Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolg der voorgaande redeneering,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groote staatsie geleidt naar de Mosquee van Ajoub of Youb, die een Mahometaansch Heilig, en zelfs, naar men zegt, een Metgezel van Mahomet is geweest. Aldaar word die Keizer God aanbevoolen door plegtige gebeden, dienende om denzelven te smeeken, dat hy hem wil versterken, hem wysheid geven enz. Wy doen ook zulke gebeden; dog wy weten niet, even gelyk de Musulmannen, waarom God dezelve zoo zelden verhoord. Na deeze Godsdienstige verrigtinge omhelsd de Mufti den Sultan, en geeft hem zynen zeegen: doende naar het verhaal van Thevenot, denzelven den Sabel aan. Den nieuwen Souverein zweert den Godsdienst te zullen beschermen, benevens de Wetten van Mahomet; de Viziers en de Bassaas, begroeten hem zeer nedrig, buigende zig met hun voorhoofd ter aarde, en kussende het onderste zynes kleeds enz. Dit is maar alleen eene plegtigheid, waar aan 't hert weinig deel heeft. En gelyk de Vorst in den AlcoranGa naar voetnoot(a) genoemt word den Mond en den Uitlegger der Wet; bestaat de wysheid, welke men van God afgesmeekt heeft, nergens anders in, dan, ten opzigte van den Souverein, in het werkstellig maaken zyner driften, en ten aanzien van het Hof, in de konstenaryen van het zelve op te volgen, en ieder zyn byzonder voordeel daarmeede te doen, zonder eenigermaaten agt te slaan op 't welzyn van 't gemeen, 't geen naar hunne gedagten niet gebooren is, dan om slaaven te zyn. Men vind by RicautGa naar voetnoot(b) zeer verstandige aanmerkingen over 't groot gezag des Grooten-Heers, waar naa toe ik meine den Leezer te moeten zenden: Wyl men aldaar zal vinden, dat de Musulmansche Leeraaren het onderscheid erkennen van de twee ZwaardenGa naar voetnoot(c); zeggende, dat in de burgerlyke zaaken de wetten van den Vorst willekeurig zyn, en dat zyne wil de eenige Wet is, welke hy heeft te volgen: Dog dat 'er een gansch ander Regt plaats heeft in den Godsdienst, 't welk zyne magt bepaald. Daar is nog overig, aan te toonen, of zy, even als veele Christenen, niet onder een mengen het regt van den Godsdienst met dat der Kerklyken. Dog dit zal alleen blyken uit het leezen der Geschiedenissen van het Musulmandom, en uit de kennisse van de staatsregeering der Mahometaanen. Wat hier ook van zy, gelyk de Slaaverny, even als de Vryheid, redenen van vergenoeging meind te hebben, zoo reekenen 't zig de grootste Heeren geen minder eer, slaaven te zyn van hunne Monarchen, dan de Engelschen die van Freeholder, waar meede zy hunne Souvereinen in derzelver aangezigt wederstaan: En aldus vind iedere Natie, gebooren zynde onder zeekere gebruiken, en opgevoedt onder zeekere gewoonten, redenen, om zig te vergenoegen met het genot, 't geen zy daar uit trekken; en wie weet, of zoodanig een, die in de Oostersche LandenGa naar voetnoot(d) Kouli word genaamt, zig zelven niet veel meerder agt te zyn, dan den magtigsten Freeholder van Groot-Brittanje? De Mufti,Ga naar voetnoot(e) welken men alhier ziet afgebeeldt, is het hoofd der Turksche Geestelykheid, en zelfs dat der burgerlyke wetten, den Uitlegger des Alcorans, en den Leidsman in den Godsdienst. Men vraagt zynen raad in zaaken welke 't gemoed betreffen, en hy beslist de gevallen daar van met eene wederhoudinge en bepaalinge, waar uit men kan afneemen, dat hy zig zelven niet oordeeld onfeilbaar te zyn, en dat hy ook geenszins daar voor doorgaat, overmits hy zyne antwoorden besluit met deeze woorden: God weet wat 't best is. Ricaut zegt egter, dat de CadisGa naar voetnoot(f) zig aanstonds met zyne beslissingen vergelyken, en dat door dit middel alle Processen binnen korten tyd worden afgedaan, zonder eenig hooger beroep, zonder uitstel, en zonder konstenaryen; waar in zy, myns bedunkens, beeter zyn dan wy, die Christenen zyn. Tournefort voegd hier by, dat de Mufti drie Bedienden onder zig heeft: den eersten, om den staat des geschils op te stellen, en dien van alle moeylykheden, die denzelven duister konnen doen zyn, te ontwarren; den twee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Picart sculp. dir.
LE MOUFTI, ou Chef de la Loy. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LE CADI-LESKIER, Chef des Loix, Ily en a un d'Europe et un d'Asie.
EMIR Homme de Loy de la Race de Mahomet.
B. Picart sculp. direxit 1731.
EFFENDI Homme de Loy dans son Etude. IMAM Ministre d'une Mosquée. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. v.d. Laan del. et sculp.
EMIR Chef des descendans de MAHOMET. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Petite Enseigne ou guidon de la Cavalerie.
B. Drapeau des Janissairés. C. Etendart de Cavalerie. D. Drapeau des Canoniers. E. Etendart du Grand Visir &c. F. La Queiie de Cheval. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, om dien in 't net te schryven; en den derden, om 'er het zeegel van den Mufti op te drukken, na dat hy 'er deszelfs antwoord op heeft gestelt. Dees Mufti is afhankelyk van den Souverein, die hem benoemd, hem verkiest, en niet schroomd om hem af te zetten; die ook geene vergadering van Geestelyken gebruikt, om hem aan te stellen door toedoen van allerlei konstenaryen. Het is wel eene waarheid, dat 'er maar een Mufti onder de Turken is, gelyk maar een Paus by de Christenen; dog zulks is egter niet genoeg, om aan dien Mufti een onbepaald gezag over de gemoederen des Volks toe te staan. Hy houd zyn verblyf te Constantinopolen, en heeft onder zig de Cadileskers, die de bedieninge van Mufti waarneemen, een ieder in zyn regtsgebied. Men kan hen aanzien voor Bewinds-lieden der Justitie; en behalven de twee van Europa en Asië, is 'er een derden, die Bewindsman over Egypten is. Uit de Cadileskers worden meenigmaalen de Muftis verkooren. Na de Cadileskers komen de Mollas. Dit woord beteekend Meester, of Heer. De Moulas, of Mollas, zyn Regters en Leeraars in Turkyen; dog die naam, naar de wyze van Barbaryen, Muley uitgesprooken, is in Africa een tytel, welke door verscheide Mahometaansche Souvereinen van dat gedeelte des weerelds word gevoert, en beteekend aldaar Koning. Bespier in zyne aanmerkingen over Ricaut, zegt, dat de Turken hunne Mollas ook Moula-Cadis, dat is te zeggen Meesters Cadis, noemen, om daar door aan te toonen, dat zy boven de gemeene Cadis zyn. By gebrek van Moulas beslissen de Cadis: Dog vergeeten wy hier niet de lieden van de Wet, of die daar voor doorgaan, van het geslagt van Mahomet, die genoemt worden met den tytel van EmirGa naar voetnoot(a), welke men niet moet vermengen met den Grooten-Emir van het Woest Arabië, waar van ons een ReizigerGa naar voetnoot(b) zoo veel goeds verhaald, om ons te doen gelooven, dat de Arabiërs gansch niet zyn, 't geen men inGa naar voetnoot(c) Europa van hen zegt, en 't geene men vooral in Vrankryk zig gemeenlyk van hen laat diets maaken. De Emirs, zegt Ricaut, hebben in Turkyen zeer groote voorregten, alwaar zy genoemt worden met eenen tytel, die, volgens Bespier in de Fransche taal overgezet, zoo veel wil zeggen als Kinderen des Profeets. Deeze hoedanigheid, waaragtig of verdigt,Ga naar voetnoot(d) want daar loopen groote misslagen onder, geeft hen een byzonder aanzien, als by voorbeeld, om eenen groenen Tulband te mogen dragen: En het is niet geoorlooft, nog hen te lasteren, nog hen te slaan, op straffe van de hand te verliezen. Dog dit verbod word te leur gestelt, door hen niet te beleedigen, voor en aleer men hen den Tulband met groote eerbiedigheid en agtinge heeft afgenoomen. Deeze Emirs hebben eenen Oversten, die onder hem eene lyfwagt met verscheide Officieren heeft, gelyk men alhier kan zien; en men geeft den tytel van zeer uitmuntendenGa naar voetnoot(e) aan deezen Oversten, die regt van dood en leeven heeft over de andere Emirs. Een ander Bediende van aanzien onder de Emirs is den Alemdar, een eernaam, waar meede men beduiden wil een Vaandrager. Hy draagt de groene VaanGa naar voetnoot(f) van Mahomet, wanneer den Groo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten-Heer, geduurende eenige plegtige dagen, in 't openbaar verschynt: Dog den EffendiGa naar voetnoot(a) welke in de afbeeldinge vertoont word, zittende in zyne beezigheden, verdiend veel meer dan den Alemdar om gestelt te worden onder de Bedienden des Godsdiensts en der Wet, even als de MuezimsGa naar voetnoot(b); al ware 't maar alleen om dat zy 't volk tot het gebed noodigen, en om dat zy zulks met een weinig meer luister doen by de Musulmannen, dan zy, die by ons de klok luiden, en de deuren der Kerk voor de Geloovigen openen. Voor de rest worden deeze Muezims, Imans, of Priesters eener Parochie, en het is uit de Muezims, dat men door de bank de Imans verkiest, terwyl de Klokluiders by ons Klokluiders blyven, en die de kerkdeuren openen, dezelve blyven openen. Onder de hoedanigheden, die vereischt worden om een Iman te zyn, moet men een gedrag zonder opspraak hebben, en den Alcoran konnen leezen. Die naar deeze bedieninge staat, word door de Musulmannen van de openstaande Parochie den Vizier aangeboden, als zeer waardig zynde om dat Priesterschap te bedienen: En hy ondergaat geene andere ondervraaging, dan dat hem bevolen word om eenige Veerzen uit den Alcoran te leezen. Hier in bestaat alleen de verkiezing van dien Geestelyken, of Mahometaanschen Priester. Zyne waardigheid is geenszinsGa naar voetnoot* onuitwisschelyk, en zyn Priesterschap, als zynde op zoo weinig zaakelykheid gegrond, belet niet dat hy weder weereldlyk kan worden, en zonder de alderminste plegtigheid zyne Priesterlyke waardigheid verliezen, waar aan men zig, niet zonder kleerscheuren, by de meeste Christen Secten kan vergrypen. De Bediening van Iman bestaat, in de eerste plaatse, in het volk te roepen tot het gebed, dog 't ampt van deeze Priesters bestaat voornamentlyk, in den aandagt des volks te bestieren op de gezette uuren, en in het gebed te doen met luider stemme. Alle Vrydagen moet den Iman leezen de spreuken en de Veerzen van den Alcoran. Ook preedikt hy; dog dit is wel voornamentlyk het werk der gener, die Hodgias worden genaamt, vooral op de plegtige Feesten. DeezeGa naar voetnoot(c) Hodgias zyn Leeraars, Predikanten en Regtsgeleerden te gelyk: Het Mahometaandom vermengd dat alles door malkanderen, overmits 'er geen onderscheid tusschen de Kerk en den Staat aldaar, even als onder ons is, en van gelyken het geestelyk aldaar niet onderscheiden is van het weereldlyk. De Persiaanen hebben ook hunnen Hoogenpriester, by ChardinGa naar voetnoot(d) genaamt Sedre, van eenGa naar voetnoot(e) Arabisch woord, zoo als hy zegt, 't geen beteekend, naar den letter, 't innerlyk gedeelte des lichaams en der borst: Dog het gebruik heeft het zelve ten behoeve deezes Hoogen Priesters geheiligt, en het geeft te kennen deszelfs uitnemende waardigheid. De Sedre by de Persiaanen had eertyds denzelven rang, welke de Mufti by de Turken heeft. Hy wierd aldaar aangezien als den Oppersten Regter in Kerklyke zaaken, en in alle zulke, waar aan de Persiaansche Kerk eenigzins belang had. Zyn gezag strekte zig uit over alle burgerlyke zaaken, welke maar de alderminste betrekkinge konden hebben op 't geestelyk. Hy had het bewind over alle goederen gewydt tot de Godsdiensts-oeffeninge, en tot het onderhoud der Kerklyke Dienaaren. Hy had ook de begeving der Kerklyke ampten, dat is te zeggen, der bedieningen staande onder 't Hoogepriesterschap; een gezag zig al te verre uitstrekkende, dan dat het niet zoude worden een altoosduurende bronader van misslagen: Dit alles, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeg ik, heeft aldus geduurt, tot dat zeeker Koning van Persië die bediening in tween verdeelde, en twee Sedres aanstelde, om 't gezag des Opperpriesterschaps te verminderen. D'een voerd den tytel van byzonderen Sedre, den ander behoud den tytel van algemeenen Hoogenpriester, hy geeft den rang aan den genen, die niet dan byzonder Hoogepriester is, en zyne bediening is niet zoo wyd uitgestrekt. Den eersten is Opperbewindhebber van de goederen, door de Koningen aan de Kerk nagelaaten, en den ander is zulks van die, welke door byzondere lieden zyn nagelaaten. Zy hebben ieder hunne byzondere regtbank. De Cheik-el-Islam, welke Chardin Ouderling der Wet noemd, is een ander kerklyk dienaar, en volgd op de twee Sedres. De Cazy, die eertyds deezen Beampten, die half geestelyk en half weereldlyk is, voorging, staat thans onder hem. De instellinge hunner bedieningen moest hen, zegt Chardin, eigentlyk geestelyken maaken; dog zy hebben het zoo verre weten te brengen, dat zy de regtbank hebben ingekreegen, en tegenwoordig zyn zy de onafhankelyke Regters in alle zaaken, raakende de burgerlyke regtspleeging. Dees Reiziger verhaald ook de wegen en middelen, welke zy hebben gebruikt om dit hun oogmerk te bereiken. Wyders is het zeer moeylyk om eene nette vergelykinge te maaken tusschen de hooge Kerklyke waardigheden der Mahometaanen in Turkyen, met die van Persie en Indiën enz. Derzelver gezag is min of meer uitgestrekt, volgens den wil der Opperheerschers; en zoo zy zig onderling al gelykvormig zyn in deeze, zoo verscheelen zy egter zeer dikwils grootelyks in andere zaaken. By voorbeeld, na dat men geleezen heeft 't geen ik van den Sedre heb verhaalt, zou men niet wel konnen zeggen, dat de Sedre den Mufti der Persiaanen is? Maar het zou redelyker zyn, dat men by den Mufti der Turken vergeleek den genen, welken men Cheik-el-Islam noemd. In tegendeel is de bediening des genen, welken men in Persië den Mufti noemd, naauwer bepaalt dan by de Turken, zoo als zulks blykt uit het verhaal van ChardinGa naar voetnoot(a). Aan den anderen kant schynt dien Auteur zig zelven tegen te spreeken, wanneer hy zegt, dat den Sedre byGa naar voetnoot(b) de Persiaanen al het zelve vermogen heeft, en zelfs grooter, dan den Mufti by de Turken; nademaal het ampt van Sedre nergens anders om verdeelt is, dan om derzelver gezag te verminderen, en om aldus die beide Bediendens des te afhankelyker te maaken van den Souverein. Zoo het eene waarheid was, dat aan de bediening van Sedre eertyds zoo veel vermogen was vastgehegt geweest, als Chardin daar aan toeschryft, zou men mogelyk dezelve konnen vergelyken by die van den Mufti voor den tyd van de scheuringen die onder de Mahometaanen zyn voorgevallen; dog wat hier ook van zy, dees Reiziger verzeekerd ons in 't vervolg, dat den groot-Amptenaar der Wet in Persië (te weeten der Wet, welke de regten van den Godsdienst en van den Staat behelsd) denGa naar voetnoot(c) Cheik-el-Islam is, gelyk de Cazy zuks in Indiën is; en dit is, myns bedunkens, nog eene tweede tegenstrydigheid. Na alles 't geene wy nopende de Kerklyke bestiering des Mahometaandoms hebben verhaalt, is het niet moeylyk te begrypen, dat in deezen Godsdienst de Souvereinen van den Staat ook teffens zyn de waaragtige Hoofden der Kerk: Overmits de geestelyke regten aldaar geheel en al vermengt zyn met de weereldlyke; dat den Alcoran op eenen gelyken voet het Staats en Kerks bewind heeft, en dat denzelven niet minder een Wetboek is, dienende tot een regel en hameide in de burgerlyke zaamenleeving, als een Boek der Leerstukken, 't geen de Geloovigen van het Mahometaandom te zaamen vereenigd, en alles in zig bevat, 't geen men moet gelooven om een goed Musulman te zyn. Wanneer den Grooten-Heer gekooren is, bevestigd hy, als hoofd hunner Kerken, den Mufti, of zet denzelven af; en de Koning van Persië doedt van gelyken met zynen Cheik-el-Islam: Dog deeze onafhankelyke magt des Monarchs zou zeer lichtelyk bloot gestelt zyn voor alle gewelddaadigheden van eenen ongetoomden lever, en voor de partyschappen der Geestelyken, zoo men geene zorge droeg om het gemeen van kindsgebeente | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
af in te boezemen eene blinde hoogagtinge voor den Souverein, eene onbepaalde onderwerping voor deszelfs welbehaagen, en eene volkomene berusting in deszelfs wil, welke op den Godsdienst gegrondvest is. Alle de Oostersche Volkeren zyn, even als de Mahometaanen, in 't algemeen verslaaft aan deezen zetregel, dat als wanneer men den Koning noemd, men daar door te kennen geeft den volslagen Heer en Meester van het welwezen, van het geluk en de middelen der Onderdaanen. Het is niet meer dan billyk, dat de Mahometaansche Monnikken in den rang der Geestelyken worden gestelt. Even gelyk onder ons, vind men ze ook aldaar van verscheide Ordes; van welke zommige in de Kloosteren blyven, en andere zig naar de afgezonderde wildernissen begeeven, om aldaar, was 't mogelyk, met meer ingetoogentheid te leeven, dan de gene die van de weereld zyn; afgezondert van de vleeschelyke vermaaken, vry van de menschelyke driften, vyanden van alle partyschappen en konstenaryen; ten naastenby even eens, zonder egter eene vergelyking tusschen die beide te maaken, als de onze doen in den schoot der Christenheid. Ook schynt het dat het woord vanGa naar voetnoot(a) Dervis in 't algemeen word gegeven aan alle de Mahometaansche Geestelyken, en dat het zelve net past op dat van Monnik, 't geen by ons een verzamelend woord is, en alles in zig besluit, 't geen door een Geestelyken word verstaan. Wat hier ook van zy, men wil dat Dervis, in deszelfs eerste beteekenisse, te kennen geeft in de Persische taal eenGa naar voetnoot(b) arm Man; en het zelve zoodanig aan onze bevattinge doedt voorkomen, gelyk wanneer men eertyds in 't Grieks eenen Monnik zeide, men daar door aanstonds een denkbeeld gaf van eenen Man, die zig uitgaf voor alleen te leeven, dat is te zeggen, afgezondert van de weereld, van het gansche menschdom, om zig nergens anders aan over te geven, dan alleen aan de Godvrugtigheid. Dog thans weet ieder een, dat nog in 't Oosten, nog in 't Westen, deeze woorden meer naar den letter worden verstaan, en dat men dezelve moet rekenen onder 't getal van zoo veele andere, die, wel verre van gelykvormig te zyn aan hunne eerste beteekenisse, allengskens gansch verscheide denkbeelden inboezemen. De Mahometaansche Dervis hebben, dit niet tegenstaande, een groot voordeel op de onze; daar in bestaande, dat zy konnen trouwen wanneer zy daar lust toe krygen, en deeze vryheid steund op eenen zeer reedelyken zetregel;Ga naar voetnoot(c), te weten, dat het hoofd van een mensche al te ligtveerdig is,Ga naar voetnoot(d) dan om langen tyd te konnen blyven in eene en dezelve gesteldheid. De naam van Dervis word gemeenlyk gegeven aan de MevelavitenGa naar voetnoot(e). Hun Regel is, geduldig, nederig,Ga naar voetnoot(f) ingetoogen en liefdaadig te zyn. Zy moeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PRIEUR d'un COUVENT de DERVIS
DELI espece de BRAVE qui suit le GRAND VIZIR
F.M. La Cave sculp.
Diferens habillemens des DERVIS SANTON autrement CALENDER et ABDAL | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
le grand EMIR des ARABES du DESERT
CRIMINEL garde' en Perse au CARCAN
J. Folkema sculp.
Espece de DERVIS qui voiage RELIGIEUX de l'ordre des EDHEMITES | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stilzwygentheid bewaaren in 't byzyn hunner Overstens, en hebben doorgaans hunne oogen neergeslagen, het hoofd hangende op de borst, met het lichaam half gebogen. Behalven dat, dragen zy over hunne lichaamen hemden van het grofste linnen dat men kan vinden: Dog andere, nog veel strenger, dragen 'er geene, en trekken over hun bloote lyf een Kamizool van Py, of grove stoffe, bruin van kleur, 't geen hen tot over de kuiten hunner beenen komt af te hangen. Deeze Py word te CugnaGa naar voetnoot(a) in Natolië gemaakt, alwaar den Oppersten der Dervis zyn verblyf houd, zy knoopen of rygen dit Kamizool; dog den meesten tyd hebben zy de borst naakt tot aan den Gordel, die byna doorgaans van zwart leer is: En om hunne getrouwheid aan God te bekragtigen met het zelve zeegel, 't welk de geest van afzondering en van boetveerdigheid zoo meenigmaalen ook in onzen Godsdienst werkstellig heeft gemaakt, branden zy hunne borst met een heet yzer, en gewennen zig aan zeer veele groote gestrengheden; dog welke ik hier niet zal beschryven. Aldus is 't, voegd Ricaut 'er by, dat deeze veel gezonder lykenen dan hunne metgezellen. Laat ons ook niet twyfelen, dat niet een groot getal fyne Musulmannen zouden gelooven, dat deezen uiterlyken schyn meer in staat is, om 's Hemels genaade te verwerven, dan de alderinnerlykste gebeden der Geloovigen, die buiten alle opspraak leeven, en zig niet anders kleeden dan de menschen gemeenlyk doen: Dog laat ons de beschryving deezer Mahometaansche Monnikken ten einde brengen. Meenigmaalen bedekken zy hunne schouderen met een soort van een wit deksel: Aangaande hunne beenen, die zyn naakt, behalven de voeten; dog het hoofd dekken zy met eene verheve muts van witagtig kemelshair, allengskens naar boven spits toeloopende, op de wyze van een suikerbrood, zomtyds van boven rond gemaakt, op de wyze van een Coupel, en rondom bewonden met linnen dat dezelve de gedaante van eenen tulband geeft. Den Leezer kan zulks zien in de afbeeldinge daar van hier by gevoegt: Hy zal daar in zien eenen Oversten van een Convent van Dervis, en eenen anderenGa naar voetnoot(b) Dervis, die zyn werk maakt van reizen, onder den dekmantel van het Musulmannische Geloof te prediken; dog die in der daad tot een bewindsman en bespieder diend voor meer als eene zaak. Aldus zyn de Monnikken overal Monnikken. Hy zal ook aldaar nog twee van die zelve Dervis zien, verscheidentlyk gekleedt, van welke de een naby den mond eenen ei-ronden steen draagt, welken men zegt van Marber, van Albaster, of eene Porfyr-steen te zyn. Is zulks om aan te toonen dat zy bescheiden moeten zyn en voorzigtig? Dat zy moeten leeren zwygen? Deeze Steen boezemd hen zulks in, en Ricaut, zeggende, datGa naar voetnoot(c) denzelven hen den mond sluit, schynt zulks insgelyks te kennen te willen geven. Dees Steen is dan een zinnebeeld dat overeen uitkomt met den vinger van den God Harpocrates; die, gelyk men weet, verbeeld was in de Heidensche oudheid met den vinger op den mond. Zoo iemand nieuwsgierig is, om naauwkeuriger te weten, waar in de stigtinge van de Godsdienstige Ordes in het Mahometaandom bestaat; waar in de proef-jaaren der Dervis bestaan; en welke strengheden zy in agt moeten nemen; hoedanig zy het volkje bedriegen door zeekere buitengewoone uitwerkingen, welke hen tot een soort van Poetsemaakers maaken; hoedanig eindlyk de Dervis van Egypten zig, zelfs by erffenisse, toeëigenen het regt of de magt om de slangen en venynige gediertens te konnen beleezen enz. Zoo, zeg ik, iemand nieuwsgierig is naar die naauwkeurige verhandelingen, moet hy leezen 't geen daar van geschreeven is door Ricaut, en Bespier, die op hem aanmerkingen heeft gemaakt, zonder te spreeken van een oneindig getal Reizigers, die hen of voorgegaan zyn of nagevolgt hebben, en alle in dat stuk met elkanderen overeenstemmen, ja doorgaans omtrent alles 't geen eenigzins opmerklyk is in de Oostersche Landen. By deeze Dervissen ziet men de afbeelding van eenen Deli, 't geen woordelyk te zeggen is, van eenen Gek en van eenen Uitzinnigen: Dog beeter word dit woord van Deli overgezet door dat van Zwetser, of van Opsnyder, Pocher of Snorker. Want | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dit alles geeft men te kennen door dat van Deli, die eigentlyk behoord tot de lyswagt des Grooten-Viziers: en wanneer men agt slaat op deszelfs belachelyke kleedaagie, zal men mogelyk ook zeggen, dat het een soort van eenen Gek is, die zyn werk maakt van voor Spitsboef te speelen; voornamentlyk wanneer men op het zeggen van Ricaut staat mag maaken,Ga naar voetnoot(a) die ons eenige staaltjes opgeeft van de zwetseryen deezer Delis, en van de moeite die zy doen, om te schynen 't geen zy in der daad niet zyn. Waar in zy, ten opzigte der menschen, zeer wel gelyken naar 't geen de Dervissen zyn ten opzigte van God: waarom men hen ook by dezelve gestelt heeft, te gelyk met de gene, die in andere Godsdiensten hunne navolgers zyn. Nadien ik geenszins wil verklaaren zaaken die zoo meenigmaalen verklaart zyn, of altoos voor een verdrietig Uitschryver speelen van zoo veele Auteuren, die voor my zig onderling d'een den anderen hebben uitgeschreeven, zal 't byna genoeg zyn, om aan de gene, die zig hier meede zullen willen ophouden, eenen Santon te vertoonen. De Santons zyn deugnieten, en de geen die in deeze figuur vertoont word, is genomen uit de afschouwelyke beschryvinge, welkeGa naar voetnoot(b) Olearius van de Abdals geeft, welke door hunnen naam te kennenGa naar voetnoot(c) geven, dat zy aan God gewydt en overgegeven moeten zyn, en die zulks in der daad alleen zyn aan de aldergrootste ongebondentheden. Deeze Monnikken gaan, gelyk men kan zien, blootshoofds en blootsbeens, het lichaam half bedekt met een slegte ruige beere-huid, of met die van eenig ander wild gedierte, zonder hemd, met eenen leederen Gordel om hunne lendenen, waar aan een soort van eene tas hangt. Zomtyds hebben zy, in plaats van eenen Gordel, eene kopere Slang om 't lyf, welke hunne Leeraars hen geven, als tot een teeken dat hunne wetenschap te kennen geeft. Dit is ten naasten by 't geen 'er Olearius van zegt, waar by Ricaut voegd, dat dees Orde van Santons, die ook bekend is onder den naam van Calenders of Calenderans, veel eerder behoorde genoemt te worden eene Secte van Epicuristen, dan een Genootschap van Godsdienstige persoonen. By deeze beschryvinge van Olearius, van Ricaut, en van andere, moeten nog gevoegt worden twee schetsen, die hen ten uitersten gevaarlyk maaken, beide in den Godsdienst en in den Burgerstaat; te weeten, de Onverschilligheid en Evengelykheid, die zy stellen tusschen goede en kwaade daaden, benevens het voorgeven, waar meede zy de aldergrootste ongeregeldheden toestaan, beweerende, naar men zegt, dat men ook God kan dienen door brasseryen en in de kroegen enz. even als men hem diend door 't gebed en in de Mosqueen. 't Geen deeze Santons in de hand draagen, gelykt niet kwalyk naar eene knods, waar meede zy, naar 't zeggen van Olearius, verscheide bewegingen maaken, en waar meede zy byna eveneens omspringen, als onze Beeker speelders met hunne stokskens. By alle deeze onordentelykheden komt nog, dat zy volmaakte Kwakzalvers zyn, en zelfs, dat zy zig bemoeyen met Reliquiën te verkoopen aan de Fynen; gelyk, by voorbeeld, hair van Mahomet enz. Eindlyk den Edhemiter, welken men hier zietGa naar voetnoot(d), is van de Orde der Heremyten in Persië, welke inzonderheid in de Provincie van Chorazan is opgerigt, leidende een straf en zeer streng leeven in hunne eenzaame plaatsen, zig beezig houdende, naar men zegt, met hunne Godsdienstsoeffeningen, en verlicht, of zig inbeeldende zulks te zyn, door eene kragt, welke gemeenlyk eene uitwerkinge is van de verstervinge des lichaams en van de onthoudinge; en welke buiten twyfel in die Oostersche Lugtstreeken zig met meer hevigheid verspreid. 't Is egter eene waarheid, dat in het stuk van Geestdryving en Gezigten ieder land zyne eigenschappen heeft; Men vind 'er, alwaar de nevelen en de dikke lugt den voortgang der Geestdryvery al zoo zeer begunstigen als de dunne en warme lugt in de Levant, en de hitte in de zuidelyke Landstreeken. Op wat voor eene wyze de zaaken aldaar of elders ook mogen toegaan, 't is ons genoeg, dat wy daar vinden lieden, die vermaak hebben in zig af te zonderen van de andere menschen, tragtende in 't vervolg daar meede te kennen te geven, dat zy die afzonde- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ring ter liefde Gods hebben gedaan: Niet dat ik niet zoude gelooven, dat zommige zig in goeden ernst, en uit een beginsel van deugd, afzonderen; maar den meesten hoop deezer Kluizenaars hebben andere inzigten, en het zou gansch onnut zyn nopende dit stuk wederom te herhaalen, 't geen al zoo menigmaalen is gezegt. Het omstandig verhaal der Mosqueen, en der zaaken welke die wel inzonderheid aangaan, als namentlyk dat dezelve geene Klokken hebben, nog Klokspellen, laat ik daar; overmits ieder een zulks weet, en dat de Muezims, die op de spitse Toorens der Mosqueen klimmen, aldaar, volgens het zeggen van Tournefort, en de Klokken en de Uurwyzers der Musulmannen zyn, nademaal zy dezelve het Gebed en de uure van dien aankondigen. En ik zoude niets nieuws zeggen, by aldien ik hier by voegde, dat deeze Muezims, onder 't spreeken der woorden welke dat aankondigen, zig eerst naar het Zuiden keeren, van daar naar het Noorden, vervolgens naar het Oosten, en eindlyk naar 't Westen; dat dit teeken, 't geen 't Gebed aankondigd, ook te gelyk te kennen geeft de Reiniging die het zelve moet voorgaan; dat, alvoorens men in de Mosquee gaat, men zyne schoenen moet uit doen, en dat men daar moet ingaan met alle zeedigheid en nederigheid; dat men, daar binnen getreeden zynde, met alle eerbiedigheid de plaats alwaar den Alcoran is moet groetenGa naar voetnoot(a); dat men daar na op eene aandagtige wyze de oogen hemelwaards moet slaan, stoppende de ooren met de beide duimen. Ik raak dan deeze gebruiken van weinig aangelegentheid maar ligtjes aan, overmits dezelve eigentlyk behooren tot het Ceremonie-boek van 't Mahometaandom; om eene kleine beschryvinge te geven van de Feesten en andere Mahometaansche Plegtigheden, in welke de konst van zig te vermaaken, en te gelyk die van Fyn te wezen, elkanderen al zoo geestig weten de hand te geven, als by ons, en wel met die zelve behendigheid. Dog laat ons liever zeggen, dat die behendigheid overal en op alle tyden plaats heeft gehad; en het is zeeker, dat, by aldien men van de Godvrugtigheid der Mahometaanen zoude willen oordeelen uit de gebruiken welke ik heb aangehaalt, men geneigd zoude zyn te gelooven, dat 'er nooit andere dan uitverkoorne, aan God gewyde, en in hunnen blinden Godsdienst ieverige Mahometaanen in de Mosqueen kwamen. Voeg hier by de opgetoogentheid welke zy in hunne gebeden doen blyken: zy gaan niet dan tot God, en zy gaan tot hem, als tot den genen die alleen beminnelyk, alleen waardig is, om gedient en aangebeden te worden, alleen de herten en de gedagten der menschen in zyne hand heeft, en ook alleen kan vergeeven en barmhertigheid bewyzen enz. Men beschuldigd zig zelven in die gebeden, dat men hem niet geëert heeft op eene wyze, waardig genoeg voor zyne eeuwige Majesteit, men betoond daar over berouw aan hem alleen, men smeekt om zyne zeegen enz. zonder dat het schynt, om daar van te oordeelen ingevolgeGa naar voetnoot(b) het Gebed waar uit ik dit gering uittreksel heb gemaakt, dat men voor hem tragt uit te boezemen eenen overvloed van woorden, waar in meenigmaal niets anders steekt, dan den nadruk waar meede men dezelve voorbrengt; nog om hem aan te bieden eenen verbloemden en gemaakten aandagt, nog eindelyk een duister en onverstaanbaar mengelmoes, 't welk, onder voorgeven van ons op te leiden tot eene gezuiverde betragtinge der geestelyke dingen, verre te boven gaande aan 't geen alleen de Godvrngt van ons vereischt, aan eenen Fynen inboezemd het verlangenGa naar voetnoot(c) om een kind te worden, om zig te verkleinen, om zig onwaardig te maaken, om zig te verduisteren, om gaarne onmagtig te zyn, om gerekent te worden voor niets, gelyk de kinderen, om zig zelven niet meer te konnen rekenen; en eindlyk, om weder tot een kind te worden, even als eenige afgeleefde gryzaards, waar meede de ontaarde kinderen den spot dryven. Het Mahometaandom het gebed buitengemeen aanpryzende,Ga naar voetnoot(d) noemd dat, den Sleutel des Paradys. Het zelve is zooda- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nig, zegt den Alcoran, behoudens dat men dat doe met eenen welbedagten geest, verre van alle voorwerpen die eenige verstroojinge konnen aanbrengen, met geloof, en in staat om te kennen en te bezeffen 't geene waarom men God moet bidden. Aldus verbied hy God in de Dronkenschap te bidden,Ga naar voetnoot(a) en van gelyken in zeekere omstandigheden, waar in de hertstogten de overhand hebben boven de pligten des Godsdiensts; waar in hy veel redelyker is dan zommige Casuisten, die met eene groote deftigheid hebben uitgeploozen, of een geloovige die getrouwt is, Psalmen zingen en God bidden moet voor dat hy storm gaat loopen, of zelfs op den tyd dat hy daar meede beezig is. Merken wy ook aan, dat Mahomet altoos het geven van AalmoessenGa naar voetnoot(b) met het Gebed hand aan hand doedt gaan. Dog die geestelyke beweegredenen zyn bezwalkt door de zoo dikwils herhaalde beveelen van zyn lichaam met alle naauwkeurigheid te reinigen: En het is hier in, dat het Pharizeendom der Mahometaanen voornamentlyk bestaat. De order der Mahometaansche Gebeden brengt my hier te binnen de Kanonikaale Uuren der Roomschgezinden, waar by een Protestantsch ReizigerGa naar voetnoot(c) gemeint heeft te mogen vergelyken, dog egter op eene een weinig haatelyke wyze, den oorspronk van het Middernagts-gebed der Persiaanen. geen Leezer gelieve daar op na te zien, 't Den eldersGa naar voetnoot(d) van de Kanonikaale Uuren is gezegt. Wy moeten nog eene aanmerkinge maaken over het Gebed. Bchalven den Roozekrans, die ook by de Mahometaanen in gebruik is, en van hen door deGa naar voetnoot(e) Christenen, die de eerste instellers der Kruisvaarten zyn geweest, volgens de meininge eenes Reizigers, die meer ervarendheid heeft in de hedendaagsche geschiedenissen, dan doorzigt in de oudheid, is overgenoomen; behalven dien, zeg ik, gebruiken de Persiaanen veele werktuigen van aandagt, welke ten minsten dienden aangewezen te worden. Na dat de Reiniginge verrigt is, hangt den Godsdienstigen de Habba over de schouderen. Deeze Habba is eene tabberd, die my toeschynt in deeze gelegentheid zeer te gelykenen naar deGa naar voetnoot(f) Taled, en naar de Arban-canfot der Jooden. Na zig bekleedt te hebben met de Habba, moet het Tapyt, waarop men moet bidden, gemaakt zyn als het dak eener Mosquee, en op het Tapyt moet den Alcoran leggen, benevens een Kam, om zig te kammen en om zig den baard in ordreGa naar voetnoot(g) te schikken, en een Spiegel, waar van men 't gebruik ligt kan afnemen. Daarenboven den Roozekrans, waar van ik zoo even gesprooken heb, en Reliquiën, bestaande voornamentlyk in stukskens Tapyt en andere diergelyke dingen, die gedient hebben in ommegangen, of tot dekselen op de graven der Heiligen; en eindlyk 't geen Chardin eenGa naar voetnoot* Schyf noemd, doorgaans gemaakt van gewyde Aarde van Mekka. Deeze Schyf heeft de gedaante en grootte van een teljoor; dog daar zyn 'er ook vierkantige, zeskantige enz. het bovenste daar van is gegooten, en behelsd de naamen Gods en zommiger Heiligen, of het Geloofs-Formulier, ofte ook wel eenige plaatsen uit den Alcoran. Chardin, uit welken ik deeze byzonderheden heb, voegd daar by, ‘dat deeze Schyven dienen, om 'er het hoofd op te leggen in die gebeden, welke zy doen wanneer zy met het voorhoofd den grond aanraaken enz. Alvorens te komen tot de beschryvinge der Feesten van het Mahometaandom, die meer vermaak dan nut behelsd, zal het niet ondienstig zyn, om, als in 't voorby gaan, te zeggen, dat den Vrydag by de Mahometaanen is, 't geen den Sa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
turdag by de Jooden, en den Zondag by de Christenen is. Volgens 't gevoelen van zommige, komt de verkiezing van dien dag van de berugte Intreede van Mahomet te Medina; dog, volgens dat van andere, is den Vrydag boven alle andere dagen verkooren, om dat God op den Vrydag een einde maakte metGa naar voetnoot(a) het werk der Scheppinge. De waarheid hier van is deeze, dat namentlyk dees dag geschikt zynde tot de plegtige Byeenkomsten der oude Arabiërs, Mahomet, als een goed staatkundige, gemeint heeft dien dag dat zelve voorregt te moeten geven in zynen nieuwen Godsdienst, en nog des te meer, om dat, volgens de aanmerkinge van Abulpharagus, de waare beweegreden, waar door den Vrydag en de dagen tot de FeestenGa naar voetnoot(b) geschikt, zyn onderscheiden geworden, was, om de Volkeren te vereenigen door plegtige vergaderingen en Byeenkomsten; en om voor een weinig tyds hen te doen ophouden van hunnen arbeid en handwerk. Dit is zeeker, dat de Mahometaansche Schryvers groote loftuitingen geven aan deezen dag, en dat zy, na denzelven te hebben genoemt den Vorst, en den alderuitmuntendsten aller Dagen, verzeekeren, dat het laatste Oordeel op eenen Vrydag zal voorvallen. Den Auteur welken ik onder aan deeze Bladzyde aanhaal,Ga naar voetnoot(c) heeft verscheide andere merkwaardige zaaken, nopende deezen Dag byeen verzamelt. Aangaande nu de Maanden, maak ik een begin met derzelver naamen op te geven: zynde dit ten minsten noodzaakelyk voor de gene, die eenigzins een denkbeeld willen hebben van het Jaar der Mahometaanen.
Ingevolge deeze rekening moet het Mahometaansche jaar 354 dagen beloopen. Dit jaar is van twaalf Maan-maanden, die beurtelings van 29 en van 30 dagen zyn. Hier uit ziet men, dat het zelve elf dagen korter is dan het onze, en men heeft 'er de ongemaakelykheid van bereids boven vermeldt. Voegen wy hier nog by, dat, volgens de aldernaauwkeurigste oprekeninge, de Mahometaansche Tydrekening beginnen moet op den 16 onzer maand Julius van het jaar 822, naar de Tydrekening der Christenen. Ga naar voetnoot(d) Onder de maanden, welker naamen wy zoo aanstonds hebben opgegeven, waren 'er vier, welke by de oude Arabiërs voor heilig wierden gehouden; te weten, Moharram, Resjeb, Dhulkadha en Dulhaggia. Geduurende die vier maanden hielden alle vyandlykheden op, en dat ging zoo verre, dat het zelfs niet geoorlooft was aan den genen, die den Moordenaar van zynen Vader of van zynen Broeder op den weg ontmoette, denzelven eenig geweld aan te doen. Allen oorlog, gevoert of verklaart wordende geduurende de heilige maanden, wierd aangezien voor onregtveerdig en godloos. Deeze wet wierd onschenbaar in agt genomen, en daar zyn niet dan weinig Arabische Huisgezinnen geweest, die zig aan dezelve niet hebben onderworpen. Dulhaggia was eene heilige maand om de Pelgrimaadje naar Mekka, en deeze Pelgrimaadje heiligde ook de maand van Dhulkadha, die dezelve voorging, en die van Moharram, die op dezelve volgde, of, om beeter te zeggen, deeze maanden waren bevoorregt, om aan de geloovigen den tyd en de Vryheid te laaten, van hunne Pelgrimaadje naar Mekka, heen en weerom te konnen verrigten. Resjeb was nog eerwaardiger dan de andere maanden, om dat, gelyk gezegt word, die maand, by de Heidensche Arabiërs, geschikt was tot den Vasten. In tegendeel was de maand Rhamadan door Mahomet in de plaats van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Resjeb gestelt, door de gemelde Arabiërs niet dan aan de dronkenschap gewydt. 't Schynt dat Mahomet de instellinge der heilige Maanden in zynenGa naar voetnoot(a) Alcoran uitdrukkelyk heeft toegestaan; maar egter niet, dan na dat hy alvorens had afgekeurt het bedrog van eenige Arabiërs, die, om zig te ontdoen van de al te groote leedigheid waar in zy genoodzaakt waren te leeven geduurende drie agter een volgende maanden, zonder te rooven, zonder op buit uit te loopen, stoutelyk en eigener gezag de heiligheid der maand Moharram tot de maand Saphar overbragten: Waarom hy gebood, dat die maanden heilige Maanden zouden blyven; verbiedende den oorlog te voeren, geduurende deeze vier maanden, aan alle de gene die dezelve ook voor heilige zouden erkennen; dog teffens stond hy toe om dat onderscheid aan eene zyde te stellen, wanneer 't zaake was om de ongeloovige te bevegten. Ik zal met de beschryving der Feesten een begin maaken met de Maan van de maand Sjewal, de tiende maand van het Mahometaansche jaar; om redenen, dat denGa naar voetnoot(b) Bairam, die in deeze Maan invalt, eenige gelykenisse heeft met het Nieuwe-jaar der Christenen, en om dat dat by de Mahometaanen een tyd is van Geluk-en Zeegen-wenschingen, even als het Nieuwe-jaar by ons. Egter is het ook eene waarheid, dat den Bairam volgd op den Vasten van Rhamadan, even als Paaschen op der Christenen Vasten volgd, en dat de Mahometaanen dien beginnen met eene plegtige en algemeene verzoeninge, waar in dees Bairam nog eene tweede gelykformigheid heeft met onze Paaschen, vermits op dezelve het alderplegtigste Nagtmaal onder de Christenheid word gehouden; dog of deeze myne redenen gegrond zyn, of niet, daar is in allen gevalle weinig aan geleegen, of deeze beschryving met dit Feest, of met een ander, begint. Zoo haast als men de Maan deezer maand Sjewal in 't oog heeft gekreegen, word den Bairam aangekondigt: En zoo het ongeluk wilde, dat de wolken 't gezigt van de Maan beletteden, zou 't FeestGa naar voetnoot(c) alleenlyk eenen dag worden uitgestelt, waar na men egter zou vooronderstellen, dat het nieuwe Maan was, en met het Feest eenen aanvang maaken. De omstandigste beschryvingen welke wy van dit Feest des Bairams hebben, zyn te vinden by Ricaut, en by Tournefort: Van welke den laatstgemelden, om zoo te spreeken, alle de byzonderheden, welke hy geleezen had in Ricaut, in Thevenot en in andere, t' zamen gevoegt heeft, om 'er eene beschryvinge van op te stellen. Dit is 't al wat men doen kan omtrent eene stoffe, welke verder niets nieuws kan uitleveren. De Bairams- vermaakelykheden zyn voor een gedeelte afgebeeldt in de Plaat welke men hier ziet. Men spand Slinger-koorden over de straaten, en men schongeld daar op in de lugt, zittende op eene houte stoel, die midden op die Slinger-koorde vast gemaakt, en door eenige kaerels min of meer word aangevoert, na dat de gene die op de Slinger-koorde zit, zulks begeerd. Wyders is deeze Slinger-koorde ook verciert met allerlei bloem-en loof-werk. Een andere tydkortinge der Mahometaanen is het Rad van avontuur, dat zoo meenigmaalen genomen word voor een zinnebeeld van 's menschen leeven, waar op de gene, die 'er op zitten, beurtelings, nu hoog, dan wederom laag zyn. Kortom, de ongestaadigheid van 't rad is, zederd zoo veele Eeuwen, zoo in rym als onrym, zoodanig het eigen en erfgoed der Fortuin geworden, dat het onnoodig is het zelve te herhaalen; dog egter dit niet, dat wy alle ongelukkig genoeg zyn, om ons zelven voor altoos van haar te moeten mistrouwen. Laat ons van deeze geringe zeedelyke aanmerkinge overgaan tot de andere Musulmannische Feesten. Zy vieren ook den nagt tusschen den elfden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob Folkema inv. et sculp. 1737.
Le BAIRAM ou la Pâque des MAHOMETANS. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *58-*59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Le CARNAVAL des TURCS.
L.F.D.B. inv.
B. Bernaerts sculp. La FÊTE d' HUSSEIN. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en twaalfden der eerste maand Rabia, vermits Mahomet op denzelven wierd gebooren, en van gelyken dien tusschen den zes-en-twintigsten en zeven-en-twintigsten van de tweede maand Rabia, overmits de Profeet op dien zelven nagt, op zynen Al-borak, ten Hemel voer. Zy vieren meede den nagt tusschen den vierden en vyfden der maand Resjeb, ter zaake van den Vasten der maand Rhamadan, schoon dezelve niet, dan omtrent twee maanden daar na, invalt. Deeze voorbereidinge geschied door gebeden, die tot middernagt toe duuren. Wat aangaat den Vasten van Rhamadan, welken men by uitnemendheid den Vasten noemd, zoo men geloof mag slaan aan 't Verhaal der Reizigers, is denzelven eene regte sorteering van Godsdienstigheid en van Brasseryen. Denzelven neemt zynen aanvang met een soort vanGa naar voetnoot* Vastenavonds vermaakelykheden, welke men hier heeft afgebeeldt, en welke ik gaa beschryven, om de Verbeeldinge daar van, met de eige woorden van Thevenot,Ga naar voetnoot(a) die ooggetuige deezer plegtigheid is geweest, uit te leggen. ‘In het jaar 1657. den 12 der maand Junius, zegt dees Reiziger, namen de Vastenavonds vermaakelykheden der Turken, of de plegtigheden van den Remesan eenen aanvang.... Men noemd die Laylet el Kouvat, 't geen zeggen wil den Nagt der Magt, overmits de Mahometaanen gelooven, dat het op deezen nagt was, dat den Alcoran uit den Hemel nederdaalde. Zoo haast het nagt geworden is, steekt men op de straaten lampen aan, en wel inzonderheid op die van Bazar, door welke de Feest-houdende meenigte haaren weg neemt. Deeze is eene zeer lange, breede, en regte straat..... Men ziet aldaar zeer veele koorden van de eene tot de andere zyde gespannen, waar aan yzere hoepen zyn vast gemaakt, en aan welke eene groote meenigte lampen hangen; ook hangen 'er korven aan, die met lampen gevult zyn. Omtrent van tien tot tien stappen vind men van die hoepen, en daar zyn 'er geene, waaraan niet meer dan dertig lampen zyn. Dit alles staande ..... op eene regte lyn, maakt een heerlyk gezigt, en geeft een zeer groot licht. Behalven dat zyn 'er verscheide andere groote figuuren..... vol met lampen, en alle de spitse Toorentjes rondom de Mosqueen zyn daar insgelyks meede verciert. Langs de straaten ziet men een ongelooflyke meenigte van menschen...... Met het ingaan van den nagt, begeeven zig de Santons enz. (die de plegtigheid staan by te woonen) naar den Cadilesker, welke hen te kennen geeft, of zy dien avond den Remesan moeten beginnen. Zynde dan wel verzeekert dat men de Maan heeft gezien, en by gevolg dat den Remesan op dien avond eenen aanvang zal nemen, beginnen zy hun Feest op de volgende wyze. Ten een of twee uuren des nagts ziet men eene groote meenigte Santons te voet, gewapent met knodsen, houdende ieder eene toortse in de hand, en verzelt van lieden die Stok-lantaarnen dragen. Zy gaan al danssende, zingende, schreeuwende en huilende, en midden onder hen zit 'er een op eenen muilezel, genaamt Scheik-el-Arfat, dat is te zeggen Prins der Hoornen. Dees is een Scheik, grootelyks onder hen geagt, en wanneer hy vorby ryd word hy van het Volk boven maten zeer toegejuicht. Na hem komen 'er eenige die op Kemelen zitten, en op trommelen slaan, op Cymbalen enz. gevolgt van andere, die vermomd zyn; de eene te voet, verzelt van lieden die Stok-lantaarens dragen, en de andere dragende groote yzere hoepen, behangen met vuurspeeren, op de einden van lange stokken, welke....... geduurig van alle zyden onder 't volk springen, terwyl men op die zelve tyd een goed getal vuur-pylen aansteekt. Hier na komt des Beys volk, alle te paard met vuurroers enz. gewapent...... Den optogt eindigd met de Santons, die zingen...... de komst van den Remesan........ Dit Feest bestaat niet, dan uit by een vergaderde guiten; dog het is, des niet tegenstaande, zeer vermaakelyk enz.’ Aangaande den Vasten, die is, naar het zeggen van Tournefort, zeer verscheiden van den onzen; daar in, dat het volstrektelyk verboden is, geduurende den ganschen loop der Maan van de maand Rhamadan te eeten, te drinken, of iets in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den mond te steeken, ja zelfs tabak te rooken, van dat de Zon opgaat af, tot dat dezelve ondergegaan is toe. Dog tot schaaverhaalinge daar van, kan men, zoo lang den nagt duurd, eeten en drinken, zonder eenig onderscheid te maaken omtrent de soorten van vleesch of van dranken; uitgenomen egter den Wyn, voegd hy daar by, en dat is 't ook dat Thevenot, en verscheide andere ons al voor hem hadden gezegt. Voortyds beval de Wet, om gesmolten lood te gieten in de keel der gener, die op het drinken van Wyn wierden betrapt, of die ontdekt wierden schuldig te zyn aan denzelven te hebben gedronken. Ik zal ook meldinge maaken van de voornaamste Feesten der Persiaanen. Zy hebben 'er die hen gemeen zyn met de Mahometaanen, ook hebben zy 'er die hen in 't byzonder eigen zyn: Dog volgens ChardinGa naar voetnoot(a) vieren zy 'er alleenlyk drie, die, volgens hun zeggen, in der daad Godsdienstige zyn; namentlyk den volgenden dag naar den Vasten, de Offerhande van Abraham, en het Martelaarschap der zoonen van Aly, den grooten Profeet der Persiaanen. By deeze drie Godsdienstige Feesten moet nog een burgerlyk Feest worden gevoegt, te weten dat van 't Nieuwe-jaar, 't geen doorgaans drie dagen duurd; dog, vervolgd denzelven Chardin, aan het Hof van Persië duurd het zomtyds agt dagen. Het word aangekondigt op den eersten der maand Zilhajé (Dulhaggia) op het oogenblik dat de zon in het Hemels-teeken den Ram treed; dog men noemd het het Koninglyk of Keizerlyk nieuwe Jaar, om het zelve te onderscheiden van het waaragtig Nieuwe-jaar, dat, volgens de tydrekeninge der hedendaagsche Persiaanen, begint op den dag dat Mahomet uit Mekka vlugtte. Het overige van het omstandig verhaal deezes Reizigers kan den Leezer by hem nazien, alzoo 't my zeer onnoodig schynt, het zelve ter deezer gelegentheid uit te schryven: Alleenlyk zal ik nog zeggen, dat dit Feest langen tyd versloft zynde geweest, de Staatkunde en eene gewaandeGa naar voetnoot(b) loosheid der superstitie, of de inzigten van belang van deezen of geenen Sterrekundigen, die eenig gezag aan 't Hof had, dat weder hebben ingevoert, om, zoo als zy zeiden, voor een gelukkiger voorteeken te verstrekken in 't begin van het Zonnenjaar, dan de tien eerste dagen van de maand Moharram waren, die 't Maan-jaar beginnen. Deeze tien eerste dagen van Moharram zyn dagen van rouwe, gewydt om het Martelaarschap der kinderen van Aly daar in te vieren. Het Feest der kinderen van Aly, is inzonderheid meer bekend onder den naam van het Feest van Hussein, of Hossein, die een zoon was van Aly, en van Fatima de dogter van Mahomet. Dees Hossein sneuvelde in eenen slag, welken hy verloor, strydende voor het Kalifat. En zyn broeder Hassein kwam te gelyk met hem in dien zelven oorlog om. 't Is 't verlies van die twee Profeeten of Mahometaansche Helden, 't geen beweent word, met allen schyn van eene waaragtige droefheid, door de gene welke men in deeze Prent-verbeelding als vertwyfelt en troosteloos ziet; de eene byna naakt, beklad met bloed, om daar meede te kennen te geven de droevige dood deezer Helden; de andere besmet met zwartigheid, om aan te toonen de versmagtende hitte en dorst, welke Hossein uitstond. Dezelve waren zoo geweldig, zegt de Persiaansche overlevering, dat hy 'er zwart van wierd, en zelfs, dat hem de tong ten mond uit hing: En hierom dragen de gene, die deeze Kinderen van Aly beweenen, ook groote zorge, dat zy hunne tong uitsteeken zoo verre zy maar konnen, ten einde, om des te beeter uit te drukken den droevigen toestand deezer beide gebroeders. By zulke nadrukkelyke en Godsdienstige gebeden, maaken zy ook verrukkingen en verdraayingen hunner oogen. In de tusschenpoozingen deezer Godvrugtige verrukkingen, schreeuwen zy uit al hunne magt, loopende door de Straaten, Hussein, Hassein, Hassein, Hussein. Dit Godsdienstig Geschreeuw kan zeer gemakkelyk, een ander soort van geschreeuw opweegen, dog laat ons slegts aantoonen de overeenkomst welke het kan hebben met de wyze, waarop de Syriërs en Pheniciërs, Volkeren aan Persië grenssende, eertyds hunnen Adonis hebben beweent;Ga naar voetnoot(c) waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in zy door de Grieken zyn nagevolgt, die van de Pheniciërs, waar van zy eene Volkplantinge waren, de Godsdienstige eerbewyzinge aan dien reukeloozen Held, te gelyk met het grootste gedeelte hunnes Godsdiensts, hebben ontfangen. Ga naar voetnoot(a)Thevenot heeft nog eenige andere buitenspoorigheden aangemerkt, welke onder de Persiaanen, geduurende dit Feest, in zwang gaan; en ik vind my genoodzaakt, om dezelve te verhaalen, om de uitlegging der Prent-verbeeldinge volkomen op te maaken. Men vind onder de Persiaanen lieden, zoo zeer overgegeven aan deeze beide Heiligen, dat zy uit Godsdienstigheid zig zelven tot aan den hals toe laaten in de aarde graven, zelfs ziet men 'er, die eenen ganschen dag lang in dien staat blyven, hun hoofd bedekt zynde met eene aarde pot. Maar een der aldergrootste vercierselen van dit Feest, en waar in men egter niet minder belachelykheid en uitzinnigheid ziet dan in de andere, bestaat in verscheide ommegangen, die vol geheimen zyn. De gewapende Fynen, hunne Standaarden, hunne Trommelslagers en al den krygstoestel van den ommegang, verbeelden den oorlog waar in Hossein kwam te sneuvelen. Aangaande de Reliquie kassen, die door andere Fynen worden gedragen, en waarop men de afbeelding van deezen Heilig ziet, zal 't niet noodig zyn van dezelve eene nadere verklaringe te geven, gelyk meede niet van de onordentelykheden en van de vermaaken, die eindelyk onder de droefheid, welke de treurige dood van deezen Heilig zoo algemeen had gemaakt, worden gemengt. De vreugde volgd overal op de Godsdienstige droefheid: Dog wat daar ook van mag wezen, men zal altoos minder verwondert wezen, in op eene malle wyze te zien danssen en springen rondom de Reliquie-kas van Hossein, en over dit soort van treurspel te zien eindigen door andere buitenspoorigheden, dan men wel moet wezen, over de mommeryen en brasseryen, die op veele plaatsen de voornaamste verborgentheden des Christendoms verzellen zoodanig dat het schynt, dat men, door zulke misbruiken, het zelve gelyk wil stellen met andere Godsdiensten. Dit Feest van de Kinderen van Aly is verzelt door nog eene andere Godsdienstigheid, welke meede haare byzonderheden heeft; namentlyk eene Predikatie over de geheimen van hunne dood. ‘Een Soufi, zegt Chardin (en dees Soufi is een soort van eenen Fynen, die den Godsdienst weet te vergeestelyken, zelfs tot verrukkinge van zinnen toe) maakt een begin met het Volk te verhaalen het onderwerp van het Feest, tot dat de Predikant komt, die zyn werk begint met het leezen van een Kapittel uit het Boek, genaamt Elkatel, dat is te zeggen, de Slagting. Dit Boek behelsd in tien Kapittelen het Leeven en de Dood van Hossein, voor de tien dagen van het Feest. Hy preedikt twee uuren lang over dit onderwerp, en spand alle zyne kragten in, om de Fynen aan 't huilen te helpen.’ De Vrouwen munten by deeze gelegentheid boven andere uit, slaande op haare borst, schreeuwende en huilende, zoodanig dat andere Fyne en Fynen daar door, meer dan door den Godsdienst zelf, worden genoodzaakt haar na te volgen: En dit is de vrugt van die Predikatie, die, naar alle waarschynelykheid, onder de Persiaanen niet veele opregt bekeerden maakt: want het heeft door de ervarentheid gebleeken, dat dit slag van Godsdienstige teederheid een drift is die met de Predikatie eindigd, om den ruimen teugel te laaten aan andere driften. Veertig dagen na dit Feest, volgd dat van het hoofd van Hossein, 't geen zig door een wonderwerk weder aan het lichaam van dien Heilig voegde. Men vierd insgelyks de dood van Aly met zeer veel plegtigheid. Ik heb gewag gemaakt van het Feest der Offerhande van Abraham. Dit Feest is een der alderplegtigste van het Mahometaandom; want de Turken vieren dat ook, onder den naam van een woord, dat Chardin overzetGa naar voetnoot(b) het groote Feest; dog het is als onnoodig, om zoo veele beschryvingen te geven van de Feesten de een agter het ander: Waarom wy den Leezer naar Chardin zenden, en naar andere, die over dit Feest, over dat van Adams dood, en over dat van het Vreedens verdrag dat Mahomet maakte met de Arabiërs, in het elfde jaar der Hegira, over de Gifte van den Ring, 't geen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene gedagtenisse is van de liefdaadigheid welke Aly bewees aan eenen armen, gevende hem eenen Ring van groote waarde, om niet verstrooit te worden in zynen blaakenden aandagt; en eindlyk over eenige burgerlyke Feesten, handelen. Ik zal dan van deeze stoffe een einde maaken met het verhaal van twee plegtigheden, die my enkel en alleen aanmerkenswaardig schynen, om dat twee Souvereinen daar van het onderwerp uitleveren; 't en ware men daar wel te pas by wilde voegen de waardy, welke de Plaat aan dezelve in dit boek zoude konnen byzetten. De eerste deezer twee plegtigheden is, het uitryden te paard van den Grooten Heer; 't welk ik met de eige woorden van ThevenotGa naar voetnoot(a) zal verhaalen. ‘Ga naar voetnoot(b) Den Grooten-Heer, willende zyne gansche Grootheid vertoonen aan den Ambassadeur van den Mogol, besloot, om in staatsie door de Stad te ryden. Ik had hem verscheide maalen gezien, en onder anderen, 's anderen daags na de nagt welke geviert word wegens de Geboorte van Mahomet. Ik zag hem ryden naar de nieuwe Mosquee, verzelt van omtrent twintig Ruiters. Hy had eenen satynen Doliman aan, van vleeskleur, en een Kamizool, byna van denzelven kleur. Zyn Tulband was verciert met twee zwarte kuiven, besteeken met Diamanten, de eene opwaards gaande, en d'andere nederwaards hellende. Voor en agter hem had hy een groot getal Gesneedenen, ryklyk opgezeten: Aan de boomen van zynen Zadel gingen zyne beide Stalmeesters te voet, den Groot-Stalmeester aan de linker, en den ander aan de regter zyde: Even agter hem volgden twee Hofjonkers, den een op de regterhandGa naar voetnoot(c) dragende den Sabel, Boog en Pylkooker des Grooten-Heers, den ander op de linkerhand, dragende denGa naar voetnoot(d) Tulband: daar na kwamen deGa naar voetnoot(e) Kilar-Agasi en deGa naar voetnoot(f) Capi-Agasi: En op hen volgden twee andere Hofjonkers, dragende elk een zilvere Pot,Ga naar voetnoot(g) de eene vol Water, en de andere vol Sorbet, en eenige andere Hofjonkers te paard agter aan, gevolgt wordende vanGa naar voetnoot(h) Peiks en van veele BostangisGa naar voetnoot(i) te voet. De Janitsers waren geschaart langs de Straaten. Na dat den Grooten-Heer zyn gebed had verrigt in de Mosquee, veranderde hy van Kamizool,.... klom op een schoon paard, bedekt met een dekkleed met goud geborduurt, met een toom van goud met edele gesteentens verciert, en keerde weder naar het Serrail, gevolgt van honderd Ruiters rykelyk opgezeten, behalven verscheide Gesneedenen, en alle dezelve Bedienden welke hem in 't uitryden hadden verzelt. Ik heb hem op die wyze verscheide maalen gezien, en in alle zyne uitrydingen was hy niet verzelt, dan door de Bedienden van zyn Serrail; dog deeze, welke hy deedt, ter liefde van den Ambassadeur van den Mogol, geschiedde met al de pompe, welke in zoodanige gelegentheden kan worden vertoont; want, eerstelyk bedekte men met Zabel-vellen den weg, van 't Serrail af, tot aan de Mosquee van Sultan Mahomet toe, waar in zyne Hoogheid wilde gaan, zoo als zulks de ma- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *62-*63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CALVALCADE du GRAND SEIGNEUR.
Dubourg inv.
C.L. Duflos fecit. La FÉTE du POIDS au MOGOL. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SELICTAR AGA
L'IBRIE-DAR AGA
F.M. La Cave sculp.
SOLAK PEIK ou VALET de pied | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niere is, by alle uitrydingen die met Staatsie geschieden, elk zorg dragende, om Zabel-vellen voor zyn huis te leggen, maakende aldus van de Straat eenen weg van Zabel-vellen, drie of vier voeten breed, en van eene genoegzaame dikte, waar over den Grooten-Heer met zynen ganschen Hofstoet ging. De Janitsers schaarden zig in eene rye, aan elke zyde der straat, langs den ganschen weg waar over den optogt geschiedde. Dezelve nam eenen aanvang met den grootenGa naar voetnoot(a) Sou-Bachi, hebbende aan zyne zyde den Commissaris generaal, en gevolgt wordende van een groot getal Janitsers. Na hen kwamen de Opzigters der Honden.......... en de Opzigters der Kraanen, zeer wel opgezeten. Deeze wierden gevolgt door Janitsers, met hunneGa naar voetnoot(b) Tchorbadgis, mede wel opgezeten, hebbende op hunne hoofden hunne mutsen van zilver verguld, met pluimen daar op. Agter hen volgde de Janitser AgasiGa naar voetnoot(c), zeer treffelyk opgezeten, hebbende voor hem twee-en-dertig Tchorbadgis te voet. Na de Janitsers kwamen deGa naar voetnoot(d) Spahis, met hunne zes Kapitein Collonels agter aan, daar na deGa naar voetnoot(e) Tchiaoux van de Lyfwagt, ten getale van meer dan vyftig, alle wel opgezeten, hebbende den Sabel op zyde, en houdende in hunne regter hand hunne knodsen; toen deGa naar voetnoot(f) Muteferacas, meede te paard, en in goede ordre. Na deeze kwamen de bedienden, die de schootelen van den Grooten-Heer dragen, wanneer hy buiten zyn Serrail eet. Vervolgens de Viziers en den Kaimacan, of Luitenant van den Grooten-Vizier, overmits 'er toen ter tyd geene Grooten-Vizier was; daarna de Peiks, of Lyfknegten van den Grooten-Heer, dragende op hunne hoofden hunne mutsen van Staatsie, die ten naastenby op dezelve wyze gemaakt zyn als die der Jooden, dog deeze zyn van zilver verguld. Deeze waren te voet, en agter hen kwam hun Opperste wel opgezeten, die gevolgt wierd van den genen, die 't reiskoffer des Grooten-Heers draagt, waar in kleederen leggen om zig te verkleeden. Dees laatste zat insgelyks te paard. Na al dat volk kwamen elf paarden, wel geharnast, met zeer veele edel-gesteentens aan alle zyden bezet, en hebbende zilvere of zilver vergulde Stygbeugels, met eene zwaare zilver vergulde Morgensterre aan de regterboom van den zadel, en aan de andere een reedelyk breedmes, een weinig langer als den helft van een arm, alles van gelyken bezet met edele gesteentens. Deeze paarden wierden aan de hand geleidt door even zoo veel Spahis die wel opgezeten waren. Na deeze paarden kwamen deGa naar voetnoot(g) Salaques te voet, ten getale van meer als vyf honderd, hebbende hunnen Doliman van agteren omtrent den gordel opgekoppelt, met de mouwen agterwaards afhangende, en op hun hoofd eene muts met pluimen,Ga naar voetnoot(h) eveneens gelyk ze de Tchorbadgis hebben; dragende den boog in de hand, en den pylkooker vol pylen agter op den rug. Midden onder deeze lieden was den Grooten-Heer, gezeten op een zeer schoon paard, bedekt met edele gesteentens, die op zyne kleederen zonder getal als gezaait waren. Hy had een karmozyn fluweel Kamizool aan, en op zyne muts twee zwarte kuiven, verciert met groote edele gesteentens, wel tot de hoogte van meer dan twee vingeren. Zy waren, de eene regt opgaande, en de andere hellende met de punt nederwaards. Aan zynen regter zadel-boom had hy zynen Grooten-Stalmeester te voet en den kleinen Stalmeester aan den linker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zadelboom, meede te voet. Hy groette al het volk, houdende altyd zyne regter hand op zyne borst, en buigende zig ter wederzyden, en het volk van de eene en van de andere zyde wenschte hem, met eene stille en eerbiedige stemme, duizend zegeningen toe. Na den Grooten-Heer kwam den Selikhtar-Aga, dragende den Sabel met den boog en pylkooker des Grooten-Heers, en aan zyne linker zyde den Kleer-bewaarder, dragende in zyne hand den Tulband van den Grooten-Heer; daar na de Kizlar-Agasi en de Capi-Agasi, met twee andere Hofjonkers, meede te paard, dragende zilvere potten vol water, om den Grooten-Heer d'Abdest, en zoo hy dorst had, te drinken, te geven. De laatsten waren een groote meenigte volks uit het Serrail, alle wel opgezeten. Na dat het gebed gedaan was, keerde den Grooten-Heer, in die zelve Orde, weder te rug, na dat hy alleen van Kamizool was verandert, om 'er een aan te trekken van vuurkleur. De andere staatsie alhier verbeeldt, is de wyze, op welke men den Grooten Mogol weegt, wanneer men deszelfs geboorten-dag vierd. Dat Feest, zegt Thevenot, gelykt niet kwalyk naar dat van de Zinehz in Turkyen. Deeze Zinehz zyn openbaare vermaakelykheden, welke alle jaaren te Constantinopolen worden geviert, en van gelyken te Cairo, te Aleppo, en ook op andere plaatsen; maar vooral in de groote Steden des Ryks, wanneer 'er een jonge Prins in 't Serrail gebooren word.Ga naar voetnoot(a) Te Aleppo gaan alle de Gildens der Ambagtslieden in eenen plegtigen ommegang, wanneer deeze Feesten worden geviert. Dat van de geboorte des Grooten MogolsGa naar voetnoot(b) duurd vyf dagen na den anderen, en geduurende al dien tyd is het gansche Paleis, en alle de toegangen naar het zelve, in dier voegen verciert, gelyk men het alhier ziet. De eerste Mogolsche Koningen, voegd 'er denzelven Reiziger by, voerden de gewoonte in van zig te laaten weegen ten tyde deezes Feests: EnGa naar voetnoot(c) Bernier zegt, dat een ander oud gebruik, door deeze Vorsten ingevoert, en 't welk ganschelyk niet naar den zin der OmrahsGa naar voetnoot(d) is, is, ‘dat alsdan de laatstgemelde genoodzaakt zyn, om aan den Koning kostelyke vereeringen te doen, naar maate hunner bezoldinge.... en daar zyn 'er onder deeze Omrahs, die dezelve buiten gemeen vergrooten.’ De vereeringen, welke de groote Heeren in de Oostersche Landen aan hunne Vorsten doen, zyn vrywillige Bloedlatingen, waar door oneindigmaal gevaarlyker kwaad word voorgekomen, wanneer men de voorzigtigheid niet heeft gehad, van zig zelven tydelyk te laaten. By ons zou het woord vereeringen haatelyk voorkomen, en 't zou schynen, dat de Koning al te burgerlyk met zyne onderdaanen leefde; maar op eene veel edeler wyze........ dog laaten wy van de Goden en van de Koningen stil zwygen. ‘Ga naar voetnoot(e) De weegschaal, waar in de Monarch gewoogen word, is zeer heerlyk. De ketenen daar van, zegt men, zyn van goud, en de twee schaalen, die met edele gesteenten bezet zyn, schynen meede van goud te wezen, even als de balans der weegschaal..... De Koning zeer rykelyk gekleedt, en als belaaden met Juweelen, zet zig ter nederGa naar voetnoot(f) op zyne hielen in eene der schaalen van de weegschaal, en men zet in de andere,Ga naar voetnoot(g) baalen zoo netjes ingepakt, dat men niet zien kan wat daar in is....... Men verkondigd met groote zorgvuldigheid in 't openbaar, hoe veel de Koning weegt, en het zelve word, als eene zaak van groot gewigt voor den Staat te boek gestelt...... Wanneer men uit de Registers ziet, dat de Koning meer weegt dan in 't voorgaande jaar, betuigd het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volk daar over zyne blydschap door eene algemeene toejuichinge, door vreugde-vuuren, en door andere teekenen van vreugde-bedryven.’ Ik twyfel niet, of dusdanig een Feest zal, als eene afschetsinge van gekheid voorkomen aan alle Europeanen, die maar eenigszins verstand hebben; dog gelyk als iederen Staat de zyne heeft, is het zeer gemakkelyk te bezeffen, dat, zoo ooit een Indiaansch Auteur in 't hoofd kreeg, om de Plegtigheden en Gewoonten der Europeanen te willen beschryven, hy onder dezelve zoude vinden zoodanige buitenspoorigheden en misslagen, zoo onder de grooten, als onder de kleinen, welke in hun soort zeer wel zouden konnen opweegen al dat geene, 't welk ons in zyn land berispens-waardig voorkomt. Ik zal de Mahometaansche Feesten besluiten met een verhaal van zeekere bygeloovigheden van het gemeene volk. Ik heb albereids van eenige derzelver gesprooken. Eerstelyk vind ik een soort van een bygeloovig Feest, ingevoert by de Indiaanen, die Mahometaanen zyn, 't geen zynen aanvang neemt met vrees en ontsteltenisse, en eindigd met hoop en vreugde. De reeden deezes Feests, 't geen by Thevenot genaamt word Choubret, is, dat op den dag, als dat geviert word, de goede Engelen de zielen der dooden ondervragen, en al het goede, 't geen die zielen in hun gansche leeven bedreeven hebben, opschryven; en in tegendeel, schryven de kwaade Engelen al het kwaad, 't geen dezelve hebben uitgevoert. 't Gevolg van dit gevoelen is, dat God de rekeningen, door deeze zyne Dienaaren opgemaakt, overziet; en dit is de beweegreden der vreeze, die hen voor een geringen tyd doedt volherden in den Gebede, in zig zelven te onderzoekken, en in Aalmoessen te geven; dog daar na eindigd het Feest met illuminatiën, vreugde-vuuren, maaltyden en vereeringen. Elk een vleid zig, buiten twyfel, dat de vereffening zyner rekening zal overgedragen zyn in het groot boek des leevens. Behalven de groote Pelgrimaadje naar Mekka, waar over in 't breede gehandelt is in eene der voorgaande Redeneeringen, hebben de Mahometaanen nog verscheide byzondere Pelgrimaadjen naar de Graven der Heiligen, en deeze Heiligen hebben hunne Legende-boekken. Alhoewel het volk niet nalaat aan deeze Pelgrims eerbewyzingen te doen, naar maate van de agtinge, welke deszelfs begrip, min of meer daar door geraakt, voor de Godsdienstigheid deezer Orde heeft, zoo komt dat egter in geenen deele te pas, by de eerbewyzingen welke de Pelgrims van Mekka worden aangedaan; een eerbewyzinge, zoo hoog gaande, dat men hen niet alleenlyk van alle soorten van misdaaden vryspreekt; maar dat men hen zelfs toestaat, om 'er nieuwe te bedryven: ‘Want,Ga naar voetnoot(a) voegd 'er den Auteur, die deeze byzonderheid verhaald, by, men zou hen niet mogen ter dood brengen, volgens de Wet: Zy worden gehouden voor lieden, die niet konnen worden omgekogt, die onwraakbaar en in deeze weereld geheiligt zyn.’ Eene diergelyke dweepery is niet zonder voorbeeld geweest ten tyde onzer voorvaderen, en men heeft maar alleen op te slaan de Geschiedenisse der zestiende Eeuw, en zelfs die der zeventiende, om 'er aldaar een diergelyk te vinden. Ik zou daarenboven durven gelooven, dat zeekere Leerstukken, gestaast tot een zeeker punt, en staande gehouden door een zeeker gezag, wel haast de ligtgeloovigheidGa naar voetnoot(b) onzes Volks | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zouden brengen tot dat zelve oogmerk. Wyders zegt men, dat onder deeze Pelgrims van Mekka eenige gevonden worden, die zig vrywillig de oogen uitsteeken, willende dezelve niet meer ergeren door 't zien van weereldsche zaaken, na dat zy met zoo veel Godsdienstigen aandagt de heiligheid van Mekka hebben beschouwt. Eindlyk verhaald men, dat de kinderen zelve, die gebooren worden geduurende den tyd van de Pelgrimaadje, gehouden worden voor kleine Heiligen: die ter weereld te brengen, is zulk een godvrugtig werk, en zoo waardig aan de heiligheid der Pelgrimaadje, dat de Vrouwen, die in der daad wat verdagt zyn, zig liefdaadiglyk aanbieden aan de Fynen, om dezelve te helpen deeze kleine Mahometaansche uitverkoornen toe te stellen. Om eenig denkbeeld te geven van de Heiligen des Mahometaandoms, zal ik in de eerste plaats Aly verkiezen, dien Martelaar van het geloof der Persiaanen, welken zy, naar het zeggen van Chardin,Ga naar voetnoot(a) schilderen gewapent met eenen Sabel met twee punten, en hebbende het aangezigt bedekt met een groen deksel, daar de andere Heiligen het zelve bedekt hebben met een wit kleed. Waarom dog dit onderscheid? Chardin had het ons moeten zeggen. Het wit deksel, voegd hy daar by, geeft te kennen, dat het aangezigt der Heiligen onvergelykelyk is, en dat men 'er de verwonderens waardige trekken niet van kan verbeelden. Dit deksel komt buiten twyfel uit op die Luisterstraalen, welke onze Heiligen omringen, en op den Nimbus waar mede de Godheden der Oudheid wierden verciert. Die Nimbus, welke haar in een soort van eene wolkeGa naar voetnoot(b) zettede, verbergde een gedeelte haarer Majesteit voor het oog der menschen, ten einde, om derzelver aandagt des te eerbiediger te maaken. Een der voornaamste artikelen van de Geloofs-belydenis der Persiaanen doedt hen Aly aanzien voor denGa naar voetnoot(c) Stedehouder Gods; dog zulks voldoedt de Fynen nog niet, en daar zyn Leeraaren gevonden, zegt Chardin, die hunnen Heilig hebben durven verheffen boven den menschelyken staat, en die door hunne onbescheide Godsdienstigheid, voet hebben gegeven tot deeze manier van spreeken, die zeer gemeen is geworden: Ik geloof niet, dat Aly God is, maar ik geloof, dat het niet veel scheeld, dat hy God zy.Ga naar voetnoot(d) Deeze al te verre gaande uitdrukkingen zyn elders zoo bekend, en zoo wel ter snee, door lieden van eenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reedelyken Godsdienst, en meer overeenkomende met de volmaaktheden van het opperste Weezen, doorgestreeken, dat het onnoodig is, alhier eenige vergelykinge te maaken van dien blinden iever. By den Profeet Aly zou men mogen voegen verscheide andere Heiligen, zyne tydgenooten, ofte ook wel van laatere tyden dan hy was, waar van de eene berugt zyn by alle de Mahometaanen; dog de andere alleenlyk by de Turken, of by de Persiaanen, of by de Indiaanen, of by de Arabiërs enz. Alle deeze Heiligen hebben zeer uitgemunt. Verscheide onder hen hebben wonderwerken gedaan, en hunne Legende-boekken zyn geschreeven tot versterkinge der Fynen in het Mahometaandom. De Turken en de andere Mahometaanen bezoekken de Graven hunner Heiligen, en verrigten aldaar hunnen aandagt, zonder egter dezelve regtuit aan te roepen, zoo als Chardin verhaald; die, op het einde van dertig regels, waar in hyGa naar voetnoot(a) zeer duisterlyk uitlegt, waarin de Leere der Aanroepinge der Heiligen bestaat, naar het gevoelen der regte Musulmannen, die der Mahometaanen in Persië daar toe brengt, te weten in de Heiligen eer te bewyzen en tot bystand te verzoekken; overmits het Gods welbehagen is, dat men zulks doe. De Pelgrimaadje naar hetGa naar voetnoot(b) Graf van Fathme, of Fatimé, is eene Godsdienstige daad, welke by de Mahometaanen, Navolgers van Aly, byna kan opwegen de Pelgrimaadje naar Mekka. Fatimé was de dogter van Mouza-Calem, den zevenden scheurzugtigen Opvolger van Mahomet, naar het gevoelen der Turken. Ik zal nog de Wonderwerken deezer Heilige, nog de Godsdienstigheid der Pelgrimaadje beschryven; ik zal alleenlyk aanmerken, dat eene der voorafgaande pligten des Godsdiensts bestaat in drie maalen den dorpel van het Graf, en den rooster, die van zilver is, te kussen; dat een der Mollas, die dag en nagt in Godsdienstige verrigtingen by de Heilige beezig zyn, aldaar aan den Pelgrim woord voor woord doedt opzeggen de zeer stigtelyke gebeden ter eeren van deeze Heilige, die genoemt word Vrouwe en Meesteresse van het hert en de ziel der geloovigen. Bestierster der Waarheid en Maagd zonder vlek enz. dat het Graf verlicht word door eene groote meenigte zilvere lampen; dat de Offerhanden welke de Fynen in deeze Kapelle doen, bestaan in zilver en in andere dingen; dat 'er een soort van eenen troon is, waar van men alle Vrydagen de Aalmoessen der Fynen afneemt, om die uit te deelen aan de Priesteren die de Kapelle bedienen; dat, om zyne Godsdiensts-plegingen te besluiten, den Pelgrim eenige mildaadigheid bewyst aan den Priester die hem by de Heilige heeft ingeleidt; en dat hy door middel van de waarde van een halve pistool, welke hy aan den Priester betaald, kan bekomen een geloofwaardig getuigenisse zyner Godsdienstigheid enz. Men leeft den Alcoran van vooren tot agteren op het Graf der Heiligen en der andere gelovigen van aanzien onder de Mahometaanen, en de Priesters worden gehuurt, om dag en nagt aldus te leezen, 't geen ik gaarne zoude vergelyken byGa naar voetnoot(c) 't geene wy noemen den Dienst voor de dooden, zoo ik niet bedugt was dat dit mogt zweemen naar Kettery, die gemeenlyk schuild onder de gelykenissen, die al te verre worden getrokken. Laat ons dan liever agt slaan op zeekere bygeloovigheden, die alle eveneens berispenswaardig zullen voorkomen aan alle gezindheden des Christendoms. Ik zal hier niet spreeken van de bygeloovigeGa naar voetnoot(d) optelling der letteren van den Alcoran, nog van die hoogagtinge, die hen verbied denzelven aan te raaken zonder zig alvorens te reinigenGa naar voetnoot(e), en die de waare reeden is, waarom men denzelven in Persië niet aanbied aan lieden van eenen anderen Godsdienst, wanneer men hen den eed afneemt voor den Regter. Ik zal alleen aanmerken, dat de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Persiaanen daar in vinden zeventig-duizend Wonderwerken, dat is gezegt, zoo veele Wonderwerken, als zy daar in woorden hebben getelt. Men doedt ons in de Persiaanen aanmerken een buitengewoon vooroordeel voor de Sterrekunde, voor de Betooveringen, voor deGa naar voetnoot* Geneesmiddelen die aan den hals of aan andere leedemaaten worden gehangen, voor deGa naar voetnoot† Toverplaaten enz. waar toe zy plaatsen en veerzen uit den Alcoran en uit deGa naar voetnoot(a) Hadiths, die een soort van Legende-boekken der Heiligen zyn, gebruiken. Het is geenszins te verwonderen, dat den Alcoran diend tot bygeloovige naspeuringen, overmits, volgens het gevoelen der Mahometaansche Leeraaren, en voornamently der mystyken, dit Boek een schat is van verborgentheden, verhoolen voor de oogen der menschen, en dat het zelve behelsd een oneindig getal van geheimen, die niet ontdekt worden dan met moeite, in de verscheide zamenvoegingen der woorden en der letteren van dit overheerlyk boek. In der daad eenige Fynen, die wat naauwer bezet zyn, hebben geschreeven, dat het niet geoorlooft behoorde te zyn, om in deeze verborgentheden en geheimen in te dringen; dat de fynigheden, daar de Uitleggers van dit boek zig meede behielpen, strafbaar waren; en dat by de toekomste van den laatsten Iman (door deeze toekomste moet verstaan worden den laatsten Dag) alle de uitleggingen des Alcorans veroordeelt, en ten vuure (of te water) verweezen zullen worden, om de Auteuren daar van te overtuigen, dat zy niets van dat Boek hebben verstaan. Laat ons het zelve zeggen van de oude en hedendaagsche Uitleggers des Bybels. Ga naar voetnoot(b) By alle deeze Superstitiën zou men nog mogen voegen die over de Eclipsen, die thans, naar men wil, niet zoo algemeen is als wel eertyds; dog die egter altyd min of meer op den geest des Volks werkt, en in het zelve gaande word gemaakt, naar maate dat ze gepaart gaat met zeekere uitwerkselen. De Persiaansche Leeraaren regtvaardigen het vermogen van dit verschynsel, zoo 't anders waar is, dat zy gelooven, gelyk ChardinGa naar voetnoot(c) zulks verhaald, dat de beneming van 't licht eene kastydinge is, waar van God den last aan den Engel Gabriël geeft. Wat hier ook van zy, deeze bygeloovigheid is algemeen door het gansche Oosten, en men kan daarby voegen een regt vermaakelyk gevoelen, ten opzigte van die GesterntensGa naar voetnoot(d), welke schynen als in een oogenblik van plaats te veranderen, en den gezigt-einder van 't een uiterste tot aan 't ander door te loopen. Zy zeggen dan, dat deeze Sterren blixzems zyn, welke de Engelen uitwerpen tegen de Duivelen, die weder in den Hemel zoekken te komen, waar uit zy verjaagt zyn. Men beweerd wyders, dat de Turken en de Persiaanen, en buiten twyfel ook de Mahometaanen in Indië, zig bedienen van zeegeningen en van bygeloovige gebeden enz. voor hunne huizen; geloovende dezelve op die wyze te konnen beveiligen voor de aanvallen der kwaade Geesten. Den Auteur van den Staat des Krygswezens van het Ottomannische KeizerrykGa naar voetnoot(e) zegt te hebben gezien Tooverplaaten en bygeloovige Briefjes, geschikt om te dienen tot bewaarmiddelen voor de Tent van den Grooten-Vizier. Het zou mogelyk geoorlooft zyn alhier wat omstandiger te herhaalen, iets waar van men niet, dan ter loops gewag heeft gemaakt, namentlyk de bygeloovige Liefdaadigheid der Turken voor de Beesten. Ricaut zegt, dat zy de Vogelen, die in eene kooi opgesloten zyn opkoopen, om die daar uit te doen vliegen, en ze in vryheid te stellen ..... dat zy brood koopen om de Honden, die geenen meester hebben, de kost te geven .... dog deeze liefdaadigheid zou zeer verkeerd bevat worden, zoo 't waar was, gelyk dien Auteur zegt, dat zy gelooven, dat het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Endroit où etoit attaché un billet superstitieuse au dessus de la fenêtre.
1. la Tente du Divan où se donne l'audiance. 2. Tente de retraite pour le grand Vizir. B. Talisman. 3. autre Tente de retraite. 4. Retranchement pour certains besoins. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vry ligter misdaad is, om eene Aalmoes te weigeren aan eenen Christen, die van honger sterft, dan aan eenen Hond, die langs de straat loopt. Dit zou, in allen gevalle een deezer vooroordeelen wezen, die onbetaamlyk zyn voor de menschelykheid; dog egter onafscheidelyk van den Geest van Secten en van partyschappen. Wyders zegt men, dat de Turken byna eenen Godsdienstigen eerbied hebben voor de Kemelen, en dat zy 't aanzien voor een groote zonde, dezelve al te zwaaren last op te leggen. ‘'t Geen hen deeze agtinge daar voor doedt hebben, zegt dezelve Ricaut, is, om dat dezelve zeer gemeen zyn in de heilige plaatsen van Arabië, en om dat dezelve de eere genieten, van den Alcoran te dragen, wanneer men de Pelgrimaadje naar Mekka doedt. Ik heb opgemerkt, dat de gene aan welke de zorge over dit Dier is aanbevolen, het schuim nemen, dat het zelve uit den mond druipt, na dat zy het hebben doen drinken uit een water-vat, en zig daar meede den baard wryven met zeer groote eerbiedigheid, even als of het een balzem was van groote waarde. Dit doen zy, zeggende ..... op eene Godsdienstige wyze Hadgi-baba! dat is te zeggen, o Vader Pelgrim!’ In denGa naar voetnoot(a) Alcoran komt den Kemel voor, als een voorbeeld van Gods wysheid, even als de Mier in de Spreuken van Salomo. 't Geen den Arabischen Profeet dit denkbeeld heeft ingeboezemt, is het groot gebruik dat men van dit Dier in Arabië heeft. Ik heb in eene andere Redeneering van dit werk aangemerkt, dat den oorsprong der Godsdienstige eerbewyzingen, welke de Indiaanen aan de Koeyen betoonen, voortkomt uit de nuttigheid welke men van die Dieren heeft. Aangaande nu deeze zoo algemeene Liefdaadigheid der Mahometaanen tegen de Beesten, twyfel ik byna niet, of het zelve is een bygeloovig vooroordeel, dat hen is bygebleeven uit dat zoo zeer door het Oosten verspreide gevoelen, van de Verhuizing der Ziele van den eenen mensch in den anderen, en dikwils ook van een mensch in een beestGa naar voetnoot(b), zonder dat die ziele daar eenigszins door word vermindert, schoon dezelve lichaamen bezield van verscheide soorten, zoo weinig overeenkomende met het onze, zoo beestagtig, en, met een woord, zoo weinig passende aan de ziele eenes menschen. |
|