Mahomet, welke zegt, dat God in de andere weereld, even als in deeze, onzienlyk is. De MalumigistenGa naar voetnoot(b) welker benaaminge Bespier door die van Kundige vertaald, beweeren, dat men God in deeze Weereld volmaaktelyk kan kennen, en dat de menschen door de kennisse van hen zelven konnen geraaken tot de volkomene kennisse hunnes Scheppers. Dit loopt regelregt aan tegen het gevoelen derGa naar voetnoot(c) Mezzachulienzen, welke staande houden, dat de gene die God in deeze weereld kennen, door eenige straalen zyner Heerlykheid en zynes Weezens, zalig, en onder 't getal der waare Geloovigen gestelt konnen worden. DeGa naar voetnoot(d) Jabajahiten zeggen, dat de kennisse Gods zig zoo verre niet uitstrekt dat God alle zaaken zoude weeten, beweerende, dat God de weereld regeerd volgens den zaamenloop van verscheidene uitwerkselen, overmits hy, nog van alle eeuwigheid, nog ten tyde der scheppinge, heeft gehad eene volmaakte kennisse van alle byzonderhe- | |
[pagina 280]
| |
den, die voor stonden te vallen. Wyders zeggen zy, dat de kennisse Gods door den tyd en door de ondervindinge volmaakt word, eveneens als die der menschen. De Kadezadeliten begonnen onder de Regeeringe van Sultan Morat voor den dag te komen. Hun eerste Hoofd wierd genaamt Birgali Efendi. Dees vond zeer veele plegtigheden uit, welke worden waargenomen in de begraaffenissen, ten tyde wanneer 'er voor de zielen der afgestorvene gebeeden word. De Voorstanders deezer Gezindheid doen hunnen Iman luidskeels roepen aan de ooren van het doode lichaam, dat het gedagtig heeft te weezen, dat 'er maar een God en een Profeet is. De meeste Fyne deezer Gezindheid zyn Russen en andere verloochende Christenen, aan welke nog eenige verwarde denkbeelden van het Vagevuur en van de gebeeden voor de overleedene zyn bygebleeven. Zedert eenige weinige jaaren is 'er onder de Turken een gevoelen opgereezen, 't geen door de beschaafdste Lieden van 't Serrail word nagevolgt, en genoegzaam doorgaans binnen Constantinopolen in zwang gaat. Die 't zelve belyden te gelooven, wordenGa naar voetnoot(a) Clupmessahiten genaamt. Deeze beweeren, dat Christus God, en den Zaligmaaker der weereld is. De jonge schoolieren van 't Hof des Grooten-Heers zyn doorgaans van dit gevoelen, inzonderheid de welleevendste, en de gene, die de meeste beschaafdheid en andere pryswaardige hoedanigheden bezitten: Invoegen het eene manier van spreeken, zeer in gebruik onder hen, is, wanneer zy iemand willen pryzen, die door deeze begaafdheden boven andere uitmunt, tegen hem te zeggen: Chupmessahi-sen; als of zy wilden zeggen: Gy zyt beleefd en verpligtend, even gelyk iemand behoord te zyn, die belydenisse doedt van den Messias te dienen. Van dit slag van Volk zyn 'er zeer veele te Constantinopolen, en daar zyn 'er geweest die deeze Leere met zoo veel moed en standvastigheid hebben staande gehouden, dat zy liever het Martelaarschap hebben verkooren, dan dezelve te verlaaten. Daar is eene Secte van Ongodisten, bekend onder den naam vanGa naar voetnoot(b) Muserim, 't geen ten naastenby wil zeggen, Het waare Geheim is by ons. Dit geheim is niet anders, dan volstrektelyk de Godheid te lochenen, en te gelooven dat het de Natuur, of het inwendig beginsel aller weezens is, 't geen den welgeschikten loop der zaaken, welken wy dagelyks met zoo veel verwondering beschouwen, bestierd. Daar van daan komt het, naar hun zeggen, dat de Zon, de Maan, en de Sterren haaren oorsprong hebben, en haare beweginge ontfangen. Dit is 't, dat den mensch doedt uitspruiten, opwassen, en wederom verwelkeren als het gras en als de bloemen. Te Constantinopolen is 'er zulk een verbaazend getal van lieden die dit beginsel staande houden, dat men zig daar over verwonderen moet, en teffens verschrikken. 't meerengedeelte deezer Godloozen zyn de Cadis, en de geene die in de Arabische Boekken geleert zyn. De andere zyn verloochende Christenen, die om de wroegingen, welke zy om hunnen afval in hunne gewisse voelen, te ontgaan, zig zelven geweld aandoen, om overtuigt te worden dat 'er na dit leeven niets te vreezen nog te hoopen is. 't Heugd my nog, dat een man van deeze Gezindheid, genaamt Mahomet Efendi, die zeer ryk was, en zeer wel onderweezen in de Oostersche Wetenschappen, ter dood wierd gebragt terwyl ik nog te Constantinopolen was, overmits hy onbeschaamdelyk het aanweezen Gods geloochent had. Hy was gewoon zyn afschouwelyk gevoelen door deeze bewysreden staande te houden. Of daar en is geen God, zeide hy, of hy is zoo wys en voorzigtig niet als onze Leeraaren hem ons prediken; wyl hy anderszins niet zoude dulden, dat ik leeve, ik, die zyn grootsten vyand ben welken hy in de weereld heeft, en die wat lache met zyne Godheid. 't Is eene zeer opmerkelyke zaak, dat dees man zyn leeven konnende behouden met zyne dwaalinge te bekennen, en met te belooven van voor altoos afstand van dezelve te zullen doen, liever in zyne Godslasteringen wilde volherden; om dat, gelyk hy zeide, | |
[pagina 281]
| |
schoon hy geene belooninge altoos had te wagten, egter de liefde tot de waarheid hem verpligtte, het martelaarschap te ondergaan, om dezelve te verdeedigen. Deeze zoo besmettelyke Leer is tot in het Serrail doorgedrongen, en heeft de Vertrek-plaatsen der Vrouwen en der Gesneedenen aangesteeken. Voorts is dezelve voortgekroopen tot de Bachaas, en heeft haar vergif door het gansche Hof verspreidt. De Voorstanders deezer Secte hebben eene buitengewoone Vriendschap voor elkanderen, en bewyzen zig onderling allerlei gewigtige diensten. Zy zyn beleefd en herbergzaam, en zoo zy by geval eenen gast krygen die van hun gevoelen is, doen zy hem goeden cier maaken, zoo veel 't hen immer mogelyk is; zy spreeken met hem uit de borst, en na hem alle bedenkelyke onthaalen te hebben aangedaan, laaten zy hem met een schoone Vrouwspersoon, welke hy verkiest, alleen, om hem den nagt met des te meer vergenoeging te doen doorbrengen. Men wil dat Sultan Morat dit gevoelen, zoo in zyn Hof als in zyn leeger, zeer begunstigde. De Cadizadeliten volgen ten naasten by de zwaarmoedige en strenge manier van leeven der Stoïken na. Zy vlieden de Gasteryen, de Muziek, en de vermaakelyke Byeenkomsten, stellende zig allerwegen als deftige mannen aan. Zy spreeken zonder ophouden van God, zoo in 't openbaar als in 't byzonder, herhaalende altoos deeze woorden, La Ilah illa Allah (daar is maar een God) zonder zulks moede te worden. Daar zyn 'er onder hen, die gansche nagten overbrengen met zitten, en met het lichaam geboogen naar de aarde, zonder iets anders te doen, dan met eene droevige en klaagende stemme te herhaalen de zoo even bygebragte woorden. Zy zyn buitengemeen stipt en naauwkeurig in het waarnemen der regels hunnes Godsdiensts. Zy geeven zig insgelyks over aan de oeffening van hunne Burgerlyke wetten, scherpende zig met zeer veel zorge op het zintwisten, zoo om tegen hunne partyen iets op te werpen, als om dezelve te konnen beantwoorden, ten einde, om niet een eenig punt over te slaan, zonder dat het zelve wel overwogen, en wel verklaart is. Kortom, 't zyn huichelaars in den uitersten graad in hun gansche gedrag. Zy hebben zeer groote gedagten van hen zelven, en handelen alle de gene die niet van hunnen aanhang zyn, met zeer veel veragtinge. Zy zullen dezelve byna niet eens groeten, en konnen derzelver onderhoud niet dan bezwaarlyk verdraagen. Zy trouwen hunne kinderen niet uit, dan aan huizen die insgelyks alle hunne plegtigheden waarnemen: zy hebben ook eene zeekere Burgerlyke regeering onder zig, waar door het bykomt, dat zy 't regt hebben om te mogen berispen de gene, die zig met al te weinig ingetoogentheid komen te gedraagen, en wanneer dezelve niet van leevens-wyze veranderen, na alle vermaaningen aan hen gedaan, doen zy hen in den ban, en sluiten hen buiten hunne gemeenschap. Zy zyn voor 't meerengedeelte Handwerksof Kooplieden, invoegen hun stil leeven zeer veel toebrengt om hunne zwaarmoedigheid te koesteren, en om stoffe te verschaffen aan hunne dweeperyen en buitenspoorigheden. Daar zyn 'er verscheide van deeze zwaarmoedige Gezindheid, die een mengelmoes maaken van 't Christendom en van den Mahometaanschen Godsdienst. Deeze zyn voor 't meerengedeelte Soldaaten, en woonen op de grenssen van Hongarië en Bosnië: zy gebruiken een Evangeli-boek in de Slavonische taal, en doen zig dat brengen uit Moravië en uit Ragusa. Zy oeffenen zig ook in de geheimen des Alcorans, en leeren daarom het Arabisch, en, om niet door te gaan voor plompaards en voor lieden zonder verstand, waanen zy ook de Persische taal te verstaan, welke aan het Hof des Grooten-Heers zeer in gebruik is. Geduurende de maand Ramazan drinken zy Wyn, schoon 't de maand der Vasten is; dog, om geen ergernisse te geven, doen zy 'er geen Kaneel of andere Speceryen in, en noemen het Hardali; en alsdan gaat het voor een geoorloofden Drank door. Zy houden veel van de Christenen, en beschermen dezelve, zoo veel zy konnen, van de geweldaadigheden en mishandelingen der andere Turken. Zy gelooven, dat Mahomet de Heilige | |
[pagina 282]
| |
Geest is, belooft door Jesus-Christus, en dat de nederdaaling des Heiligen Geests op den Pinxterdag, geweest is de figuur en 't voorbeeld van de komste Mahomets: Ook beweeren zy, dat op alle plaatsen, alwaar het woord παράϰλητος, Trooster, word gevonden, gezien word op hunnen Profeet, aan wiens oor de Witte Duif zoo meenigmaal heeft geopenbaart, den weg welke de Menschen tot de bezittinge des hoogsten goeds leid. Alle deGa naar voetnoot(a) Poturen van Bosnië zyn van deeze Gezindheid; dog zy betaalen Schattingen, even als de Christenen. Zy hebben eenen afkeer van de Beelden, zoo wel als van het teeken des Kruisses: zy houden de Besnydenisse in gebruik, bedienende zig daar omtrent van het voorbeeld van Jesus, om dezelve gezag by te zetten. De Bectaschiten hebben hunnen naam gekreegen van zeekeren Bectasch: zy zyn, zegt Ricaut, eene Gezindheid, die 't Hoofd heeft opgesteeken onder de Janitsers’. Zoo den Bectaschculi, waar van d'Herbelot spreekt, het Hoofd is geweest deezer Bectaschiten, dan moeten deeze Bectaschiten Dweepers zyn. Zoo 't den Hagi-Bectasch is, die gelegentheid heeft gegeven tot de instellinge van 't Krygsvolk, Janitsers genoemt, en die, na dat hy die nieuwe Krygsknegten gezeegent had, op 't hoofd van hunnen Oversten eene der mouwen van zynen Rok zettede, dan is hy van de Turken voor een Heilig aangezien geweest. Wat hier ook van zy, volgens het zeggen van Ricaut, en van VaderGa naar voetnoot(b) Maracci, berooven de Bectaschiten God van alle zyne Eigenschappen. ‘Men zegt, dat zy begonden voor den dag te komen ten tyde van Soliman den Voortreffelyken. Zommige noemen hen Zeratiten, dat is te zeggen, zoodanige die 't Overspel houden geoorloofd te zyn, en die zig, zonder eenigen schroom, vleeschelyk vermengen met hunne naaste Bloedvrienden; (om deeze redenen) worden zy buiten twyfel van het Gemeen genoemt de Mum-sconduren, of de gene die de Kaars uitblusschen. Daar is onder de MahometaanenGa naar voetnoot(c) een soort van Sabeërs, die de verbeeldinge hebben, dat 'er, ik weet niet wat Godlyks is in de Zon en in de Maan, ter zaake van den invloed welken die twee Gesterntens hebben op alle Schepselen. Daar zyn eenige Sterrekykers en Geneesheeren deezer Gezindheid te Constantinopolen.Ga naar voetnoot(d) Dog in Medië en in Parthen zyn zy in grooten getale. De Mannen bidden door de bank de Zon aan, en de Vrouwen de Maan; eenige andere hebben eene hoogagtinge voort 't Gesternte aan de Zuid-pool. Deeze Sabeërs zyn niet zeer gestreng in hunne Leevenswyze, nog zeer aankleevende de Plegtigheden hunnes Godsdiensts; maar hun gedrag is zeer verstandig, en zeer geregeld. Van de Onsterflykheid der Ziele zyn zy niet al te wel overtuigt, slaande ook niet al te zeer geloof aan de Straffen of Belooningen des toekomenden Leevens. Zy haaken niet zeer om wraak te zoekken over 't ongelyk of de beledigingen welke men hen kan aandoen, overmits zy dat alles opnemen, als natuurlyke gewrogten der Hemelsche invloeyingen, en zy trekken zig zulks niet meer aan, dan wy doen, wanneer wy voelen dat een slag-regen op ons nederstort, of wanneer de felle hitte der Zon ons geduurende de Zomer-zonnestand verzengd. De Munasichiten zyn eene zuivere Pythagorische Gezindheid. Zy gelooven de Zielsverhuizing, of de overvaaringe der Zielen van 't een Lichaam in 't ander: men vind 'er eenige daar van te Constantinopolen. De Gezindheid der Eschrakiten, dat is te zeggen der Verligte, is zuiver PlatonischGa naar voetnoot(e). Die daarvan Belydenisse doen, geeven zig geheel en al over aan de beschouwing van het denkbeeld der Godheid en van de getallen die in | |
[pagina 283]
| |
God zyn: want, schoon zy de eenheid Gods beweeren, staan zy des niettegenstaande ook toe de Drieheid, als een getal, uit de Eenheid voortvloeiende. Zy verklaaren deeze stelling met de gelykenisse van drie vouwen in eene Neusdoek, die den naam kan aannemen van drie, dog die egter niet anders dan een enkel stuk doeks uitmaakt, wanneer ze uitgespannen word. Deeze hebben gansch geene groote gedag ten van den Alcoran. Zy bedienen zig daar van alleenlyk in zoo verre, als zy hem bevinden overeen te komen met hunne beginselen, ten einde om dezelve daar door te bekragtigen; dog zy verwerpen het overige, eveneens als ware het afgeschaft. Over mits zy gelooven, dat in de beschouwinge der Majesteit Gods het hoogste goed des Menschen bestaat, veragten zy de droomeryen, en de plompe in beeldingen van Mahomet, nopende de Wellusten des Paradys. Alle de Schees, en alle de verstandige Predikanten van de Koninklyke Mosqueen zyn van deeze Gezindheid. Zy zyn zeer stipte waarnemers van hunnen Godsdienst, gemaatigd in hunne Maaltyden, van zeer vroolyken aard, en aangenaam in hunnen omgang. Zy zyn groote Liefhebbers van de Zang- en Speelkonst, oeffenende zig eenigszins in de Digtkunde, en maakende Gedigten,Ga naar voetnoot(a) om hunne Gehoorplaatsen op te schikken. Wyders zyn zy zeer edelmoedig, en grootelyks met de elenden van 't Menschdom medelyden hebbende. Zy zyn nog gierig, nog gestreng, nog laatdunkend'; hierom word hun Gezelschap binnen Constantinopolen zeer gezogt. Jonge Lieden, die wel gemaakt en geestig zyn, te zien, is hen een groot vermaak; en daar uit nemen zy gelegentheid, om zig op te beuren tot de beschouwing der schoonheid en der volmaaktheid Gods. Voorts betoonen zy groote liefdaadigheid voor hunne Evennaasten, om dat ze, naar hun zeggen, Gods Schepselen zyn. Zy zoekken, zoo veel zy konnen, naar welgemaakte Scholieren, en naar zulke, die te gelyk luister en bevalligheid hebben, en leeren hen gemaatigd, kuisch, en deftig te wezen, en met een woord, zig te onthouden van alle kwaade daaden, en alle deugden te behertigen. Deeze Secte der Turken verdiend dat ze gestelt worde boven alle andere; en ik beklaag de gene die daar belydenis van doen, dat zy niet gebooren zyn in den schoot der Christelyke Kerke, en dat zy niet onderweezen zyn in de Verborgentheden des Christendoms. DeGa naar voetnoot(b) Hairetiten, of Verwonderaars, zyn van deeze zeer verscheiden. Zy worden aldus genaamt, vermits zy aan alles twyfelen, en nooit iets vast bepaalen. Zy konnen niet verdraagen dat men zintwiste; nog dat men moeite doe om de Waarheid te zoekken. Zy nemen nooit ter herten om iets af of aan te raaden, zeggende, even als de Academische Wysgeeren, dat de Leugen zoodanig opgesmukt en geblanket kan worden, door de sneedigheid en spitsvinnigheid des menschelyken Verstands, dat dezelve voor eene ontwyfelbaare Waarheid zal doorgaan; en dat daar en tegen de Waarheid zoodanig vermomt en bezwagtelt kan zyn, doorGa naar voetnoot* bedriegelyke sluitredenen en valsche betoogingen, dat dezelve zoo wanschaapen, en zoo afschouwelyk voor den dag zal komen, als de leugen zelve is. Hierom beweeren zy, dat 'er niets zeekers, maar alles waarschynelyk is, en dat het te vergeefsch is, dat men eenig ding door betoogingen tragt te bewyzen. Wyders zeggen zy gemeenlyk, wanneer het zaake is over eenig leerstuk in verschil, God weet het, ons is 't onbekend. Egter zyn 'er Predikanten onder deeze Gezindheid, die van die bediening allengskens opklimmen tot die van Mufti, in welke waardigheid te bedienen zy zig niet anders gedraagen dan in alle andere zaaken, en volgens hunne gewoonlyke slofheid; invoegen zy altyd gereed zyn, om de vonnissen te onderteekenen ten voordeele der gener welke hen om raad vraagen; voegende daar | |
[pagina 284]
| |
meest altyd onder aan by, God weet, wat best is. Aangaande wyders hun Leeven en Gedrag, zy onderhouden naauwkeuriglyk de Plegtigheden van den Godsdienst van Mahomet, en de Geboden der Burgerwet. Dit niet tegenstaande houden zy altyd iets van hunne natuurlyke geneigdheden, en laaten zig meenigmaalen door 't geweld hunner driften wegsleepen. Zy drinken Wyn, om niet te schynen van eenen grynigen en onmeegaanden aart te zyn; dog door de bank gebruiken zy Siroopen, daar Opium in komt; waar door hunne aangeboore plompheid nog word vermeerdert: zulks dat, wanneer hen de dampen deezer Droogery in 't hoofd zitten, zy alles, wat hen voorgestelt word, beaangenaamen, hoedanige tegenstrydigheid 'er ook mag wezen in de Zaaken welke aan hen worden voorgestelt. Dit komt, volgens hun zeggen, daar niet van daan, als waren zy van de Waarheid van d'eene voorstelling meer overtuigt, dan van d'andere; maar om dat zy zulks doen uit toegevendheid voor hunne Vrienden. En hoe zeer zy de Eschrakiten koppige en eigenzinnige Leeraaren noemen, bemerkt men egter door ondervindinge, dat de Muftis, die onderweezen zyn geweest in de Schoolen der Eschrakiten, veel gelukkiger zyn geweest, dan die van de Gezindheid der Hairetiten: en zulks, overmits de eerste, zig gedraagende naar een vast beginsel, deGa naar voetnoot(a) Fetfas niet teekenden, dan met groote omzigtigheid; en om dat zy, hun Slotvonnis uitende over zaaken van aangelegendheid, en het welweezen van den Staat betreffende, zig liever bloot wilden stellen om hun Ampt te verliezen, dan om een eenige Zaak tegen hun gemoed te beslissen; in plaats dat de andere, byna nooit eenig overleg maakende op 't geen zy kwamen te teekenen, zig veeleer lieten bestieren door 't geval, dan door de gezonde Reden: invoegen dat, als wanneer den uitslag niet altyd overeenkwam met de verwagtinge van den Vorst, of van zyne Staatsdienaaren, dezelve al de schuld daar van op den raad des Mufti wierpen: zulks zy veel meer onderworpen zyn geweest, om met de Dood of Ballingschap gestraft te worden, dan de Eschrakiten. Ik gaa voorby de Aanmerkingen, welke Ricaut maakt over het groot getal Secten die 'er onder de Mahometaanen zyn. 't Zou, myns bedunkens, beeter wezen, om 'er andere te maaken over den aart deezer Secten. De Gevoelens van verscheide deezer Ketters zyn voor het meerengedeelte dubbelzinnig, en konnen, zoo wel ten kwaaden, als ten goeden, werden uitgelegt. Zoodanige zyn die der Malumigiten en der Mezzachuliënzen. De Gevoelens van eenige andere konden wel of kwalyk uitgelegt, of kwalyk verstaan zyn: als, by voorbeeld, dat der Jabajachiten, 't geen in 't oog schynt te hebben de wyze op welke God de gebeurtelyke uitwerkselen kend, en zyne byzondere voorzienigheid. Aangaande de Muzerrins enz. Zoo derzelver Gevoelens getrouwelyk worden opgegeeven, is het niet mogelyk, eene verdeediging daar voor te maaken. Dog zyn dezelve wel getrouwelyk opgegeven, en heeft men niet al te zeer getragt om hen te bezwaaren met de Vervloekkingen van 't Gemeen? De Regtzinnigen van het Mahometaandom hebben hunne zwakheden, even als de onze: Wagten wy ons egter van zwakheid met zwakheid te vergelyken. Ieder een weet, dat die der Mahometaanen ganschelyk geene Verdiensten hebben. By aldien egter, 't geen men van de Muzerrins getuigd eene waarheid is, zou men hen mogelyk konnen aanzien voor een overschot van eenen zeekeren Schamalgani, welke, behalven de Zielsverhuizinge, beweerde, dat, zelfs in dit Leeven, de overgietinge der eene Ziele in d'andere mogelyk was, en dat deeze Zielen zig te zaamen konden vermengen enz. Uit kragte deezer overgietinge keurde hy de alderbloedschandigste vleeschelyke Verkeeringen voor goed, als een middel, om daar door te komen tot eene meer volmaakte Overgietinge, waar in men, naar maaten van den meerderen of minderen voortgang welken men gemaakt had, | |
[pagina 285]
| |
meededeelde, (of, durf ik zoo spreeken, ingoot) zyne Verligtingen aan de min volmaakten. Schamalgani en zyne Navolgers, welke men de Verlichte genaamt heeft, voerden de onbeschaamdheid in zulken hoogen top, dat zy durfden staande houden, dat de Zielen der geener, die de meededeeling des ligts weigerden, deeze misdaad zouden boeten na hunne dood, in de Lichaamen welke zy alsdan zouden beslaan. By al 't geene gezegt is nopende de Secten, moet Adbem worden gevoegt, een der alderoudste Quiëtisten van het Mahometaandom. In een zyner Gezigten had hy zig door eenen Engel doen opschryven, volgens het zeggen van zyn Legendboek, onder het getal der geener die God beminnen: en deeze liefde week geenszins voor die van onze al te ver gaande Mystyken; vermits hy, byna even als de onze, zeide, ‘Dat hy de Helle met den Wille Gods zoude verkiezen, voor het Paradys zonder die volkome Godlyke toestemminge. Ik had liever, zeide hy in dien zelven Zin, ter Hellen te gaan, betragtende den Wille Gods, dan te genieten de Welluften des Paradys, met hem ongehoorzaam te zyn’. Men begrypt ligtelyk, dat dit alles niet anders is, dan een tegenstrydig mengelmoes. Daar worden onder de Turken en onder de Soufis van Persië nog een groot getal van zulke sterke Quiëtisten gevonden, en die gewoon zyn te spreeken even als deez' Adhem. Ook vind men 'er zulke, die met naauw uit te pluizen, tot hoe verre de Overal-tegenwoordigheid en de Onmeetbaarheid Gods, welke zy waanen hunne Leerlingen met eene oneindige eerbiedigheid in te scherpen, gaat, hem verbeelden by de uitgestrekte ruimte, welkeGa naar voetnoot(a) het Geheel-Al omvat; by eenen Kring, tot welkers middelpunt alle daaden der Schepselen uitloopen enz. Andere doen de Liefde Gods langsGa naar voetnoot(b) trappen voortgaan, van Vriendschap tot Liefde, van Liefde tot Verlangen, van Verlangen tot brandende Begeerte, van brandende Begeerte, tot Verrukkinge, en zelfs tot dat soort van Razerny, bekend onder den naam van Vervoeringen buiten zig zelven. In deeze overtolligheid van Liefde vind men Oostersche Quiëtisten, die zeggen durven, ‘Dat men niet alleen alles in deeze Weereld moet opofferen, maar zelfs zyne begeertens voor de andere; en dat zulks het zeekere middel is, om te komen tot de alderinnerlykste vereeniging met God’. Wyders moet men alhier aanmerken, dat de Arabiërs en de TurkenGa naar voetnoot(c) met een en denzelven naam noemen een raazend Mensch, en den genen, die zig in de Goddelyke Liefde zegt opgetoogen te zyn. Ook schynt het uit het geen den Autheur, op de kant aangehaalt, zegt, dat de Oostersche Mystyken zig tot de beschouwing verheffen, door al dezelve Wegen als de onze doen: dat is te zeggen, dat zy zig vergeestelyken, door vleeschelyke Denkbeelden; zy vereischen de liefde en taal eenes Minnaars enz. Voegen wy hier nog by, voor eene laatste aanmerkinge over deeze Stoffe, dat gelyk het WoordGa naar voetnoot(d) in geschil ‘eigentlyk beteekend een Mensch, bezeeten door eenen vreemden Geest, 't zy goed of kwaad......... de Mahometaanen meenigmaal de Gekken nemen, voor Lieden die gedreeven of aangeblaazen worden door den Geest Gods, en voor Heilige’. 't Is d'Herbelot die zig aldus uitdrukt. Eindlyk, om aan al 't geen het Mahometaandom en deszelfs Secten betreft, een einde te maaken, is 'er in den boezem deezes Godsdiensts eene Secte vanGa naar voetnoot(e) Onverschillige, welke staande houden, dat men de Regtzinnigen niet moet stellen boven de Ketters; maar dat men daar en tegen de eene en de andere moet aanzien, als evengelyk goede Musulmannen: dog deez' Ruimgemoedde Mahometaanen, en mogelyk in hunne eenvoudigheid al te verdraagzaame, hebben het ongeluk, om voor Heidenen te worden aangezien door de Sonniten en door de Schiiten, die de Mahometaansche Weereld onder zig verdeelen. Men voorondersteld genoegzaam, dat het elders eveneens toegaat. Overmits de verdraagzaamheid gevestigt is | |
[pagina 286]
| |
op eenGa naar voetnoot(a) natuurlyk beginsel, schynt het, dat 'er niets voor een redelyk Mensch betaamelyker is. Dog met dit alles is men zomtyds genoodzaakt om party te moeten kiezen, zoo in 't Oosten, als in 't Westen, om de Menschen te behaagen: en de eenzydigheid brengt, zoo daar als hier, te wege, dat men van den genen, die dezelve al te naauwkeurig onderhoud, zegt: Foenum habet in cornu, longè fuge. |
|