Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 264]
| |
Redeneering over de secten verspreidt, onder het Mahometaandom.MEn zegt, dat 'er tweederlei Godgeleerdheid in het Mahometaandom is ingevoert; d'eene, bestaande in die der School-geleerden en over-Natuurkundigen, by de Musulmannen bekend onder den naamGa naar voetnoot(a) van Al-Kelam, dat is te zeggen, Weetenschap des Woords; en de andere in 't gebruik en naauw verband met de Regtsgeleerdheid en met de kennisse der burgerlyke Wetten van den Staat. Het eerstgemelde soort van Godgeleerdheid diend eigentlyk tot verhandeling van bespiegelende stoffen, hoedanige zyn de Eigenschappen Gods en de Natuur derzelver enz. Wyders diend ze, om over 't stuk des Godsdiensts aan de hand te geven alderhande synigheden, en om denzelven door vitteryen, gemeenlyk gepaart gaande met diergelyke wyze van verdeediging, voor te staan; dog thans is dat soort van Godgeleerdheid doorgaans veel minder geagt, dan eertyds. De hairklooveryen der twistredenen over zaaken des Geloofs, en alle de krygslisten onzer Leeraaren, hebben geen plaats meer onder de Mahometaanen: Ook had men in de kindsheid des Mahometaandoms zoo weinig agtinge voor deeze School-geleerde Godgeleerdheid,Ga naar voetnoot(b) dat zeekerGa naar voetnoot(c) Arabiër van gevoelen was, dat alle Leeraaren, die van den Alcoran en deGa naar voetnoot(d) Sonna afgingen, om zig over te geven aan de oeffening der School-geleerde Godgeleerdheid, dat is te zeggen, aan het zintwisten over zaaken des geloofs, gespitst, en in dien staat door de Stad behoorden te worden geleidt. De punten, die altyd geweest zyn, en nog heeden ten dage zyn, het voorwerp deezer Schoolgeleerden Godgeleerdheid der Mahometaanen, worden gebragt tot vier Hoofdstukken. Het eerste behelsd de verschillen, nopende de Natuur en Eigenschappen Gods.Ga naar voetnoot(e) Deeze verschillen en een gedeelte der gener, welke de drie andere Hoofdstukken behelzen, hebben aanleidinge gegeven tot de gezindheden der, Ascharienzen, der Keramienzen, der Mogiassemienzen en der Motazaliten. Aangaande de schoole der Ascharienzen, die heeft tot haaren stigter gehad Aschari, die in 't begin der vierde Eeuw van de Hegira kwam te sterven; die der Keramienzen, Mahomet Ben-Keram; die der Mogiassemienzen ....; en die der Motazaliten of Motazalers, eenen zeekeren Vassel-Ben-Altha. Het tweede Hoofdstuk behelsd de verschillen over de Voorschikkinge Gods, en den Vryen wil des Menschen enz. waar uit gesprooten zyn drie Gezindheden, onder de naamen van de Kadharienzen, vermengt met de Motazalers; van de Nadharienzen meede met dezelve vermengt; en van de Giabarienzen, welke, eigentlyk gesprooken, strenge Ascharienzen zyn. Het derde Hoofdstuk behelsd de verschillen, raakende het geloof en deszelfs verdiensten, de | |
[pagina 265]
| |
bekeeringe enz. Op deeze verschillen scherpen de Motazalers hun verstand, zoo als meede doen zeekere Morgienzen, welkers benaaminge men zoude konnen overzetten door die van de Hoopenden, vermits zyGa naar voetnoot(a) hoopen, dat hun geloof alleen hen zal zalig maaken. Eindelyk gaat het laatste Hoofdstuk niet dan over de kragt van het Historisch-geloof, en over 't vermogen der Reeden in 't stuk van Godgeleerdheid en Godsdienst. De verschillen, nopende de Bedieninge en Zendinge der Profeeten, den last der Imans, de zeedelyke voortreffelykheid der Deugd, en de schandelykheid der Ondeugd enz. zyn insgelyks in dit laatste Hoofdstuk opgesloten. Eer wy verder gaan, zal 't noodig wezen, om met weinig woorden aan te haalen de gevoelens deezer Schoolen of deezer Gezindheden, welker naamen wy hebben opgegeven. De Ascharienzen zyn van gevoelen, dat God niet werkt, dan volgens de algemeene wetten, door hem ingestelt; en op dit gevoelen vestigen zy den vryen Wil des menschen, en de verdiensten zyner Werken. Zy voegen egter hier by, dat de Goddelyke werkingen zaamen loopen met die der menschen, overmits hy hun Maaker en Schepper is. Zie hier eene kleine opheldering deezes dursteren gevoelens: ‘Ga naar voetnoot(b) Onze daaden worden werklyk en in der daad voortgebragt door den Schepper, maar de toepassinge, welke wy daar van maaken, 't zy in 't gehoorzaamen, 't zy in 't wederstreeven van de Wet, is werklyk van ons zelven. De Keramienzen voerden deGa naar voetnoot(c) Lichaamelykheid Gods in; dog zy waren 't onderling over deeze Lichaamelykheid niet eens; en men mag de Mogiassemienzen vry aanzien voor een tak deezer Keramienzen. De Motazalers hielden eertyds, en houden nog tegenwoordig staande, dat de Eigenschappen Gods niet onderscheiden zyn van deszelfs Weezen. Zy gelooven, dat het woord Gods geschaapen is geweest (dit woord is den Alcoran:) aangaande het Geloof zeggen zy, dat men met geen zeekerheid kan zeggen, dat de Musulmannen, schoon zy groote zonden bedryven, het geloof hebben verlooren: En egter, voegen zy daar by, kan men hen geen geloovigen noemen, zoo lange zy in dien staat zyn, overmits het Geloof in der daad niet kan bestaan, zonder de goede Werken. Zy geven zig zelven den tytel van Voorstanders der Geregtigheid, en der Eenigheid Gods. Deeze Gezindheid is verdeelt in veele kleindere, gelyk wy in 't vervolg zullen zien. Wy zullen alleenlyk hier opgeven de Cadharienzen, die 's menschen verrigtingen enkel en alleen toeschryven aan deszelfs vryen Wil; de Nadhamienzen, die de magt Gods, ten opzigte van 't kwaad doen, niet willende bepaalen, hem de Vryheid laaten van het zelve te doen. De Discipelen van Nadham, 't Hoofd deezer Gezindheid, hebben in der daad getragt 't leerstuk huns meesters te verzagten, voegende daar by, dat God het kwaad wel kon doen, dog dat hy het zelve niet deedt, uit hoofde van de onvolmaaktheid en van de schande welke daar van onafscheidelyk zyn. De Giabarienzen een andere tak van Motazalers, benamen den mensch alle soort van Vryheid, willende, dat God alle bedryven des menschen, goede en kwaade, heeft geschaapen en voortgebragt. Ik heb bereids gezegt wie de Morgienzen zyn; en zal 'er thans alleenlyk by voegen de gevolgen, welke men uit hunne leerstukken trekt; namentlyk, dat zy meinen, dat God alle zaaken in hen verrigt; dat zy ontkennen, dat de Zonde aan een geloovige eenigszins nadeelig is; en dat de Werken niet toebrengen ter zaligheid van de gene die ze doen. Alle de Secten van 't Mahometaandom worden verdeelt in Regtzinnige en Kettersche. Men kan genoegzaam afnemen, dat deeze woorden dubbelzinnig zyn, zoo wel in 't Oosten als in 't Westen. De gene egter, die voor waare Regtzinnige zyn vermaard, nemen den naam aan van Sonniten, of Opvolgers der Overlevering. De Sonna is een byvoegsel des Alcorans, even gelyk de Mischna der Jooden een vervolg is op de boekken van het Oude Testament. Mischna en Sonna beteekenen, naar den letter, Herhaaling, en in een weinig afwykenden zin tweede Wet. Men verdeeld de Sonniten in vieren; dog hun onderscheid niet groot zynde, en van wei- | |
[pagina 266]
| |
nig aangelegentheid,Ga naar voetnoot(a) zyn de Musulmannen, begreepen onder die vier afdeelingen, alle eveneens in den staat der genaade: En dezelve hebben, als getrouwelyk de leere van Mahomet aankleevende, iedere haare byzondere bid-plaats in den Tempel van Mekka. De eerste deezer Secten of afdeelingen is die der HanifienzenGa naar voetnoot(b). Haniaf of Abou-Hanifa, haar Hoofd, leefde in de tweede eeuw der Hegira. Zyne leere word voornamentlyk nagevolgt door de Turken, Tartaaren, en Mahometaanen van JerakGa naar voetnoot(c). De tweede regtzinnige Secte is de Malekische: dezelve heeft haaren naam van Malek-ben-Ans, dat is te zeggen, den Zoon van Ans. Dees Malek was een tydgenoot van Hanisa. De Mooren van Africa houden 't met deeze Secte. De derde is die der Schafeïten, aldus genaamt van Schafei, die in 't begin der derde Eeuw van de Hegira kwam te sterven. De Arabiërs kleeven deeze Secte aan. De vierde is die der Hambalienzen, die hunnen naam hebben van HambalGa naar voetnoot(d). Dees Leeraar stierf omtrent het midden der tweede eeuw van de Hegira. Deeze Secte, eertyds zoo talryk, word tegenwoordig niet gevolgt, dan door een klein getal Arabiërs. De Secten, welke by de Mahometaanen voor Kettersche doorgaan; zyn de gene, die in de grond leerstukken dwaalen, en in de eigentlyke geloofs-punten. De dubbelzinnigheid der woorden houd altoos stand: Want by aldien deeze Ketters den weereldlyken arm voor zig hadden gehad, had het hen geen moeite geweest om zig voor Regtzinnige te doen verklaaren; dog wat hier ook van zy, herhaalen wy alhier, dat het naauwkeurig onderzoek der Leerstukken in den Alcoran begreepen, een groot getal Kettersche Gezindheden heeft voortgebragt, waar op het MahometaandomGa naar voetnoot(e) eeniger maaten zynen roem draagt; overmits het, na 70 Secten by de Magi, 71 by de Jooden, en 72 by de Christenen te hebben opgetelt, 'er 73 by zig zelven vind: en om den roem, welken het zelve in de vermeerdering deezer Secten vind, te vergrooten, verbreid het eeneGa naar voetnoot(f) Profeetie van Mahomet in deeze woorden begreepen: ‘Myn volk zal verdeelt zyn in 73 Secten; geene van dezelve zal zalig worden, dan die, waar van ik het Hoofd ben. Het zou onnoodig zyn de Verschillen aller deezer Secten by te brengen. Het aanmerkens-waardigste, dat men daar van kan zeggen, behalven 't geen daar van albereids gezegt is in de Verdeeling der Schoolen van het Mahometaandom, bestaat in dit navolgende. Men kan de Kettersche Secten zedert de scheidinge van Vassel-ben-Altha dagteekenen, welke aldus toeging. Men stelde in de School van eenen zeekeren Hasan of Hassan van Basra, deeze vraag voor, Of een mensch, die grouwelyke zonden had bedreeven, moest geoordeelt en veroordeelt worden, als een ongeloovigen? Aanstonds verklaarde zig een groot gedeelte der twistende partyen voor 't bevestigend', en de overige voor 't ontkennend' gevoelen: Maar Vassel, zonder te wagten na de beslissing zynes meesters, ging uit de vergadering, een gevoelen staande houdende, 't geen nog met de eene, nog met de andere party overeen kwam.Ga naar voetnoot(g) Op dat uitgaan sprak Hassan: Vassel gaat zig van ons afscheiden; en daar door kregen de gene, die hem volgden, den bynaam van Motazalers, een woord dat eigentlyk te kennen geeft Afgescheidene. Het gevoelen van Vassel was, dat een mensch, die grouwelyke zonden had bedreeven, nog geloovig, nog ongeloovig is, dat is te zeggen, dat hy in eenen middelstaat is tusschen de uitverkoornen en de verworpenen. Alle de Secten, die zig zedert de scheidinge van Vassel hebben opgeworpen, zyn niet, dan smaldeelen deezer vier, te weeten der Motazalers, der Sefatienzen, der Kharejiten, en der Schii- | |
[pagina 267]
| |
ten. De andere zyn wederom van eene andere verdeeling, waar over den Leezer de Auteuren,Ga naar voetnoot(a) onder aan dit blad aangehaalt, kan nazien. De voornaamste dwaalingen der Motazalers betreffen de Eigenschappen Gods, en zyn het voorwerp van hunne verschillen, zoo als bereids gezegt is. Om hun gevoelen, nopende deeze Stoffe, des te beeter te bevatten, zoo let wel hoedanig zy zig daar over uitdrukken. Daar is, zeggen zy, geen onderscheid in God tusschen deszelfs Eigenschappen en Weezen. God is eeuwig, wys, en almagtig in zyn Weezen. ‘Dusdanig, zegt men, spreeken zy, overmits zy vreezen eene veelvoudigheid in God te zullen stellen, zoo zy zig op eene andere wyze uitdrukten.’ En voor de rest, door de Wegwerping, mag men zoo spreeken, der Goddelyke Eigenschappen, waanen zy te vermyden het onderscheid dat de Christenen van eenen God maaken, bestaande in drie Persoonen. ‘De Christenen, zeggen zy, onteeren de Eenheid Gods, door hunne Drieheid.....Zyn nu dezelve te mispryzen overmits ze drie Goden stellen, hoe veel te meer zyn de gene te laaken, die zoo veele Goden stellen als 'er Eigenschappen in God zyn?’ Wy hebben boven nog eenige andere leerstukken van de Motazalers aangehaalt. Deeze Secte is in zeer veele smaldeelen verdeelt. Eenige stellen wel tot twintig Gezindheden, die daar toe behooren, andere tot twee-en-twintig, die zig onderling beschuldigen van valsche stellingen, welke niet anders dan aan eenen haat en onderlinge verbitterdheid moeten worden toegeschreeven. Den Auteur,Ga naar voetnoot(b) welken ik aanhaal, brengt de onderscheide takken van het Motazalersdom tot tien. 1. De Hodhailienzen, die de Leere der Eigenschappen Gods een weinig anders uitleggen dan Vassel doedt, zoo als ook doen 2. de Jobbajenzen of Jobbaïten, of Gebaïten, die daar-en-boven zeidenGa naar voetnoot(c) dat de Mensch werkt door eene magt, welke zig zamen voegd met de kragten des Lichaams, en met de goede gesteldheid der leedemaaten. 3. De Haschemienzen, die wederom van andere, min of meer spitsvinnige onderscheidingen gebruik maaken. Men wil, dat eenige onder dezelve zoodanig bevreest waren, van God tot den Werkmeester van 't kwaad te zullen maaken, dat zy zelfs ontkenden, dat men zeggenGa naar voetnoot(d) mogt, dat God het kwaad had geschaapen. 4. De Nadhamienzen. 5. De Hajectienzen of Hajectiten, welke geloofden, dat Jesus-Christus was het waaragtige Woord, dat Vleesch was geworden, en dat hy ten laatsten Dage de Weereld zal komen oordeelen: waar by zy voegden,Ga naar voetnoot(e) dat Jesus-Christus veertig jaaren op de Wereld zal komen heerschen, en den Antichrist verdoen;Ga naar voetnoot(f) dat 'er twee Goden Scheppers zyn: d'een eeuwig, die den Oppersten God is; en d'ander niet eeuwig, maar geschaapen, welke Jesus-Christus is; dat de Zielen der Menschen beurtelings overgaan van 't een Lichaam tot het ander, en dat alleen het laatste Lichaam, waar in de ziel haare wooninge zal houden, zal worden gestraft of beloont; eindelyk, dat, ten dage der Wederopstandinge, God van de Menschen niet zal worden aanschouwt, dan met de oogen des Verstands. 6. De Giahedhiten, leerende, dat de Verdoemden niet geschikt zyn om eeuwiglyk te worden gefoltert, en dat dezelve eenmaal in het Vuur, dat hen ter straffe zal dienen, zullen verandert worden;Ga naar voetnoot(g) dat dit zelve Vuur de Verdoemden naar zig zal trekken, zonder dat het noodig zal zyn, om dezelve daarin te werpen. Hier voegden zy nog by, dat, om een waar geloovige te zyn, het genoeg was, beschouwender wyze te gelooven aan eenen God, en | |
[pagina 268]
| |
aan Mahomet, als deszelfs Afgezant. 7. De Mozdarienzen, welkers Godloosheid zoo verre ging, dat zy geloofden,Ga naar voetnoot(a) dat God leugenagtig en onregtvaardig kon wezen: en wat aanbelangd den Alcoran,Ga naar voetnoot(b) zy vonden daarin, ten aanzien der Welspreekendheid, niets verwonderenswaardig enz. 8. De Bascharienzen, die 's menschen Vryheid tot het uiterste toppunt opvoerden, en hem byna onafhankelyk maakten: zy geloofden egter, dat, schoon God de kinderen kon verdoemen, zulks te doen in hem eene onregtvaardigheid zoude wezen; waar van dan het gevolg was, dat God dezelve niet verdoemde, om aldus te ontgaan een bedryf van onregtvaardigheid. 9. De Tharnamienzen, welke beweerden, dat de Ongodisten, de Afgoden-dienaars, de Ongelovigen en de Ketters ten laatsten dage tot stof zullen worden vermaalen, dat de vrye werkingen uit nietsGa naar voetnoot(c) worden voortgebragt; en dat de Zondaars eeuwiglyk zullen blyven in de Helle. 10. De Kadharienzen, die zig geheel en al stellen tegen de volstrekte besluiten Gods. De toenaam van Kadharienzer is zoo dubbelzinnig,Ga naar voetnoot(d) dat dezelve met eenpaarige stemmen is afgekeurt door twee of drie Gezindheden, die zig onderling de eene de andere daarmeede noemden in hunne Verschillen; ten naasten by op dezelve wyze, gelyk men by ons, onder alle verschillende Gezindheden, aan zyne wederpartyders den naam geeft van Ketters en Scheurlingen. De regtzinnige Mahometaanen geven in 't algemeen voor, dat de Motazalers vast zyn aan de twee grondbeginselen der Magi en der Manicheën. De Kettery der Sefatienzen heeft insgelyks haare smaldeelen. Door de bank is deeze Gezindheid regel-regt strydig met die der Motazalers; en om dezelve te beeter te onderscheiden, zou men ten voordeele deezer Sefatienzen hen den toenaam konnen geven van Eigenschapdryvers. Zy onderscheiden in God niet de weezentlyke Eigenschappen, van die der werkinge. Dit eenvoudig gevoelen was in den beginne dat van het gantsche Mahometaandom; dog de verschilstukken des Geloofs ingevoert hebbende de maniere van daarin onderscheid te maaken, en de scherpzinnigheid zig daar tegen gestelt hebbende, wierpen zig verscheide takken der Sefatiensische Kettery op, om een middel te vinden, waar door men de billykheid deezer onderscheidingen kon goed maaken, waar onder 'er eenige waren, die God, op eene zeekere wyze, geheel en al gelykformig stelden te zyn met het menschelyk Lichaam. De smaldeelen deezer Secte zyn; 1. die der Ascharienzen, waar van wy hebben gesprooken, waarby nog moet worden gezegt, dat alle de Eigenschappen Gods onderscheiden zyn van deszelfs Weezen; dog zy staan niet toe, dat in dezelve eenige gelykenis is met die zyner Schepselen. 2. De Moschabeïten stellen in tegendeel eene volmaakte overeenkomst tusschen God en de Schepselen, en neemen naar den letter op alle bewegingen, welke men God op eene verbloemde manier van spreeken toeschryft; zoo die des Lichaams, als daar is het opklimmen en nederdaalen, het zitten enz. als die des Geestes, als daar zyn de driften, toornig te worden, jaloers te wezen, enz. 3. De Keramienzen blyven daar niet by, dat zy alleen de gelykenis zouden staande houden: want zy beweeren dat God werklyk een Lichaam is; dog zy houden ook al teffens staande, dat dit Lichaam door zig zelf bestaat. Eenige van hen verbeelden zig het zelve als eindig, tastbaar en zienlyk; dog andere stellen het zelve zoo gelykformig te zyn aan het onze, dat het zelfs, naar hunne gedagten uit vleesch en bloed is zaamengestelt. Men zoude nog verscheide andere ongerymdheden in dit Leerstuk konnen aantoonen; dog ik laat die daarGa naar voetnoot(e), overmits dezelve, in plaats van te onderregten, maar zouden verveelen. 4. De Giabarienzen, zoo als wy boven hebben gezien, benemen den Mensch in zyn werk alle Vryheid, onderwerpende hem aan eene onvermydelyke noodzaakelykheid. Deez' tak heeft wederom zyne smaldeelen, te weeten strenge Giabarienzen, en gemaatigde Giabarienzen. De laatstgemelde staan den mensch eenige | |
[pagina 269]
| |
Vryheid toe, in te konnen werken, dog egter zoodanig, dat dezelve niet den minsten invloed heeft in de werkinge zelve. De fynigheden, waar meede men omtrent deeze stoffe voor den dag komt, zyn by na onbegrypelyk. 't Gevolg van de volslaage afhankelykheid des Menschen was, dat God, zonder eenigszins onregtvaardig te zyn, alle Menschen op gelyke wyze tot de Zaligheid konde brengen, de Boozen in hunne boosheid, en de Vroomen in hunne vroomheid; en insgelyks dezelve alle konde verdoemen, zonder eenigszins agt te slaan op derzelver deugd. 5. De Morgienzen: waarop kan worden nagezien,Ga naar voetnoot(a) 't geen boven gezegt is. De Charejiten, welkers naam overgezet word doorGa naar voetnoot(b) Rebellen, Afvallige, of Muiters, zyn in 't algemeen de gene, die zig afzonderen en onttrekken van een Hoofd, dat voor wettig in den Staat is verklaart. Twaalf duizend Menschen, die in het 37ste Jaar der Hegira tegen Aly opstonden,Ga naar voetnoot(c) overmits hy zig had onderworpen om het Kalifat af te staan, zyn de eerste geweest, welke met deezen naam van Charejiten genoemt geweest zyn: de beweegreden van hunnen opstand was, dat men de beslissinge van eene zaake van Godsdienst, welke niet dan God alleen toekwam, in menschen handen had gestelt. Hier uit ziet men het eerste artikel der gewaande Kettery deezer Scheurlingen. Daar waren 'er nog andere, opzigtelyk tot de redenen, waarom men een Iman konde afzetten, en tot de geene die toestonden hem te gehoorzaamen, insgelyks tot de gene die aantoonden dat het mogelyk,Ga naar voetnoot(d) en zelfs geoorlooft was, zonder Iman, dat is, zonder Hoofd des Godsdiensts, te wezen enz. Men teld zes of zeven Gezindheden of smaldeelen deezer Scheurlingen: dog gelyk 'er onze Leezers zeer weinig gelegen zoude leggen aan derzelver naamen, zal ik niet spreeken, dan van de Waidiensen ofGa naar voetnoot(e) Waiditen. Men wil dat de naam Waiditen afkomstig is van het ArabischeGa naar voetnoot(f) woord Waid, waar door men te kennen geeft de bedreiging welke God aan de Zondaars doedt. Deeze Waiditen hebben gevoelens regelregt strydig met de Morgiten, of Morgienzen; overmits zy leeren, dat de gene die eene groote Zonde heeft begaan, een ongeloovige en afvallige is, en dat een diergelyk Zondaar eeuwig verdoemt is. Een onder hen voerde de beslissing over de zonden op tot dat toppunt, 't geen men wel eertyds aan de Stoïsche Wysgeeren heeft te laste gelegt; beweerende, dat een mensch, die slegts een eenig graantje tarw had gestoolen, een afvalligen en een verdoemden was. De Schiiten zyn de waare navolgers van Aly. Deez' haatelyken naam, zegt een geleerd ManGa naar voetnoot(g), is hen gegeven door de Sonniten, die hunne gezwoorene Vyanden zyn. Het gantsche oude en hedendaagsche Mahometaandom bestaat in twee onverzoenlyke Partyen, de eene der Sonniten, en de andere der Schiiten. De eerste bestaat uit de Turken, Arabiërs enz. de andere uit de Persiaanen en Indiaanen. Dezelve verfoeyen, veroordeelen en verdoemen zig onderling, en hier van zal ik een aanmerklyk gedenkstuk bybrengen, 't geen tot een bewys zal verstrekken, dat de onverdraagzaamheid en liefdeloosheid als eigen zyn aan alle partyschappen. Dog alvoorens wy daar toe komen, zoo laat ons in weinig woorden bybrengen eenige zeer fraaye byzonderheden nopende de Schiiten. Het Schiitdom heeft zestien takken of smaldeelen, volgens het zeggen van VaderGa naar voetnoot(h) Maracci, die zeer naauwkeurig derzelver naamen en verscheide leerstukken aanteekend. In de smaldeelen, welke deez' geleerde Geestelyke maakt, vind men Schiiten die halve Christenen zyn, andere Ongodisten, andere halve Stoïken en Pharizëen. Men vind 'er ook Pythagoristen, Sabeën, eene Gezindheid geheel bestaande uit ongebonde menschen; eene andere, bestaande uit | |
[pagina 270]
| |
Pyrrhoniaanen, en eindlyk nog eene andere, bestaande uit beschouwende en verlichte. Deeze optellinge der Leerstukken en der gevaarlyke gevoelens is, of naauwkeurig, of zy is zulks niet. De Gedenkschristen welke Vader Maracci gebruikt heeft, konnen hem aan de hand zyn gegeven door onwetenden, of door lieden van kwaade trouw; dog wat hier ook van mag wezen, ik heb ten minsten den Leezer een denkbeeld gegeven van de naamrolle van Vader Maracci. Geeven wy 'er nog eene andere van deeze Secte op, volgens den Heer Sale, die zyne gedenkschriften verschuldigt is aan Pocock en aan d'Herbelot. Daar zyn vyf voornaame Secten der Schiiten; dog de takken van 't Schiitdom, zyn zoo talryk, dat men op henGa naar voetnoot(a) wel kan toepassen (volgens de Sonniten) de gewaande Profeetie van Mahomet. De Schiiten gelooven,Ga naar voetnoot(b) dat de waardigheid van Kalif, en van Opvolger van Mahomet, zoodanig verknogt zyn aan de nakomelingschap van Aly, dat men hen dezelve niet zoude konnen ontneemen om die aan een ander te geven, zonder onregtvaardigheid. Wyders gelooven zy, dat dit Hoofd zoodanig zorge moet dragen om de aldergeringste zonden te vermyden, als het zorgvuldig is om zig te wagten van groote. Dat deeze last van Hoofd en Opvolger moet worden aangezien als een der aldersterkste steunsels des Geloofs; dat men zig, zonder eenige bewimpeling, moet verklaaren in de zaaken van Godsdienst, en onbeschroomd door zyne woorden en werken aantoonen, of men voor oftegen eene Gezindheid of Gevoelen is enz. Dit zyn de voornaamste punten des Schiitdoms; dog, omstandiger gesprooken, daar waren 'er onder de Schiiten, die zeer ongerymde gevoelens dreeven, en zelfs eenige die 'er zeer gevaarlyke hadden: by voorbeeld, zeekere Katthabienzen hielden staande, dat het Paradys en de Helle niet anders waren, dan de vermaaken of wederweerdigheden deezer Weereld, welke nimmermeer zoude vergaan. Dit grondbeginsel gaf onder hen Vryheid tot allerlei ongebondentheden. Ik heb gesprooken van deeze Persiaansche Schiiten, die hunnen eerbied voor Aly zelfs tot misdaadige buitenspoorigheden opvoeren. Onder deeze Schiiten, maakten de gene, die men Gholaiten noemd, van hunne Imans, weezens die boven de Schepselen waren; niet schroomende, om aan dezelve hoedanigheden toe te schryven, die niemand dan God toekomen, en van welken zy, aan de andere zyde, een volstrekt lichaamelyk Weezen maakten. Aldus zeide een deezer Gholaiten van Aly: Gy zyt, gy; 't geen byna uitkomt op de woorden, welke God by Moses gebruikt, om uit te drukken de Verheventheid van zyn Weezen. Zy gelooven insgelyks aan een soort van Zielsverhuizing, of om beeter te zeggen eene overvaaring des Heiligen Geestes van den eenen Profeet op den anderen: behalven dit, spreeken zy van eene nederdaalinge GodsGa naar voetnoot(c) in alle Schepselen; waar door zy mogelyk wilden uitdrukken, de overal-Tegenwoordigheid Gods. Zeekere NazareenenGa naar voetnoot(d) leerden, dat de Godheid zig zelven vereenigt had met eenige hunner Profeeten, en wel inzonderheid met Aly, op dezelve wyze gelyk de Christenen zulks leerden van Jesus-Christus, en dat beurtelings de menschen zig ook lichaamlyk konnen vereenigen met God. Men merkt ook, behalven dit, in de wyze waarop zy van deeze vereeniging spreeken, aan, verscheide zaaken die zeer naar het gevoelen der Quiëtisten trekken, en het is hier door, dat de gene, welke men Soufis in Persië noemd, aan het ligtgelovig Volkje hunne Geestdryveryen en hunneGa naar voetnoot(e) gewaande Openbaaringen wysmaaken. Na gesprooken te hebben van de Secten, welke de Schoolgeleerde verschillen en de fynigheden der Geloofs-geschillen in de eerste eeuwen des Mahometaandoms hebben doen gebooren worden, moeten wy ook iets zeggen van de geene, die zig tot Hoofden der partyschappen hebben tragten te maaken, door wegen zeer naby komende aan die, welke Mahomet heeft ingeslagen. De Profeet van 't Musulmandom wierd in zyne zendinge zeer | |
[pagina 271]
| |
den voet dwaars gezet door twee Arabische Bedriegers, welke zig zelven insgelyks tot Profeeten opwierpen, te weeten Mosseilama en Al-Asvad, welke de Mahometaanen den toenaam geven van de twee Leugenaars. Den eersten tragtte de Arabiërs wys te maaken, dan hy door het bevel Gods aan Mahomet tot een metgezel was toegevoegt in de Profeetische zendinge, en dat hy, eveneens als Mahomet, geroepen was om het menschdom uit deszelfs Afgodery te trekken. Hy gaf openbaaringen uit, waar in hy den Alcoran navolgde, en toen hy zig magtig genoeg dagt te zyn door de party, die zig tot zyn voordeel had opgeworpen, schreef hy aan Mahomet, en stelde aan denzelven voor de verdeeling van de bekeering des menschlyken geslagts, met deeze woorden: ‘Mosseilama, Gods Afgezant, aan Mahomet, Gods Afgezant. Den eenen helft des weerelds zy voor my, en den anderen voor u.’ Dees Bedrieger sneuvelde eenigen tyd na Mahomets overlyden, in eenen slagGa naar voetnoot(a), en daar meede was zyne Secte wel haast verdelgt. Al-Asvad, of Aihala, die hem opvolgde, gaf voor dat twee Engelen zig aan hem openbaarden. Hy kreeg in't begin grooten aanhang, 't welk hy verschuldigt was aan eene groote welspreekendheid, en aan eenige daaden die gerugt maakten; dog hy wierd, eenige uuren voor de dood van Mahomet, omgebragt, na dat hy in't geheel vier maanden aan't Hoofd zyner Gezindheid had geweest. Een ander Profeet,Ga naar voetnoot(b) en zelfs eene Profeetesse, volgden deeze op. Om des te beeter hun gezag vast te stellen, was de Profeetesse van gevoelen, dat zy aan Mosseilama moest trouwen, zy hadden zaamen eene byeenkomst, eer zy tot een besluit daar van kwamen, die half vleeschelyk en half geestelyk was, waar van men ons een denkbeeld geeft, in allen deele gelykenende naar die gemeenzaamheden van zeekere Mystyken van onzen tyd,Ga naar voetnoot(c) die, met behulp van hunnen gewaanden geest, de Natuur kragtdaadelyk lieten werken. Hakem-ben-Haschem kwam omtrent het midden der tweede Eeuw van de Hegira te voorschyn. Door de bank droeg hy een deksel of masker, om de leelykheid van zyn aangezigt; dog zyne navolgers beweerden, dat hy zulks deedt ter navolging van Moses, dat hy, gelyk dees, bedugt was het volk dat hem gehoor gaf te zullen blind maaken. Dees Hakem maakte in't begin eenen grooten opgang door zyne sneedigheid en door de behendigheid die hy had in 't speelen met de gocheltas, welke hem hebben doen doorgaan voor een Toovenaar. Zelfs trok hy eenige Jooden en Christenen in zyne partyGa naar voetnoot(d). Zyne Leere was, dat God eene menschelyke gedaante had aangenomen, zederd hy aan de Engelen bevoolen had Adam aan te bidden; dat ook God in't vervolg verscheenen was onder de gedaante van verscheide Profeeten en andere groote Mannen, Prinssen, Koningen enz. Dees Bedrieger dolf, even als de voorgaande, het onderspit: en om zyne leerlingen te doen gelooven, dat hy niet dood, maar alleenlyk om hulp was vertrokken, toen hy zig door zyne vyanden tot het uiterste zag gebragt, wierp hy zig in eene kuip vol met sterk water, waar in zyn gansche lichaam verteert wierd, behalven alleen zyn hair, 't welk men op dat water zwemmende vond. Dit geval is zoodanig gelykenende met het geeneGa naar voetnoot(e) men van Empedocles heeft gezegt, dat het schynt, dat het eene naar het bewerp van 't andere is gemaakt; wyders kan men zeggen, dat, gelyk wysheid en deugd alle eeuwen door hebben konnen voortbrengen eene en dezelve denkbeelden, aldus ook de sotheid en de dwaaling, dat zelve voorregt hebben gehad. Men verzeekerd dat deeze Secte van Hakem meer als vyfhonderd jaaren naar deszelfs dood in stand is gebleeven; vermits den Bedrieger zyne Navolgers zoo wel had ingescherpt, dat zy staat moesten maaken, dat hy vastelyk weder zoude komen, door de kragt van die overvaaring waar van wy gesprooken hebben, en dat hy onfeilbaar weder in de Weereld zoude komen onder de gedaante van een oud Man, zittend' op een grys paard, om de gansche aarde t'onder te brengen, en dezelve zynen nieuwen Godsdienst te doen omhelzen, dat het geenszins te verwonderen is, dat zooda- | |
[pagina 272]
| |
nige herssenschimmen eeuwen-lang hebben geduurt. Heeft men wel mindere gewrogten daar van gezien in't Christendom, geduurende de Eeuwen welke wy de duistere noemen? En zyn zelfs, zederd die eeuwen, de dweeperyen niet weder, onder verscheide gedaanten, in verscheide plaatsen van Europa opgewekt. Toen stond een zeeker Babek op, die in't midden der tweede Eeuw van de Hegira leefde, en wierp zig op tot Hoofd van die Gezindheid ‘Hy deedtGa naar voetnoot(a) als in't openbaar belydenis van Godloosheid, volgende geenen Godsdienst of Secte van alle de gene, welke toen ter tyd in Asië bekend waren;’ dog gelyk men daar by voegd, dat dees Bedrieger wierd toegenaamt den Opper-leeraarGa naar voetnoot(b) of den Auteur des vrolyken Godsdiensts; kan 't zeer ligtelyk wezen, dat deszelfs Godsdienst enkel en alleen bestaan heeft in een onbeschoft en vleeschelyk Epicurisch leeven. Eenigen tyd na Babek, wilde Mahmoud-ben-Faray, dat is te zeggen, de zoon van Faray of Farage, doorgaan voor den weder levendig gemaakten Moses. Zyne dweeperyen waren van korten duur; maar een zeeker Carmath, die omtrent het midden van die zelve eeuw in aanzien begon te komen, tastte de gronden des Mahometaandoms, met meer listigheid aanGa naar voetnoot(c). Hy begon aanhang te krygen door een soort van streng leeven, en door byna altyd te bidden; beveelende aan zyne Navolgers vyftig maal daags te bidden, in plaats dat het Musulmandom alleenlyk gebood vyfmaalen daags zulks te doen. 't Schynt dat de Secte deezer Carmathienzen veel overeenkomst heeft gehad met zeekere Beschouwers van onzen tyd; vermits zy, even gelyk deeze, de gewoonelyke beezigheden des leevens nalieten, om zig niet dan aan het gebed over te geven. Wat hier ook van zy, zulke glimpige beginselen van Godvrugtigheid deeden Carmath veele navolgers krygen:Ga naar voetnoot(d) Zoo haast hy dagt, dat zyne Leere in staat was gebragt om zig te konnen verspreiden en vrutbaar worden, verkoor hy twaalf zyner voornaamste Discipelen, welke hy zyne Apostelen noemde, en aan welke hy de bestiering zynes nieuwen Godsdiensts overgaf: dog de Gouverneur der Provincie alwaar Carmath zyne leere verkondigde, deedt dien Bedrieger, wiens huichelary geen ander oogmerk had, dan het Volk van hunne beezigheden af te truggelen, om het zelve tot zyne navolgers te maaken, vast zetten; dog Carmath ontsnapte, door behulp eener jonge dogter, die zig voor hem in de bresse stelde. Hoe zulks mag wezen geschied, daar legt weinig aan geleegen, en het is genoeg, dat dit ontsnappen doorging voor een Wonderwerk; dat de navolgers van Carmath uitstrooiden, dat hun meester in den Hemel was opgenomen; dat hy, eenigen tyd daar na, in eene andere Provincie te voorschyn kwam; en dat hy, dronken van zyn geluk, durfde roemen, dat 'er geen mensch op aarden was, die hem kwaad kon doen. Dit niet tegenstaande liet hy eindelyk den moed zakken, vlood in Syrië, en men hoorde naderhand niet meer van hem spreeken; dog zyne Secte is nog in wezen; en gelyk het de dwaaling niet mangeld aan voorstanders, welke dezelve verdeedigen, nog aan schynschoone redenen, welke dezelve ondersteunen, zoo verbreidden ook de Leerlingen deezes Bedriegers overal, dat hy met de Waardigheid van nieuwen Profeet gekomen was, om eene nieuwe Wet aan 't Menschdom te verkondigen; eene Wet, behelzende de wettige plegtigheden des Mahometaandoms, en de wyze van bidden, tot op die tyd toe onder de Musulmannen vastgestelt. Wyders voerde Carmath ook onder zyne Leerlingen in, eene nieuwe wyze van vasten, willende ook al teffens, dat men, ten opzigte zynes nieuwen Godsdiensts, stilzwygen zoude, en het geheim bewaaren tegen de gene, die niet van zyne Gezindheid waren: voorts stond hy toe 't gebruik van Wyn, ontslaande zyne Navolgers van een groot gedeelte der Geboden des Alcorans; en leggende in 't algemeen de Geboden deezes Boeks op een verbloemde wyze uit. Het Gebed was | |
[pagina 273]
| |
het zinnebeeld der gehoorzaamheid, welke men aan denGa naar voetnoot(a) Iman verschuldigt is, en de Vasten dat der stilzwygentheid. De Carmathienzen waren ook van gevoelen, dat hunne onderdanigheid aan 't gezag deezes Imans afgebeeldtGa naar voetnoot(b) was, door het gebod dat de Hoerery verbied; dat de gene die de geheimen openbaarden, en niet blindeling opvolgden de beslissingen van dit geestelyk en weereldlyk Hoofd (want hy was 't een zoo wel als 't ander) vervielen in de misdaad van Overspel en van Hoerery. Die Hoerery, hoe verbloemd dezelve ook mag wezen, en dat geestelyk Overspel, hebben eenige overeenkomst met die, waar van in de Heilige Schrift word gesprooken. Aangaande nu de blinde gehoorzaamheid deezer Dweepers aan hun Hoofd, dezelve was in allen deele overeenstemmende met dieGa naar voetnoot(c) van die Moordenaars, zoo zeer bekend in de Geschiedenissen der Kruisvaarten; en men moet niet twyffelen, of de Carmathienzen, deGa naar voetnoot(d) Ismaëliters, deGa naar voetnoot(e) Bathenienzen, de Duizen en de Moordenaars zyn al het zelve soort van Dweepers, onder verscheide benaamingen, of loten van een en denzelven stam, geweest. 't Is zeer wel aangemerkt,Ga naar voetnoot(f) dat de Ismaëliters zyn genoemt geweest met den naam van Carmathienzen, zoo als ook de laatstgemelde de benaaminge hebben gedraagen van Bathenienzen, welke men zoude konnen uitleggen door verligt Volk, en dat de innerlyke kennisse heeft. Ik beken gaarne, dat dit duister gesproken is, en naar eene Warreden riekt; dog de Mystyken drukken zig niet anders uit, en 't schynt dat de duisterheid eigen is aan hunne Godsdienstigheid. Staat het nu aan de onze vry, om zig zelven niet te verstaan, zoo zal het zoo veel te meer vrystaan aan de gene, die leeven in den schoot des Mahometaandoms. Een zeeker Motanabbi, zynde een Poëet en van de Gezindheid der Geestdryvers, leefde in 't begin der derde Eeuw van de Hegira: deez' tragtte meede eene Secte op te werpenGa naar voetnoot(g), en men wil, dat hy in 't begin eenen grooten aanhang kreeg; dog den voortgang deezer Secte wierd tydelyk gestuit. De Poëet-Profeet wierd gevangen, en vervolgens genoodzaakt, om zyne herssenschimmen te moeten wederroepen. Wy zullen van de oude Secten des Mahometaandoms een einde maaken met Baba. Deez' leefde in het midden der zevende eeuw van de Hegira, maakte zig eenen grooten aanhang in Turcomanië, waar uit hy oorspronkelyk was, en wierp zig op tot Profeet. Zyne zending, ondersteunt door een eenigen Apostel, genaamt Isaac, wierd, zonder onderscheid, met den Sabel in de vuist aan Christenen en Mahometaanen aangekondigt met dit formulier: Daar is maar een God, en Baba is zyn Apostel. Dit is al wat men daar van verhaald; waar by men nog zou konnen zeggen, dat zyne Secte meede het lot der voorgaande heeft gehad. |
|