Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |
Redeneering
| |
[pagina 216]
| |
komt te ontstellen. Dog wat hier ook van zy, 't is zeeker, dat dees Drank, tegenwoordig zoo algemeen in alle Mahometaansche landen toegelaaten, aldaar dikwils veel tegenzeggen heeft ontmoet. Men heeft gezien, dat dezelve aldaar verbooden, en opentlyk verbannen was, vervolgens wederom ingevoert en toegelaaten, en zoodanig in agtinge, niet door een Godsdienstig gebod; maar door toelaatinge, dat het zeer zeldsaam zoude zyn, wanneer de Turken, of de andere Mahometaanen, daar toe kwamen, van dezelve te willen nalaaten. Ondertusschen is de beschroomdheid, welke de Koffy, naar men zegt, aan de fyne Musulmannen veroorzaakt, nog niet eens te reekenen, by die, welke zy maaken, over 't rooken van Tabak. 't Is aan een iegelyk bekend, dat men daar dronken van word, en dat de Tabak byna dezelve uitwerkselen veroorzaakt, als de Wyn en de Brandewyn; dog eene nog kragtiger reeden doedt denzelven haatelyk voorkomen aan deeze Fyne, van welke, om dit in 't voorbygaan te zeggen, zeeker Reiziger, een man van verdiensten,Ga naar voetnoot(a) spreekt, als van opgeblaaze en kwaadspreekende Berispers, dat is te zeggen, zeer veel gelykenis hebbende naar de Fyne in andere Godsdiensten. Deeze reeden is gegrond op een soort van Profeetie, welke door eene overleveringe, die zeer onder de Mahometaanen verbreid is, op Mahomets reekening word gestelt: En gelyk deeze Profeetie alle de gene, die 't gebruik van Tabak-rooken invoeren, als valsche Broederen aanwyst, was zulks genoeg, om dit Gewas aan de naauw bezette Musulmannen haatelyk te doen voorkomen. Zie hier ten naastenby 't geen de Profeetie zegt: ‘Daar zullen in de laatste tyden menschen opstaan, die den naam van Musulmannen (Moslems, dat is te zeggen Geloovige) zullen aannemen, zonder zulks in der daad te zyn, welke door middel van eene pyp zullen inzuigen, en vervolgens uitblaazen den rook eener plante, genaamt Tabak’. Dog zoodanige beschroomdheden zyn niet dienstig, dan aan de gene, die belyden Fyne te zyn: En de Tabak en de Koffy hebben de algemeene goedkeuringe: De Oostersche Volkeren konnen nog de eene nog de andere missen; en hun gewoonlyk zeggen is, dat men een kop Koffy, en een pyp Tabak moet hebben, om onthaalt te worden, zoo als 't behoord. De Persiaanen roemen niet minder op de verdiensten van 't een en 't ander, niet nalaatende, om by een kop Koffy eene pyp Tabak te voegen, en zeggende, dat het laatste, in zeekere opzigten, het zout is van 't eerste. De ernstige Lieden, zegt men wyders, hebben al zulk een kwaad gevoelen van den Opium en van de Heng; en egter dit niet tegenstaande is 'er niets gemeener, dan het gebruik 't geen men maakt van die twee Drogeryen. De HengGa naar voetnoot(b) is een mengsel van Hennip tot pillen of Conserf gemaakt, die, even als den Opium, verdoofd, en een soort van dronkenheid, die in 't vervolg gevaarlyk is, veroorzaakt; waar over Chardin en andere Reizigers konnen worden nagezien. Voor het overige zal het niet noodig zyn, te doen zien, dat de StaatkundeGa naar voetnoot(c) aan het Verbod der Dranken alhier uitgedrukt, geen minder deel heeft, dan den Godsdienst, onder 't getal van welke Dranken, buiten twyfel meede moet worden gereekent al 't geene dronken maakt, verdoofd, of uitzinnig maakt; want hoe zeer den Alcoran, nog van den Tabak, nog van den Heng, nog van denGa naar voetnoot(d) Opium spreekt, | |
[pagina 217]
| |
zoo verwekken egter deeze Drogeryen min of meer dezelve uitwerkselen op de gene die ze gebruiken, als de Wyn, en andere sterke Dranken. De Staatkunde leerd de Musulmannen, dat alle diergelyke dingen meenigmaalen krakeelen en gewelddaadigheden verwekken, die gevaarlyker gevolgen naar zig sleepen. Den Godsdienst wyst hen aan, zeer veel onagtzaamheid en verstroojinge in zoodanige Geestelyke persoonen, als zig daar aan komen over te geven; en veele ongereegeldheden, strydende met de pligten van een waaragtig Musulman, in de weereldlyken enz. en in de eene zoo wel als in de andere, zeer veele onbetaamlykheden, onordentelykheden, eigen aan de dronkenschap, schandelyke bedryven, strydig met de eer des Godsdiensts, en met de agtinge welke men daar aan verschuldigt is. 't Is buiten allen twyfel om deeze reeden, dat de Jooden, aan welke de Mahometaanen zeer veele Geboden hunnes Godsdiensts verschuldigt zyn, zoo wel als aan hunne voorgangeren, de Arabiërs, aan de Magi, en aan de Christenen, aan hunne Priesteren verboden Wyn te drinken, wanneer zy stonden in te gaan in den Tabernakel. Ik zwyg van de Rechabiten, en van de Nazareeners, die dezelve onthoudinge onderhielden, en eindelyk van de naauwbezette Jooden, die hen daar in naavolgden, zoo als meede deeden zeekere Christenen van de eerste Eeuwen, die zonde maakten van 't gebruik van Wyn. By 't Verbod van Wyn te drinken, en by dat van sterke Dranken te gebruiken, moet ook worden gestelt dat van avontuurlyke Spellen, welke in het 2de en 5de Kapittel van den Alcoran, nevens den Wyn worden gevoegt. Deeze avontuurlyke Spellen worden aldaar begreepen onder de algemeene benaaminge van Al-Maisar, welke, naar men zegt, eigentlyk beteekenen de wyze van Waarzeggen door Pylen, gebruiklyk by de Arabiërs ten tyde van 't Heidendom. D'HerbelotGa naar voetnoot(a) beschryft ons die Waarzegginge op de volgende wyze: ‘De Afgodische Arabiërs gebruikten een soort van Lot, 't geen zy noemden het Lot der Pylen. Deeze Pylen waren zonder yzer of veeren....... ten getale van drie, besloten in eenen zak, welken de gene in handen hield....... die van wegen Hobal.... eenen Afgod in den Tempel van Mekka, voor de komste van Mahomet, antwoord gaf. Op den eersten deezer Pylen stond geschreeven: Gebie my, Heere; op den tweeden: Verbie, of belet my, Heere; en op den derden was niets geschreeven. Wanneer nu iemand voornam, om iets te doen, ging hy naar den Waarzegger, en bragt hem eene vereeringe. Alsdan trok de Waarzegger eenen der Pylen uit zynen zak, en by aldien de Pyl van bevel uitkwam, sloeg den Arabiër aanstonds de hand aan de voorgenome zaak; dog kwam de Pyl van verbod te voorschyn, stelde hy zyn voornemen uit, een gansch jaar lang. En wanneer de Pyl zonder schrift wierd getrokken, moest 'er op een nieuw worden getrokken.’ Den Auteur, welken ik op de kant aanhaalGa naar voetnoot(b) beschryft insgelyks deeze Waarzegging, na dat hy gesprooken had van eene andere, die op eene gansch andere wyze wierd verrigt:Ga naar voetnoot(c) Dog wat doedt zulks hier ter zaak? De Gewoonte is afgeschaft, en 't raakt hier alleen het Mahometaandom. Zeggen wy dan slegts alleen, dat deeze manier van waarzeggen veel gelykenisse heeft met deGa naar voetnoot* Roede-Wichelary, of de wyze van waarzeggen door dunne Roeden; dat 'er van 't waarzeggen door Pylen gewag word | |
[pagina 218]
| |
gemaaktGa naar voetnoot(a) in de Profeetiën van Ezechiel, tot een teeken, dat dezelve was voortgekroopen tot buiten de landpaalen van Arabië; en dat de Arabiërs en hunne nabuuren geene zaak van gewigt ondernamen,Ga naar voetnoot(b) zonder te vooren raad te hebben gepleegt met de Pylen. Alle deeze gewoontens verbood Mahomet, om 't overgeloof, zoo als hy zeide, te verbannen: Dog 't is in zyne magt niet geweest, te beletten, dat 'er andere wierden ingevoert in de plaatse der gener, welke hy had afgeschaft; en wy zullen daar voorbeelden van zien. De Persiaanen voorzeggen meede door het Lot. Chardin beschryft ons de plegtigheid daar van,Ga naar voetnoot(c) welke voorgegaan word door een gebed, enkel en alleen daar toe opgestelt, en verzelt van verscheide van die byzonderheden, waar aan de overgeloovige volstrektelyk 't geluk of 't ongeluk hunner voornemens toeschryven. Dit word, naar zyn zeggen, genoemt, het Lot werpen, door middel des Alcorans. De Turken hebben Waarzeggers, die op de hoekken der straaten staan, en de geheimen hunner konst aan den gaanden en komenden man te koop veilen, zittende op een tapyt dat op den grond legt, en hebbende de boekken, die hunne gewaande wetenschap behelzen, rondom zig leggenGa naar voetnoot(d). Ik zal, met de eige woorden van Thevenot, eene hunner wyzen van waarzeggen, die zeer zonderling is, beschryven. ‘Zy nemen vier Pylen, welkers punten zy de eene tegen de andere schikken, en geven die aan twee persoonen in handen, daar na leggen zy eenen blooten Deegen voor zig op een kussen, en leezen een..... Kapittel van den Alcoran: En alsdan beginnen die Pylen tegen elkanderen te kampen...... eindlyk geraaken zy den een op den anderen enz. dit word genaamt het boek maaken.’ En ik geloof hier by te mogen voegen, dat dit genaamt word, de greepen van eenen Goochelaar of Beekerspeelder maaken. Dezelve Reiziger spreekt ook van de Waarzegginge door Boonen, eerst by de roes genoomen, daar na getelt, en derzelver getal onderzogt, op 't geloof van een boek van Waarzeggery. Nog eene andere wyze van waarzeggery word verrigt door een stuk Houts, waar in zeekere letteren zyn gesneeden. Die dit Orakel om raad vraagd, rold dat eerst driemaalen, en na wel agt te hebben geslagen op de letter, welke hy iedere reis doedt boven komen, smeed hy eenen zin van deeze letteren uit zyn Tooverboek. Dit staaltje is al genoeg: Want daar zyn in de Oostersche Landen al te veel soorten van Waarzeggeryen, dan dat men die hier zoude willen bybrengen: Behalven dat ze niet weezentlyk genoeg van de onze verschillen. Ten opzigte hunner andere bygeloovigheden; het gemeene volk maakt zig zelven in Asië, even als in Europa, gek met Voorzeggingen, Voorspellingen, en Voorteekenen;Ga naar voetnoot(e) met Tooveryen, Bezweeringen, Sterre-voorzegkunde, Geneesmiddelen die aan den hals gehangen of op de gewrigten worden gebonden, en met Tooverplaaten; bygeloovigheden, die stand hebben gegreepen onder de Oostersche Volkeren van alle oude tyden af, en wel inzonderheid in Arabië en in 't Land der Chaldeën, waar van daan ze tot de Mahometaanen zyn overgebragt; op dezelve wyze, gelyk eene zeekere Godsdienstige eerbewyzinge aan alle oude Boomen, die door gansch Persië is verspreidt,Ga naar voetnoot(f) moet worden aangezien als een overblyfsel van den ouden Boomen-dienst, en van de eerbewyzing welke dezelve verkreegen, om tot eene schuilplaatse, of tot een verblyf, voor de Bescherm-Engelen te verstrekken; en te zyn als de bewaarders der Godspraaken, en de toevlugt der gener, die zig | |
[pagina 219]
| |
by een verzaamelden, om gelykerhand hunne onderwerping aan God te bewyzen. Dog laat ons wederkeeren tot de avontuurlyke Spellen. Mahomet verbood die Spellen, welke ook begreepen waren onder den naam van Bygeloovigheden, om daar door de geduurige bronnen van twist, krakkeel, en kwaade trouw weg te nemen; als de gewoonlyke uitwerkselen deezer tydkortingen, en die mogelyk vry meer in zwang gingen en gevaarlyker waren onder die heete lugtstreek, dan zy wel elders zyn. De burgerlyke wet heeft de inzigten van Mahomet, en 't gezag des Alcorans, de hand gebooden. Daar is een soort van oneer aan de avontuurlyke Spellen vastgehegt; tot zoo verre, dat de getuigenissen der gener, die zig daar meede ophouden, vanGa naar voetnoot(a) geene waarde altoos zyn in regten. De meeste der Mahometaansche Leeraaren keuren het Schaakspel goed, vermits het enkel en alleen in sneedigheid bestaat, en egter doen zy daar nog veele bepaalingen by: Namentlyk, dat men zig daar aan niet moet overgeven buiten maaten, nog met oogmerk om daar meede geld te winnen; ook moet men geene Weddenschappen om geld, voor of tegen de Speelders doen; men moet ook niet speelen tot nadeel van zynen pligt, welken den Godsdienst van ons eischt, nog op eenen tyd, geschikt tot de Godsdiensts-oeffeningen. De Turken, zegt men, zyn zorgvuldiger in alle deeze stukken, dan de Persiaanen, of de onderdaanen van den Mogol. Dog zie hier iets opmerkenswaardig, nopende 't Schaakspel, hier in bestaande, dat het schynt, dat Mahomet dat heeft verboden onder den naam van Beelden,Ga naar voetnoot(b) om dat by de Arabiërs, even als by ons, de voornaamste stukken daar van beeldhouwers werk zyn, en om dat dezelve Menschen, Olifanten, Paarden en Kemelen enz. verbeelden. 't Schynt egter, dat Mahomet daar in niets anders berispte, dan de afbeeldinge der Boeren: Waar van tot een blyk verstrekt, dat de Turken met Boeren speelen van elpenbeen, die gansch glad, en zonder eenige verbeeldinge zyn. Maar wat hier ook van zy, de Mahometaanen missen veel liever het Spel, dan den Wyn, vooral in Persië, alwaar de dronkenschap niet minder in zwang gaat, dan men aan de Russen en Hoogduitschers verwyt. Dit niet tegenstaande verzeekerd men, dat het Spel zeer gemeen is onder het slegt volkje in Turkyen. Dit brengt my natuurlyker wyze tot de beschryving der Lichaams-oeffeningen en der gewoone Tydkortingen der Mahometaanen; dog om niet buiten myne paalen te gaan, zal ik my niet ophouden, dan met die, waar in eeniger maaten den Godsdienst deel neemt, door het goed of kwaad gebruik, 't geen men daar van in zeekere Godsdienstigheden by uitstek, toelaat. In de eerste plaats maak ik een begin met hunne Guichelpoppen, en ik zal aantoonen, op het zeggen van Thevenot,Ga naar voetnoot(c) dat, niet tegenstaande het aan de Musulmannen verbooden is Beelden te hebben, het egter zeer gemeen is, en wel inzonderheid onder de Turken, om zyne gasten stilletjes na de maaltyd te onthaalen op een korswyltje van deeze Guichelpoppen. Dog dat vermaak neemt men niet in 't openbaar, dan op den tyd van den Ramadhan, geduurende welken, behalven in de uuren tot den Vasten geschikt, het geoorlooft is, zig te vermaaken met al zoo veel toegeventheid aan de zinnen, als by de Christenen geduurende denGa naar voetnoot* Slemp-tyd, en als het eertyds was by de Heidenen, geduurende de Feesten vanGa naar voetnoot† Saturnus. Zelfs is het opmerkelyk, dat de laatsten tweeGa naar voetnoot(d) dagen van hun Saturnus-feest te kost hingen aan de Guichelpoppen; waar uit men ook eene geringe vergelyking zoude konnen maaken tusschen den Ramadhan van Mahomet, en de Saturnus-feesten van 't Heidendom, 't geen zeekerlyk meer regtzinnig zal moeten voorkomen, dan de gelykenisse tusschen den Slemp-tyd en deeze zelve Saturnus-feesten. ‘Het zyn door de bank Jooden, zegt Thevenot, die de Guichelpoppen laaten speelen....... | |
[pagina 220]
| |
Zy stellen zig in den hoek van eene kamer, spannende een tapyt voor zig, en aan het bovenste van dat tapyt is een vierkante opening of venster, waar voor een wit kleed hangd van omtrent twee voeten, agter het welke verscheide kaerssen worden aangesteeken, en na dat zy op dat kleedGa naar voetnoot(a) verscheide dieren vertoont hebben, door de schaduwe hunner handen, bedienen zy zig van platte beeldjes, welke zy zoo handig agter dit kleed doen beweegen, dat het zelve, volgens het zeggen van Thevenot, veel geestiger staat, dan by ons: En ondertusschen zingen zy eenige dertele deuntjes in 't Turksch, en in 't Persiaansch, over vuile en gansch ontugtige onderwerpen;’Ga naar voetnoot(b) De Persiaanen, die nog zoo zeedig, nog zoo beschroomd zyn, als de Turken, hebben openbaare Goochelaars, Potsemaakers en Beekerspeelders; dog egter is dit alles niet minder gemeen by de Turken, niet tegenstaande de strengheid hunner Leerstukken. By de tydkortingen der Guichelaars moeten gestelt worden de openbaare Danssers, Tchinguins genaamt, en die Danssters, welke de voorschreven Heer ThevenotGa naar voetnoot(c) ons onder de naam van Tchinguinienes opgeeft. Beide worden zy verbeeldt in de Plaat, die alhier gestelt is. Men zal gaarne bekennen, dat het danssen in zig zelf geene eerbiedigheid kan verwekken in den Godsdienst, want wat eer kan dog denzelven krygen door bewegingen, welke, volgens het zeggen van eenen der vermaardste Mannen der oudheid,Ga naar voetnoot(d) te kennen geven, of dat den Dansser buitenspoorig, of dat hy dronken is. Ook schynen alle VolkerenGa naar voetnoot(e) 't daar in eens te zyn, dat zy eene veragtinge hebben voor de gene, die hun beroep maaken van danssen. Men pryst hen in Turkyen, in Persië, en by den Mogol, en zy doen aldaar, even als in Vrankryk en in Engeland, het gemeen groot vermaak aan; dog de gene, die hun brood by dit ambagt winnen, geven allerwegen eenen slegten indruk van hun gedrag; een ongeregeld leeven en kwaade zeeden worden overal verstaan eigen te zyn aan hun beroep; en men verwagt niet anders van hen in Vrankryk en in Engeland, dan in Turkyen en in Asië; alwaar, even als by ons, de lieden van dit soort van alle markten weergekomen zyn. Dog wat hier ook van zy, uit de ongebondentheid is 't danssen niet gebooren, maar die is een gevolg daar van. Het danssen in zig zelf heeft niets dat te mispryzen is, waarom ook verscheide Natiën zig niet ontzien hebben, het zelve in de Godsdiensts-oeffeningen in te voeren, door eene genoegzaam natuurlyke reeden; namentlyk, om dat de Digt-en Zang-kunst, op denzelven tyd, als zy de ziel opwaards heffen, en haar eene boven-natuurlyke taal doen spreeken,Ga naar voetnoot(f) haar ook teffens aanzetten, om zig te vervrolyken: Nu is 't aan de vroolykheid eigen, ons aan te porren tot danssen; en deeze twee zaaken, zoo als bekend is, hebben altoos uitgemaakt het voornaamste verciersel van de Godsdienstsoeffening. Voegen wy daar by, dat het danssen gebooren wordende uit die drift van den geest,Ga naar voetnoot(g) welke de vervoeringen van den uiterlyken aandagt veroorzaakt, het zeer gemakkelyk kan zyn, dat de Volkeren gelooft hebben, dat het zelve ook konde dienen, om daar door te kennen te geven hunnen Godsdienstigen iever, en de vreugde, welke zy hadden, om de Godheid op zoodanigen wyze te dienen, als zy aan dezelve de welbehaaglykste meinden te zyn: 't Geen hen allengskens daar toe heeft gebragt, dat zy op de vervoeringen hunner blydschap regels, en, om zoo te spreeken,Ga naar voetnoot(h) eene welgepaste maat hebben gemaakt, ter eere van de Godheid. Gevolglyk is 't niet dan door het misbruik, dat | |
[pagina *25]
| |
AMANT TURC qui se cicatrise le bras devant sa Maitresse pour preuve de son Amour.
ENFANT TURC que l'on mene à la Circoncision.
B. Picart sculp. direx. 1731.
TCHINGUI Danceur Turc. TCHINGUIS ou Danseuse Turque. | |
[pagina *28-*29]
| |
B. Picart delin. 1731.
J. Folkema sculp. La DANSE des DERUİS | |
[pagina 221]
| |
het danssen veragtelyk is geworden by de Musulmannen: Men kan egter zeggen, dat zy het zelve niet geheel en al uit den Godsdienst hebben verbannen, overmits men zeer gevoeglyk eenen Godsdienstigen Dans kan noemen het omdraayen der Dervis, en dat de beschryvinge, welke verscheide Reizigers daar van geven,Ga naar voetnoot(a) die moet doen aanzien voor eene plegtige daad van Godsdienst. Deeze Godsdienstige oeffening word op Dingsdagen en Vrydagen verrigt, na dat eerst eene predikatie over eenen text uit den Alcoran door den oversten der Dervis is gedaan. Op die predikatie volgen eenige gebeden, die meede uit den Alcoran zyn, en door hen gezaamentlyk worden opgezongen, waar na zy den Oversten begroeten, en daar meede neemt den Dans of de Omdraayingen hunnen aanvang, en worden onder het speelen op eene fluit en op andere speeltuigen voortgezet. 't Zal niet noodig zyn, omGa naar voetnoot(b) eene plegtigheid, welke in de aldergeringste Reizigers word gevonden, breeder te beschryven. Dees Godsdienstigen Dans is, naar 't zeggen van Thevenot, uitgevonden door eenen zeekere Mewlana, welken de Dervis als eenen grooten Heilig eeren; en Ricaut verhaald, dat dees Heilig, welken hy Mevelava noemdGa naar voetnoot(c), als door een wonderwerk veertien dagen na een omdraaide, zonder eenig voedsel te nemen, geduurende welken tyd zyn makker Hamzé, die even als hy een Dervis was, op de fluit speelde. Daar na viel hy in zwym, en in die zwymeling kreeg hy wonderbaarlyke openbaaringen, die zeer veel toegebragt hebben tot de oprigting van de godsdienstige Orde der Dervis. Ook zeggen zy, dat de fluit een heilig speeltuig is; een speeltuig, geheiligt door 't gebruik, dat Jacob en de andere heilige Herders des Ouden Testaments daar van hebben gemaakt. Dit niet tegenstaande wil men, dat de fyne Turken deeze Godsdiensts-oeffeninge niet voor goed keuren, en dat zy gelooven, dat dees Dans der Dervis strydig is met den Godsdienst, en teffens ook het speelen op allerlei speeltuigen. Laat ons het onderscheid vanGa naar voetnoot(d) Vleesch, waar van een weinig meer naar boven gesprooken is, overstappen. 't Is hier, zegt men, dat men ondervind, dat Mahomet geheel en al het Joodendom heeft nagevolgt. Maar behalven dat dat onderscheid in 't algemeen gegrond was op een soort van noodzaakelykheid, moet men daarenboven aanmerken, dat die zelve noodzaakelykheid zig uitgespreidt heeft over het geheel Oosten; dat men dezelve moet toeschryven aan de lugtstreek; en dat men in 't algemeen op die zuidelyke Landstreeken moet toepassen, 't geen men nopende Arabië heeft opgemerkt. Aanbelangende denGa naar voetnoot(e) Alcoran, die verbied niet alleen Bloed te eeten, of het Vleesch der beesten, welke den Afgoden zyn geoffert, maar ook der gener, die hunnen natuurlyken dood gestorven zyn. Dit Verbod word zelfs op verscheide plaatsenGa naar voetnoot(f) des Alcorans uitdrukkelyk gevonden, en de voorzorge der vroome Musulmannen in deeze gelegentheid is zoo stipt, dat de Slagter, die 't beest keeld, al keelende den zeegen daar over uitspreekt,Ga naar voetnoot(g) zonder 't welk zy niet zouden gelooven, dat het hen geoorlooft was om daar van te eeten. Aangaande nu het Verbod van Woekkeren, zal het genoeg zyn den Leezer naar het 2de Kapittel des Alcorans te zenden.Ga naar voetnoot(h) Men zal het zelve aldaar gestelt zien onder de aldergrofste zonden, zelfs geeft Mahomet aldaar geen verlof, even als by | |
[pagina 222]
| |
de Jooden, om Woekker te dryven onder de ongeloovige. Hier is het dat de gene, die behaagen hebben om meer volmaaktheid te zoekken in de oude gebruiken en voorleedene tyden, dan in hunnen leeftyd, in hun eige vaderland, en, om zoo te spreeken, in hun eigen huishouden, uit zouden roepen: o! Gelukkig Land! Maar hoe bedriegen zy zig zelven! Men vind in de Mahometaansche Landen Musulmannen, die Gierigaarts zyn, Truggelaars en Woekkeraars, die de geboden en verboden des Alcorans ontsenuwen, of uitleggen naar hunne vuile belangens, even als de Joodsche Woekkeraars de wet van Moses, en de Christen Woekkeraars het Evangelium van Jesus-Christus. Onder de begunstiging van onderscheid daar in te maaken, belaaden zy zig zonder schaamte met den roof op hun evennaasten behaalt, en dat pak belet hen niet, om den weg naar 't Paradys in te slaan, en denzelven te bewandelen, met zoo veel vertrouwen, als een geloovige, die niets op zyn gemoed heeft. Dat zelve Kapittel, dat het woekkeren verbied, gebied ook barmhertigheid, en lydzaamheid te hebben met eenen Schuldenaar die niet betaalen kan, of die zyne Schuldeisschers niet kan voldoen, 't en zy met zig zelven te berooven van de middelen, waar door hy bestaat, en zyn huisgezin moet onderhouden. In geval van deeze laatste omstandigheid, gaat Mahomet nog vry wat verder; want hy gebied, van 't invorderen van zoodanigen schuld af te zien, en zelfs daar van eene aalmoes te maak en, ten voordeele van zoodanigen onmagtigen Schuldenaar. Zonder hier al te naauwkeurig te onderzoekken, of Mahomet die liefdaadige grondbeginselen gehaalt heeft uit de wetten van Moses en van Jesus-Christus, kan ik zeggen, dat alleen de menschelykheid en het welweezen van de burgerlyke zaamenleeving hem die konden hebben opgegeven. Door d'eene heeft den Stigter van 't Musulmandom willen vermyden de al te verre gaande vervolgingen; en door d'andere, den ondergang zyner navolgers. De oude Romeinen, die voor de tyden van 't Evangelium hebben geleeft, en die, naar alle waarschynelykheid, de wetten van Moses of ganschelyk niet, of ten minsten maar voor een gering gedeelte, hebben gekent, zagen den Woekker aan voor eene zoo verderflyke zaak, dat zy de Woekkeraars doemden om viervoudig weder te geeven 't geene zy ingeschrokt hadden, in plaatsGa naar voetnoot(a) dat een Dief niet, dan tot het tweevoudig wedergeven van 't geen hy gestoolen had, gedoemt wierd. De voorzigtigheid en de billykheid alleen leerden de Romeinen, dat een Woekkeraar veel schaadelyker is voor den Burgerstaat dan een Dief, en 't valt gemakkelyk om de reedenen daar van te doorgronden. Brengen wy insgelyks tot het welwezen van den Burgerstaat en tot de menschelykheid, het afschaffen van dat barbaarsch Gebruik, van eene jonge Dogter leevendig te begraaven. De oude Arabiërs tragtten die gewoonte te verdeedigen, door den glimpigen dekmantel, van daar door voor te komen de beledigingen, waar aan jonge Dogters hun maagschap konden blootstellen, door een kwaad gedrag. Hier voegden zy nog een ander beweeg-middel by, dat al zoo beuzelagtig was, namentlyk, de dienstbaarheid en elende, waar voor de jonge Dogters zyn bloot gestelt. Behalven dit, hadden die oude Arabiërs geene agtinge voor 't Vrouwvolk, dan voor zoo verre het zelve noodzaaklyk is tot voortzettinge van het menschelyk geslagt, en voor zoo verre het zelve tot vermaak der mannen verstrekt. Voor het overige maakten zy daar zoo weinig werk van, dat de geboorte van eene jonge Dogter door de bank wierd aangezien voor een groot ongeluk, en haare dood in tegendeel, voor een groot geluk. Wanneer eene jonge Dogter bereikt had den ouderdom van vyf of zes jaaren,Ga naar voetnoot(b) wierd zy opgeschikt, en bewierookt; waar na de vader zelf haar bragt aan eene gragt, en dat oogenblik waarnemende, wanneer zy aandagtiglyk daar naar zag, stiet hy haar van boven nederwaards, vulde de gragt met aarde, en begroef aldus leevend dit ongelukkig slagtoffer van eene verkeerde vaderlyke liefde, of liever van zeeker ArabischGa naar voetnoot(c) bygeloof, dat voor | |
[pagina 223]
| |
ons onbekend is gebleeven. Deeze gewoonte ging voornamentlyk in zwang onder de Koraïschiten. Andere verhaalen die op eene andere wyze, zeggende, dat als wanneer eene vrouw den arbeid op 't lyf kreeg, men haar deedt brengen aan de kant van eene gragt, en dat wanneer het gebeurde, dat zy aldaar verloste van eene jonge Dogter, men alsdan het kind nam, en het zelve in de gragt wierp. Men wil, dat de Chineesen nog heden ten dage zig toeschryven het voorregt, van hunne kinderen te mogen dooden, en vooral hunne Dogters, wanneer zy dezelve niet konnen de kost geven: Dog wat belangt de Knegtjes, daar omtrent komen zy niet tot dit uiterste, zoo lang zy zulks konnen vermyden. Dit moet niemand verwonderen, aangezien zy, en byna alle Volkeren des weerelds, van gedagten zyn, dat in het manvolk de kragt van een staat gelegen is; en by gevolg is hun grondbeginsel omtrent dit stuk niet verschillende van dat der Grieken, welke een hunner Digters doedt zeggen,Ga naar voetnoot(a) dat hoe arm ook een Man mag wezen, hy egter wel een Knegtje kan opbrengen; maar dat zelfs een ryke Vader, niet dan met moeite kan besluiten, om eene jonge Dogter op te voeden. Wanneer men in 't algemeen, en zonder nader overweeging, de Veelwyvery beschouwd, moet dezelve altyt voorkomen, van zeer veel nuttigheid in de Mahometaansche Landen. Veele Wyven te nemen, zal men zeggen, moet noodzaakelyk uitleveren een groot getal inwoonders, even gelyk veele akkers, die wel bebouwt zyn, veel meer graan uitleveren dan een eenigen. Dog die vergelykinge zoo dikwils, en in zoo veele Landen herhaalt, is egter valsch. Daar is geene evenredigheid tusschen den gemaal van verscheide vrouwen, en den bouwman van verscheide akkers; den laatstgemelden hangt daar aan niets van 't zyne te koste, dan 't geen hy in vier-en-twintig uuren tyds kan herstellen; dog den eerstgemelden verspild zyne kragten, en put zyne geesten uit op eene onherstelbaare wyze. Hy raakt de middelen, om zyn land vrugtbaar te maaken, kwyt........ Dog spreeken wy niet verder van eene stoffe die zoo kittelagtig is; ons te vreeden houdende met als voor eene waarheid op te geven, dat het genoegzaam betoogt is, dat alle Landen, alwaar de Veelwyvery, d'openbaare Boeleering, en de ongeregelde Liefdens-togten enz. in zwang gaan, veel minderGa naar voetnoot(b) bevolkt zyn, dan die, alwaar de wetten de mannen noodzaaken om alleenlyk met eene Vrouw zig te vergenoegen, en alwaar den Godsdienst dezelve beteugeld door vrees of door nadenken. Dog welk is na dit alles dog het voorwerp der Veelwyvery? Niets anders dan het verlangen naar verandering, en de verscheidenheid in de vermaaken, welke de Godsdiensten, in de zuidelyke gewesten ingevoert, niet goedgevonden hebben aan de mannen, welke de warmte der Lugtstreek doedt haaken naar veel oneerlyker wellusten, te onthouden. 't Schynt ook dat het God behaagt heeft, die zwakheid wel te willen gedoogen, overmits de Jooden, en zelfs veele hunner Profeeten, verscheide Wyven te gelyk hebben gehad, zonder kreuk hunner heiligheid. Hoe 't ook daar meede mag zyn gelegen, de Veelwyvery is egter niet zonder paalen onder de Musulmannen, zoo als zig de Christenen door de bank inbeelden, en zelfs, zoo als veele geleerden dat hebben gelooft; nademaal den Alcoran, eigentlyk gesprooken,Ga naar voetnoot(c) niet meer dan vier Wy- | |
[pagina 224]
| |
ven aan eenen man toestaat; enGa naar voetnoot(a) dat gebruik genoegzaam doorgaans ook word gevolgt. Zoo egter iemand buiten staat is, om 'er zoo veele te konnen onderhouden, raad den Arabischen Wetgever aan, om 'er maar een eenige te nemen, en dit is ook 't geen door 't gemeene Mahometaansche volk word gevolgt, en waar by het zig zelven nog toeëigend het voorregt, van eenige slaavinnen tot bywyven te gebruiken; dog egter zonder te gaan boven het getal van vier, hen door hunnen Wetgever voorgeschreeven. Dit zyn dan de instellingen aan de getrouwe navolgers der wet gegeven; want in Turkyen, in Persië en by den Mogol hebben de gene, die niet naauw bezet zyn, in hun Serrail zoo veele Wyven of Minnaressen, als 't hen behaagd, om ze daar in, 't zy tot hun behoef, 't zy tot hun vermaak op te sluiten; en wat aangaat de andere Mahometaanen, die stellen, even als wy, niet tegenstaande de strengheid onzes Christendoms, alle middelen in 't werk, welke de liefde of ontugtigheid aan beide de kunnen konnen opgeven. De voorbeelden van het geen ik van de Mahometaanen zeg, zyn al te bekend, dan om die aan te haalen: waarom ik alleen zal aanmerken, dat de minneryen aan de zyde der mannen aldaar met zoo veel teederheid en driften worden gepleegt, dat men 'er dikwils regtschaape Dom QuichotsGa naar voetnoot(b) vind, die bekwaam zyn tot allerlei buitenspoorigheden, en zelfs tot gevaarlyke ondernemingen, om hunne liefde aan te toonen, of om dezelve waar te maaken. Eene deezer belachelyke liefdensproeven bestaat in zig zelvenGa naar voetnoot(c) kwalyk te handelen, tot een teeken van aankleevinge aan eene Minnaresse: Dog aan de andere zyde is hunne ontugtigheid doorgaans geweldig en beestagtig. Dit brengt my natuurlyker wyze tot het beschryven van het trouwen der Turken. 't Gemeen beeldt zig in, dat een Godsdienst, die de Veelwyvery toestaat, het Huwelyk voor schandelyk en veragtelyk moet aanzien; en egterGa naar voetnoot(d) verzeekerd men ons in tegendeel, dat de Turken daar van veel werk maaken; maar men voegd daar by, dat het Huwelyk niet bekragtigt word op eene plegtige wyzeGa naar voetnoot(e) voor de Priesters, nog bestempelt met het zegel des Godsdiensts, even als by de Jooden en by de Christenen, en zelfs gelyk als eertyds by deGa naar voetnoot(f) Grieken en Romeinen. De CadiGa naar voetnoot(g) alleen bevestigd dat, ‘als eene handeling, die zuiver nar de burgerlyke wetten geschied, en die in zyne tegenwoordigheid moet worden verrigt, om voor wettig te worden gehouden..... of de Man bekend voor den Regter, dat hy verpligt is, eene zoodanige Vrouw voor zyne Huisvrouw te nemen, en haar eene zoodanige huwelyksgifte toe te leggen, om daar meede, in geval van egtscheiding, naar haar welgevallen te handelen.’ Die bekentenisse geschied, zonder dat de Vrouw daar tegenwoordig is: Dog haar vader, en by mangel van vader, verschynen aldaar andere van haar maagschap daar toe. Deeze bekentenisse gedaan zynde, word het den Man toegelaaten, bezit van zyne Vrouw te mogen nemen, en men brengt hem dezelve op de wyze, zoo als men hier ziet; namentlyk bedekt onder eene veldtent, en verzelt van verscheide vrouwen, die of van haare vriendinnen, of van haar bloedverwanten zyn, met slaaven en met mans- en vrouws-persoonen, speelende op zang | |
[pagina *32-*33]
| |
B. Picart direxit.
MARIAGE TURC. | |
[pagina 225]
| |
en speeltuigen enz. Ik beschryf de plegtigheden der Mahometaansche Huwelyken niet, vermits deGa naar voetnoot(a) Reizigers, die daar van handelen, byna alle Leezers voor de hand zyn: Dog daar zyn egter eenige byzonderheden, die by deeze gelegentheid in aanmerking komen. 1. Ricaut verhaald ‘dat het Byzitschap aan de Turksche Vrouwen gansch geenen naiever verwekt, behoudens dat het zelve haar niet beroove van het geene haar wettig toekomt, namentlyk van alle weeke eenmaal by haaren Man te slaapen. Dit staat zelfs de wet den Vrouwen toe, invoegen dat zoo 'er eene gevonden word, die eene gansche weeke doorgebragt heeft zonder dat voorregt te hebben genooten, zy het regt heeft, om den nagt van den Donderdag der volgende weeke te eisschen, ja zelfs om haaren Man in regten daar over te vervolgen, in geval van weigering.’ Hier voegd hy by, dat de gene die de stoutheid niet hebben, om de voldoening der Huwelykspligten in regten te vorderen, niet nalaaten, van ergens elders haare schaâverhaaling te zoekken. Ik vind zeer veel gelykformigheid tusschen deezen aard der hedendaagsche Mahometaansche Vrouwen, en 't geen wy van de Joodsche Vrouwen leezen in de geschiedenissen des Ouden Testaments. Men vind aldaar de klagten, welke zy over haare Mannen deeden, welke, zonder twyfel, ook zeer kwaade betaalders waren van dien gestelden prys, welken de Mahometaansche Vrouwen vorderen. In der daad eenige van die Joodsche Vrouwen bewimpelden dit met den naam van onverschilligheid, of het weinig betragten van hunnen pligt van haare Mannen, die haar tot geene Moeders maakten. 2. ChardinGa naar voetnoot(b) na dat hy verhaalt heeft, op welken ouderdom men in Persië de Jongelingen en jonge Dogteren huwbaar verklaard, zegt, dat de Cazi (den Regter) een begin maakt met aan den Jongeling te vraagen,Ga naar voetnoot(c) of hem de Duivel albereids is op het lyf gesprongen; dat is op goed Nederduitsch te zeggen, of hy albereids eenige gedwonge beweegingen in zig zelf heeft gevoelt, waar uit het blykt, dat men in staat is, om eene Juffrouw te konnen behaagen. Waar op de Jongeling niet nalaat van Jaa te antwoorden, en zelfs van te bevestigen, dat de Duivel dien sprong al ettelyke maalen hervat heeft. Ik verhaal deeze vreemde omstandigheid niet, dan om dat het my toeschynt, dat deeze wyze van vraagen steund op het gevoelen der gener, die gelooven, dat de Duivel de gedaante van eene zeekere Slange heeft aangenoomen, om onze eerste Voorouders aan te zetten tot deeze onderlinge begeerlykheid, die buiten allen twyfel is geweest den eersten oorsprong der zonde. 3. De Turken, zeggen Ricaut, Tournefort enz. hebben ook een soort van een half-Huwelyk, 't geen zy Cabin noemen, bestaande in eene Vrouwe te nemen voor eenen zeekeren tyd. 't Verdrag daar van word op eene behoorlyke wyze voor den Cadi voltrokken, die dat in geschrift doedt stellen in de tegenwoordigheid van de verdraagende partyen, en de bedonge somme gelds word ook door den Man betaalt, wanneer hy zyne Vrouw, naar dat den vastgestelden tyd verstreeken is, wederom t' huiszend. Het is niemand onbekend, dat dit soort van Huwelyken ook by de Romeinen in gebruik is geweest; dat zulks nog hedendaags onder de Chineesen en Indiaanen geschied; dat de Christen Kooplieden en Reizigers zig niet ontzien om diergelyke aan te gaan in de Levant, en dat deGa naar voetnoot(d) Turken die aan de Christenen verwyten; dat ook de Spanjaarden hunne Amancebadas hebben, die in der daad, zoo als Ricaut dat ook aanmerkt, niet bekragtigt zyn door de wetten, dog die daarom niet te min, onder eene strafwaardige toelaatinge, worden gedoogt; en eindlyk, dat zelfs onder de Christenen, bekend onder den naam van Protestanten, hetGa naar voetnoot(e) gebruik van jonge Dog- | |
[pagina 226]
| |
ters met haaren wille voor eenen zeekeren tyd te kameren, niet minder in zwang gaat, dan elders. God verhoede egter, dat ik deeze geringe verhaalen zoude doen, om eene haatelyke vergelykinge te maaken tusschen de Christenen en de Mahometaanen: Maar in een werk, waar in niet gehandelt word dan over Zeeden en Gewoonten, mag het wel geoorlooft zyn aan te toonen, dat, allen Godsdienst aan eene zyde gestelt, de ondeugden en de driften de menschen gelyk stellen, en byna altoos en overal dezelve doen zyn; en dat de driften, die, om aldus te spreeken, de schetsen der ziel uitmaaken, een soort van onderlinge gelykenis en evenredigheid hebben, even als de trekken van 't wezen. 4. Ricaut spreekt van een ander half-Huwelyk der Gesneedenen. 't Word aan dezelve toegestaan om te mogen trouwen, en zelfs om verscheide Vrouwen te nemen: En egter verzeekerd men, dat die Gesneedene tot gelyks den buik af gelubt zyn: Wel wat konnen dog die bloeyen uitregten? Ludunt in umbrâ voluptatis. Dit neemt egter niet weg, dat zy van eene verfoeylyke ontugtigheid zyn, volgens de uitdrukkinge vanGa naar voetnoot(a) de Breves. Ik zal my onthouden van alhier nader te verklaaren waar in dezelve bestaan kan, nadien zy ook berooft zyn van 't geene een half manspersoon uitmaakt, en van 't geene dezelven aan 't Musulmansche Vrouwvolk zoo aangenaam kan maaken, even als de Gesneedenen te Rome eertyds aan deGa naar voetnoot(b) Romeinsche Juffers waren. 5. Men zou ook een Huwelyk konnen noemen, dog mogelyk oneigentlyk, de gemeenzaamheid, welke de Mahometaanen met hunne Slaavinnen hebben. Dog zeggen wy liever, dat het eene ongebondentheid is, die eenigermaaten door de Musulmansche wet word gestaaft; als welke toelaat, de Slaavinnen te nemen tot zoodanigen gebruik als men goed vind. Tweezaaken, onze aandagt waardig, staan hier aan te merken: De eene bestaat daar in, dat namentlyk het den Musulmannen geoorlooft is om, zonder onderscheid, Vrouwen te nemen van alle andere Godsdiensten dan den hunnen, behoudens egter dat zy dezelve nemen uit zoodanigen Godsdienst, welkers leerstukken beschreeven, en in staat zyn, om te konnen worden onderzogt: de andere is, dat in Turkyen de Kinderen van zoo veele verscheide Vrouwen, en zelfs der Slaavinnen, op eenen gelyken voet de goederen huns vaders erven. Dit niet tegenstaande is het eene waarheid, dat, zoo de vader de kinderen die uit eene slaavinne gebooren zyn, niet in zyn Testament komt vry te maaken, dezelve altoos voor slaaven worden gehouden, en ter bescheidentheid van den oudsten des huisgezins moeten blyven. 6. Thevenot, een Reiziger met oordeel begaaft, en die zeer naauwkeurig is geweest,Ga naar voetnoot(c) schryft ‘dat de Turken nooit Vrouwen van hun maagschap trouwen, zoo wanneer dezelve hen bestaan binnen den agtsten graad ingesloten.’ 7. Volgens denzelven Reiziger, en naar het getuigenis aller der gener, die in de Levant zyn geweest, voegen de Mahometaansche Vrouwen zoo veel haar eenigzins doenlyk is, de konst by de natuur, om zig zelven de bekoorlykheden te geven, die zy niet hebben, of om die, welke zy bereids hebben, te vermeerderen. Laat ons overstappen de pragt en heerlykheid der kleederen; 't valsche hair, dat by zommige in de plaats komt van 't geen zy uit de natuur niet hebben; de kleuren, welke zy op haar aangezigt leggen, in plaats van de gene, die aldaar ontbreeken, of die 'er niet met eenen genoegzaamen glans op uitschitteren; de geschilderde wynbrauwen; de oogleden zwart gemaakt metGa naar voetnoot(d) Surma: Dit alles, gelyk men weet, word ook by ons gebruikt, en de Christen Vrouwen zouden ook al zoo kwalyk doen, met op dit stuk iets aan de Mahometaansche te verwyten, als het grootste gedeelte onzer Fyne, zoo Roomsch-Catholyke als Protestantsche, met zig te vleyen met haare Godvrugt, wanneer zy deezen Pharizeeschen zet-regel lezen, die, volgens het zeggen van Chardin,Ga naar voetnoot(e) zoo gemeen is in den mond der Persiaanen; namentlyk, dat den Gods- | |
[pagina *36]
| |
AFRIQUAINE en habit de Cërëmonie.
AFRIQUAINE en deshabille.
B. Picart sculp. direxit 1731.
FEMME MORESQUE. FEMME d'AFRIQUE allant par les ruës. | |
[pagina *38]
| |
PERSAN.
FEMME PERSIENNE.
B. Picart sculp. direx. 1731.
HABILLEMENT des principaux Barbaresques. ARABE du Desert. | |
[pagina 227]
| |
dienst gegrondt is op de netheid; en dat net te zyn, den helft des Godsdiensts uitmaakt: Want den Persiaan zou met goed regt tegen de eene zeggen : 't Blykt klaar uit uwe werken, dat den helftuwer Godsdienst in niet anders bestaat, dan om ter gestelder tyd een Mis te gaan hooren; en tegen de andere: Dat denzelven in niet anders bestaat, dan om ter Preek te gaan. De Reizigers, en onder andere Thevenot, verhaalen, dat in de Levant, even als by ons, al de oplettentheid der Vrouwen bestaat, in zig op te schikken, en zig te doen beminnen, zonder eenigzins agt te slaan op 't vermogen van haaren Man, al had hy ter naauwer nood brood in zyn huis. Voeg by deeze buitenspoorige pragt, eene leedigheid, die alle paalen te buiten gaat, die haar zeer ondeugend maakt, en volgens het zeggen van dien sneedigen Reiziger, haar alle haare gedagten doedt inspannen, om de middelen te vinden om zig te vermaaken; voeg nog hierby de minnestreeken, die zoo onbeschaamt en buiten alle banden zyn, dat zy de verbeeldinge zelfs te buiten gaan, en ongelooflyk zouden schynen, zoo ze niet wierden bevestigt doorGa naar voetnoot(a) Reizigers, die zeer geloofwaardig zyn; en men zal stoffe genoeg vinden om 't Mahometaansch Vrouwvolk te konnen vergelyken met de Christen Vrouwen van het meerder gedeelte van Europa. Ik zou wel lust hebben, om alhier eene nette beschryvinge te doen van doen optooi der Mahometaansche Vrouwen, en om een soort van eenelyst te geven van haar Hulsel en Nagtgoed, dog die is dikwils, al voor my, door deGa naar voetnoot* Verzamelaars, of liever door deGa naar voetnoot† Uitschryvers, gegeven en weder gegeven, met eenige figuuren daar by, waar in die Juffers, 't zy wel of kwalyk, staan afgebeeldt: Waarom ik my te vreede zal houden, met alhier, tot genoegen van het oog der Leezers, Persiaansche, Africaansche en Moorsche Vrouwen, die de Wet van Mahomet volgen, op te geven, en daar by te voegen eenen Persiaan, Mannen uit Barbarye, en Arabiërs, die niet zoo meenigmaalen, en, naar myne gedagten, nooit zoo cierlyk, onder 't oog der Europeaanen zyn gebragt. 8. Laat ons nu, zoo 't mogelyk is, de ingetoogentheid, waarin de Mahometaansche Vrouwen leeven, eens overeenbrengen met de onbeschaamtheid, welke men zegtGa naar voetnoot(b) dat de wet haar toelaat, namentlyk, om te mogen eisschen gescheiden te worden van eenen koelen en onmagtigen Gemaal. Brengen wy ook eens overeenGa naar voetnoot(c) de Verbintenisse, waar by den Man gehouden is, om aan zyne Vrouw te verzeekeren eene weduwgifte voor het overige van haar leeven, met het vooroordeel, dat by zeer veele Mahometaanen, en doorgaans by het meerder gedeelte der Oostersche Volkeren is, en 't geen dezelve de Vrouwen doedt aanzien als zulke dieren, die, op zyn best genomen, maar half redelyk zynGa naar voetnoot(d) en geschikt tot dienst van den Man, even als een paard. Dog daar zyn wel andere tegenstrydigheden, zoo in hunne zeeden, als in de onze. 9. 't Overspel word door den Alcoran verfoeit,Ga naar voetnoot(e) en daar by bevolen, dat een Man, zyne Vrouw daar van beschuldigende, zonder zulks te konnen goed maaken, verweezen zal worden tot te stok-slagen. Dit niet tegenstaande, wanneer 'er getuigen of blyken ontbreeken, is den Man, naar 't zeggen vanGa naar voetnoot(f) eenige Reizigers, genoodzaakt, om vier maalen, onder eede, voor den Regter, te verklaaren, dat hy de waarheid zegt: En de vyfde maal betuigd hy, dat, zoo hy liegt, hy vervloekt wil zyn voor God en de Menschen. Aan de andere zyde wil men, dat door een voorregt, dat buitengewoon, zelfs aan zeer veele Christenen, zal voorkomen, de Vrouw op haaren eed word gelooft, behoudens egter, dat zy op de vyfde eedzweeringe God bidt, dat hy haar het leeven beneeme, zoo haar Man de waarheid heeft gesprooken. Zoo wanneer egter het Overspel der Vrouw klaar blykt, is de Man in zoodanigen geval, volgens het zeggen van Tournefort, de meester van haar leeven, en by aldien hy wraakgierig is, doedt | |
[pagina 228]
| |
hy haar in eenen zak, gevult met steenen, steeken, en aldus verdrinken. ‘Maar, om de waarheid te zeggen, voegd hy daar by, de meeste weeten hunne konstenaryen zoodanig te beleggen, dat 'er zeer weinig in 't water sterven: En wanneer haare Mannen aan haar het leeven vergunnen, worden zy dikwils veel gelukkiger dan zy waren, overmits de Overspeelster genoodzaakt word, haaren Minnaar te moeten trouwen, vooronderstelt zynde, dat hy een Christen zy’. Aanbelangende den Minnaar, die moet zomtyds op eenen Ezel ryden, met zyn hoofd naar deszelfs staart gekeert, welke hem tot eenen toom verstrekt, en met darmen van een beest op 't hoofd, welke hem voor eene kroon dienen, en daar toe eene strop om den hals van dat zelve soort. Die vertooninge eindigd gemeenlyk met een onthaal van stokslagen op de lendenen en onder de voetzoolen. 10. Ik vermyde hier den Leezer een verhaal te doen, van al 't geen men zegt van de jaloezy der Grooten over deeze opgesloote Wyven, welken altoos bewaart en nagegaan worden door Gesneedenen, aan welke het, schoon hen niets met allen is overgebleeven, om aan 't Vrouwvolk te behaagen, of zig daar meede te konnen vermaaken, egter kwalyk vrystaat, om de gene welke zy in 't oog moeten houden, eens aan te zien, en die geen ander byzonder voorregt in hunne gevankenis hebben, dan om als het opschrift te zyn op den pleit-zak van eene zaake, die op haare beurt op de rolle moet staan, en dienen tot vermaak der Monarchen, waar van zy 't Serrail uitmaaken. Men kan by TournefortGa naar voetnoot(a) leezen de voorzorgen en naauwkeurige waarnemingen die genomen en te werk gestelt worden, wanneer men genoodzaakt word, om 'er eenen Geneesheer by te brengen. Ik kan niet nalaaten, eenige zeldzaame omstandigheden hier by te voegen, welke RicautGa naar voetnoot(b) verhaald, benevens de Plegtigheden, die gebruikelyk zyn in de Huwelyken tusschen de groote Staats-persoonen en de Ottomannische Princessen. Het is genoegzaam bekend, dat den naiever en de vrees der Ottomannische Keizeren deeze Huwelyken toestaan, en dat die verheffing, die op andere plaatsen eenen Grooten den glans der Oppermogentheid doedt nader komen, in de Oostersche Landen de naaste oorzaak is tot deszelfs val. Dog daar van zullen wy hier niet spreeken: Laat ons dan eens hooren de beschryving van Ricaut. ‘Wanneer den Grooten-Heer eenigen naiever opvat tegen de grootheid van eenen Bassa, doedt hy hem eene zyner Zusters trouwen, of eene van zyne maagschap, onder voorgeven, van hem eer te willen aandoen. Midlerwyl, wel verre van daar door grooter en aanzienlyker te worden, word hy den elendigsten slaaf des weerelds, wyl hy genoodzaakt is, om zig te buigen onder den hoogmoed en onder de tyranny van eene Vrouw, die hem als haaren knegt handeld. Dit niet tegenstaande, zou hy de eer, welke hem zyn meester aandoedt, niet durven weigeren, uit vreeze van beschuldigt te worden, dat hy de teekenen van deszelfs gunst en genegentheid veragtte. Zelfs eer hy deeze Princesse nog trouwd, moet hy besluiten om zig geheel en al aan haar over te geven, en aan geene andere eenige vriendschap te bewyzen, zy zy dan die ze mag, Vrouw, of Slaavin, want hy is genoodzaakt om alles, wat hem zoude konnen afwenden van de liefde welke hy haar schuldig is toe te dragen, te laaten vaaren. Heeft hy eene Vrouwe, die hem door de zoetigheid haarer omgang, en door veele kinderen welke hy uit haar geteelt heeft, weet te winnen om haar teederlyk liefte hebben, egter moet hy haar uit zyn huis verbannen, en niemand daar in houden, die aan de Sultaane, welke hy nog niet eens kend, zoude konnen mishaagen. Voor de Bruiloft, zoo zy hem om geld laat vraagen, om kleinodiën, of pelteryen van eenen hoogen prys, moet hy blymoedig, en met veele betuigingen van agting, haar komen brengen, 't geene zy hem eischt. Deeze Vereering word genaamt op het Turksch Ahgirlic. Behalven dat, legt hy haar een Kabin, of weduwgifte toe, die zeer aanzienlyk is, en tot genoegen van de gene, die tusschen beiden komen om 't Huwelyk te sluiten. Zoo haast als de Kabin in 't byzyn van den Regter geregelt is, komt een | |
[pagina 229]
| |
zwarte Gesneedene den nieuw getrouwden haalen, en brengt hem in de kamer van de Sultaane, by wege van erkentenisse. Zoo haast hy daar binnen treed, vereischt het gebruik, dat de nieuwgetrouwde haare dagge trekt, en haaren Gemaal met eene heerschende stem afvraagd, wie hem zoo stout gemaakt heeft van haar te durven naderen. Hy antwoord daar op met zeer veel onderdaanigheid, en vertoond haarGa naar voetnoot(a) d'Emmeri Padschah, of 't bevel des Grooten-Heers, nopende zyn Huwelyk. Daar op staat de Sultaane op, ontfangt hem met wat meer zoetigheid, en staat toe dat hy haar een weinig gemeenzaamer onderhoude. Ter zelver tyd neemt een der Gesneedenen de muilen van den getrouwden, en zet ze aan de deur der kamer, om aan te toonen, dat hy van haar wel ontfangen is geweest. Kort hier na groet de Bassa met eene groote eerbewyzing de Sultaane, en buigt zig op de alderneederigste wyze ter aarden, vervolgens wykt hy een weinig agterwaards, en doedt eene kleine aanspraak, om haar te kennen te geven, hoe gelukkig hy zig agt, wegens de eer welke zy hem aandoedt. Wanneer hy zyne pligtbetuiging geeindigt heeft, blyft hy eenigen tyd in een diep stilzwygen, en in eene zeer nederige gestalte des lichaams, houdende zyne handen zoo lang kruisselings voor zyne borst, tot dat de Sultaane hem beveeltGa naar voetnoot(b) aan haar water te geven. Terstond gehoorzaamd hy haar, en nemende eenen pot met water, die tot die plegtigheid gereed staat, valt hy op zyne kniën, en bied haar dat aan. ThansGa naar voetnoot(c) ligt zy een rood dekkleed, geborduurt met goude en zilvere bloemen, dat haar het aangezigt bedekte, op, en drinkt. Op dat zelve oogenblik brengen haare Vrouwen een laag tafeltje aan, waar op een paar gebraade Duiven staan, en wat Kandy-suikerGa naar voetnoot(d) op een tafel-bord, en den nieuwgetrouwden verzoekt zyne Meesteresse, om een versnaaperingtje te willen nemen; dog zy weigerd zulks, tot dat hy haar op nieuw eenige vereeringen heeft gedaan. Zy word na 't ontfangen derzelver wat zagtmoediger, en haare zedigheid overwonnen zynde, zet zy zig aan tafel, en neemt een pootje van eene Duif aan, van de hand van haaren gemaal, en wanneer zy een weinigje daar van heeft gegeten, steekt zy hem een klompje Kandy-suiker in den mond, en opstaande, gaat zy van waar zy kwam. Daar op vertrekt een iegelyk, en laat den nieuwgetrouwden Man alleen met de Sultaane, omtrent eene uure tyds, ten einde, op dat hy haar met des te meer vryheid zoude konnen onderhouden. Dees tyd verstreeken zynde, komen zyne vrienden hem, onder 't geluid van zang en speeltuig, noodigen in de gehoorzaal te willen komen, alwaar het grootste gedeelte van den nagt met zingen en vermaaken word doorgebragt, terwyl de Sultaane met haare Juffers, welke op deezen tyd in haare kamer komen, van gelyken doedt. Eindlyk, wanneer den dag staat aan te breeken, begeeft de Princesse, vermoeid van alle deezeGa naar voetnoot(e) vermaaken, zig ter rust op een zeer kostelyk bed, dat wel geperfummert is, en waar aan niets ontbreekt, om die plegtigheid volkoomen te maaken. Van stonden aan word den nieuwgetrouwden door eenen Gesneedenen, met een wenk, daar van onderrigt, en zonder eenig gerugt te maaken in de kamer gebragt. Aldaar trekt hy zyne boven-kleederen uit, en valt ten eersten op zyne kniën aan 't voeten einde des beds, alwaar hy een tyd lang blyft, zonder iets te doen: daar na verstout hy zig een weinig, en allengskens het deksel opligtende, krabbeld hy zagtkens aan de voeten deezer Princesse, en na dezelve gekust te hebben, sluipt hy eindlyk in haare armen, alwaar zy hem met zeer veel vergenoeging ontfangt, wen- | |
[pagina 230]
| |
schende, dat God hen wil geven de vreugde, om uit hun Huwelyk eene gelukkige nakomelingschap te verwekken. Des morgens komen de Vrienden van den nieuwgetrouwden hem opwagten, om hem naar 't Bad te geleiden, en de nieuwgetrouwde Vrouw doedt hem alsdan eene vereering van al het Linnen 't geen men op die plaats noodig heeft. Wanneer alle deeze plegtigheden gedaan zyn, leeven zy veel gemeenzaamer te zaamen in de huishoudinge: Dog in 't openbaar houd de Sultane eenige maatregulen omtrent hem, om haare meerderheid aan te toonen. In der daad zy draagt een Changiar (aldus noemd men aldaar eenen Dolk) op zyde, en eischt zoo meenigmaalen vereeringen van haaren Gemaal, dat zy eindlyk alle zyne koffers leedig maakt. Na het Huwelyk, en 't geene daar omtrent eerst in aanmerkinge komt, nopenpende 't vermaak des leevens, moeten wy ook spreeken van de wyze, waar op dat word ontbonden. Mahomet, om voor te komenGa naar voetnoot(a) dat de Mannen hunne Vrouwen niet al te ligt mogten verstooten, heeft bevolen, dat na de derde maal dat zy dezelve zouden hebben verstooten, zy die niet zouden mogen weder aannemen, 't en zy de Vrouw, op deeze wyze verstooten, wederom aan een ander getrouwt, en ook in 't vervolg van dien was verstooten geweest. Dit gebod, zegt men, is van zulken goeden uitwerkinge geweest,Ga naar voetnoot(b) dat zeer weinige onder de Mahometaanen 't besluit nemen, om tot eene Egtscheidinge te komen, en men vind 'er nog minder, die de Vrouwe, welke zy eens verstooten hebben, ooit weder neemen; en zulks uit hoofde van de schande, die met eene zoodanige wederkomste vergezelschapt gaat; 't zy, dat die Vrouw eenigen tyd heeft geweest onder de magt eens anderen Mans, 't zy, dat de wet hem, die ze wedereischt, de voorwaarden oplegt, welke RicautGa naar voetnoot(c) verhaald, en welke ik alhier, na hem, herhaal; daar in bestaande, dat namentlyk de Man eene Vrouwe, die verstooten is, niet kan weder nemen, 't en zy hy toegestaan hebbe, dat een ander het genot daar van neeme in zyne tegenwoordigheid. Men heeft Vrouwen gevonden, aan welke die voorwaarden zoo voordeelig zyn geweestGa naar voetnoot(d), dat zy volstrektelyk hebben geweigert, om ooit weder by haaren eersten man in te keeren. Deeze voorwaarden zyn een gevolg van de Egtscheidinge, welke Ricaut Ouch-talac noemd, dat is zeggen, volgens Bespier,Ga naar voetnoot(e) drie, of derde Egtscheidinge. Daar zyn 'er onder de Turken van driederleie soorten, welke alle drie geschieden voor den Cadi, die ze zelf aanteekend. By 't eerste soort blyven de Man en de Vrouw gescheiden van bed en bywooninge, behoudens dat den eersten aan de laatste geeve, 't geen hy schuldig is, tot haar gewoonlyk onderhoud. Het tweede soort van Egtscheidinge brengt eene geheele Scheiding van lichaam en goederen te weeg, en de Man word daar by genoodzaakt, om aan zyne Huisvrouw te geven de weduwgifte, welke hy haar belooft had; waarna zy niets meer heeft te eisschen, nog op zyn persoon, nog op zyne goederen; maar het staat hem vry om eene andere te mogen trouwen: dog egter onder deezen mits, dat 'er drie maanschynen, tusschen de Egtscheiding en den tweeden trouw, moeten voorby gaan, op dat men zeeker mag zyn, dat zy niet bezwangert is; want by aldien zy zulks was, zou 't hem geenszins vry staan, te mogen hertrouwen: zelfs is 't haar geoorlooft om, ingevalle zy bezwangert is, te blyven in 't huis haares Mans, en aldaar te zyn op zyne kosten, tot na haare verlossing. D'Ouch talac is de alderplegtigste van alle drie de Egtscheidingen, dog by de Persiaanen in geen gebruik. Aangaande de Vrouwen, men zegt in 't algemeen, dat zy dezelve voorregten niet hebben, gelyk de Mannen, en dat het haar niet vry staat, zig te ontdoen van de banden des Huwelyks, 't en zy dezelve haar niet geven het noodzaakelyke om van te leevenGa naar voetnoot(f); dat is te zeggen Rys, Koffy, Hout, Geld om in 't bad te gaan, en Vlas om kleederen voor zig daar van te spinnen: want de Wet ondersteld, dat de Vrouw naarstig genoeg moet zyn, | |
[pagina 231]
| |
om zig dezelve te verzorgen. Ondertusschen is 't meede eene oorzaak van wettige Scheiding aan de zyde van de Vrouw, wanneer de Man de Huwelyks-pligten kwalyk betragt, of wanneer hy daar van in 't geheel geen werk maakt. Vermits de Kinderen de Vrugten des Huwelyks zyn, is 't ook natuurlyk daar van alhier te spreeken. Laat ons overstappen, 't geen hunne komste in de weereld aangaat, om aanstonds te komen tot dat geene, dat hen inlyfd in 't lichaam der Geloovigen van het Mahometaandom; Ik meine hunne Besnydenisse, een Godsdienstig gebruik, behouden van de Jooden, of liever van de oude Arabiërs, Ismaëliten, en, even als de Jooden, nakomelingen, van den eersten Aartsvader des Joodendoms, die door een byzonder bevel Gods besneeden wierd. De Mahometaanen zeggen van hunnen Stigter Mahomet, dat hy zonder voorhuid gebooren is; willende buiten twyfel denzelven daar door gelyk stellen met Moses, met David, met Adam, en met eenige andere Heiligen van het Oude Testament; 't geen, naar het zeggen der Jooden aan deeze Profeeten is vergunt geweest door eene byzondere gunste Gods: ‘Maar, zegt Ricaut, het en is geenszins eene zeer buitengemeene zaak, Kinderen te zien, die aldus worden gebooren, in de landen alwaar de Besnydenisse in gebruik is:’ Maar zulks is zelfs niet buiten voorbeeld in andere landen, en men behoefd op dit stuk slegts na te zien de Auteuren, die het deel van 's menschen lichaam, dat met den voorhuid bekleed is, hebben beschreeven. De Arabiërs plagtenGa naar voetnoot(a) eertyds te gelooven, dat de gene, die ter weereld kwamen, onder den invloed der Maan, zonder voorhuid wierden gebooren; invoegen het scheen, dat zy besneeden waren, eer zy nog waren gebooren. De Jooden zonderen ook van de Besnydenisse uit de gene, die zoodanig worden gebooren; en alsdan vergenoegd men zig, met aan de zulke een weinig bloed af te trekken, ter plaatse alwaar de voorhuid moest zyn. De Turken besnyden hunne Kinderen niet, dan in den ouderdom van zeven jaaren volkomen vervult: Dees ouderdom voorby zynde,Ga naar voetnoot(b) besnyden zy ze niet, dan als wanneer zy 't noodig agten. De Persiaanen, volgens het zeggen van Chardin, besnyden ze gemeenlyk in den ouderdom van vyf of zes jaaren: Dog volgens alle regels, moest men ze, naar 't zeggen van eenige Mahometaansche Leeraaren, besnyden, op hun dertiende jaar, om redenen, dat Ismaël in dien ouderdom besneeden wierd; of zelfs op het negende jaar, vermits men alsdan begint onderscheid te maaken tusschen goed en kwaad. Dog hoe 't ook daar meede mag zyn geleegen, den tyd van vyf, zes, of zeven jaaren voorby zynde, besnyden de Mahometaanen, zoo als Ricaut zegt, wanneer 't hen beliefd. Ik zal de wyze van besnydenGa naar voetnoot(c) niet beschryven: dezelve is een weinig onderscheiden van die der Jooden, en word door eenen Wondheeler, en niet door eenen Geestelyken, verrigt; dog 't is noodig aan te merken, dat, allen Godsdienst daar gelaaten, de Besnydenisse noodig geoordeelt is, en zulks geweest heeft van oude tyden af aan, in die warme Lugtstreeken van 't Oosten en van 't Zuiden; zoo om de al te groote lankheid des Voorhuids by de Arabiërs, en by eenige andere volkeren, hunne nabuuren, 't geen als eene verzaameling van onreinigheid maakt; als om 't vooroordeel, waar in men aldaar is, te weeten, dat de voorhuid hinderlyk is in de voortteeling. Deeze natuurlyke redenen zyn buiten allen twyfel zonder tegenspraak: Alleenlyk moet men daar by doen, dat God de Besnydenisse geheiligt heeft, om daar door, als 't ware, te reinigen een deel, dat ganschelyk zondig is, en in het zelve uit te wisschen die schandelykheid welke het zelve verkreegen had, eer dat het menschelyk geslagt nog geformeert was. Den dag op welken een Kind besneeden word, is een dag van verheuging voor al deszelfs maagschap. Men doedt het te paard ryden, zegt Thevenot en Ricaut, onder 't geschal van cymbaalen en keteltrommen, opgeschikt met zyne beste kleederen, gevolgt van zyne vrienden en schoolmakkers, die met luider stemme eenige plaatsen uit den Alcoran uitroepen. Vervolgens brengt men het zelve weder naar | |
[pagina 232]
| |
huis, en men doedt het de Geloofs-belydenis doenGa naar voetnoot(a) met het opsteeken van eenen vinger, waar na het besneeden word. Dog gelyk deeze plegtigheid verscheiden is, na dat de Landen zyn, zal 't genoeg zyn, den Leezer alhier te zenden tot de afbeeldinge, vertoonende een Kind, toegestelt in dier voegen, zoo als 't behoord wanneer men het zelve naar de Besnydenisse leid.Ga naar voetnoot(b) ‘De gene, die Mahometaansch worden in ryper ouderdom, doedt men te paard ryden, met eenen pyl in haare slinkerhand, en deszelfs punt naar hun hert gekeert, om daar door te kennen te geven, dat zy zig eerder het hert zouden laten doorbooren, dan van den Godsdienst, welken zy omhelst hebben, afgaan.’ Dog een Reiziger van laater tyd, dan die uit welken ik dit aanhaal, schynt dit gebruik tegen te spreeken; zeggende, dat men zig te vreeden houdGa naar voetnoot(c) met de Verloochenden den vinger te doen opsteeken, wanneer zy Mahometaansch worden, doende hen uitspreeken de Belydenis van het Geloof der Musulmannen, en hy voegd 'er met reden by, dat het mogelyk uit veragtinge is voor de Verloochenaars van den Godsdienst, waar in zy zyn opgevoedt; dog het is waarschynlyk, dat ook dit verschillend is, naar dat de Landen zyn, zoo 't anders waar is, dat men te AlgiersGa naar voetnoot(d) de verloochenden besnyd, na dat men haar omgeleid heeft door de Stad, byna op die wyze, zoo als Ricaut dat verhaald, en in het midden van een wagt van inboorlingen van Barbaryen, gewaapend met Sabels; om aan den Nieuwbekeerden te kennen te geven, dat die sabels getrokken zyn, om hem in stukken te houwen, zoo hy maar de minste neiginge betoond, om het Christendom wederom aan te nemen. Den dag der Besnydenis is ook den dag waarop het Kind een Naam word gegeven: Egter vind men hier omtrent nog zeer aanmerkelyke uitzonderingen. Tournefort leerd ons, dat de Vader aan zyne Kinderen, wanneer ze ter weereld komen, zoodanigen Naam geeft, als 't hem behaagd; dat hy 't jonggebooren Kind in zyne armen neemt, en dat opheffende, God aanbied, waar na hy 't zelve een graan zout in den mond legt, en dat hy alsdan deszelfs Naam zegt, onder het zelve den zeegen te geven. Het bygeloof mengd zig hier onder. In Persie word den Naam door 't lot getrokken: Men zoekt die by avontuur in den Alcoran, waar in men veele Naamen te gelyk legt, en men geeft die aan een Kind te trekken: Zoo deeze bygeloovigheid niet algemeen is, is dezelve ten minsten in Persië ingevoert, zoo als Chardin zulks verzeekerd. Eene andere aanmerkens-waardige zaak is, 't gebruik, waar uit het schynt, dat men aan God genaade verzoekt voor de Kinderen, die gestorven zyn voor dat zy besneeden waren. Men vermorsseld hen den kleine vinger, alvorens hen te begraaven. Maar, nog dit gebruik, nog al 't geen ik verhaalt heb, is niet genoeg om aan te toonen, dat de Besnydenis eene handeling van Godsdienst is, die niet zoude mogen worden nagelaaten. De meeste Mahometaanen gelooven niet, dat dezelve volstrektelyk noodig is ter zaligheid: en egter zyn 'er onder hen van die nauwbezette, zoo als 'er in alle Godsdiensten zyn, die gelooven, dat die plegtigheid de kragt heeft, om innerlyk geloovig te doen worden. Zy beelden zig in, dat God de gebeden van eenen man, aan welken men den voorhuid heeft gelaaten, niet zoude verhooren. Ook zegt men, dat andere fyne Musulmannen van gedagten zyn, dat de Besnydenisse der Vaderen invloed heeft op de Kinderen, en voor dezelve genoeg is. Deeze, zoo als men bespeurd, rekken de kragt der Besnydenisse breed uit, en schynen naby het denkbeeld te komen, dat de fyne Calvinisten hebben, ten opzigte der Kinderen die zonder Doopsel gestorven, en egter wedergebooren, uitverkooren en zaalig zyn, uit kragt van 't geloof hunner Vaderen. Ik moet hier op aanmerken het bygeloof der Vrouwen, die onvrugtbaar zyn, en eenen Voorhuid inslikken, geloovende dat het zelve een gewis geneesmiddel is, om haar gebrek te geneezen; of dat hunner Mannen, zullen mogelyk de spotters zeggen. Ik zal van deeze stoffe afscheiden met eenige aanmerkingen te maaken, welke behoo- | |
[pagina 233]
| |
ren tot de Geboorte en tot de Opvoedinge der kinderen. Andere aanmerkingen over de gebruiken der Mahometaanen in de Begraavingen, zullen het einde maaken van deeze Redeneering. Myne eerste aanmerkinge betreft de Geboorte van de kinderen der Vorsten en groote Heeren. Men neemt doorgaans groote voorzorge om den tyd en het oogenblik hunner geboorte te verbergen, om daar door te vermyden de Betooveringen en Bezweeringen, en vooral, zoo als zeeker Reiziger zegt, om voor te komen de Voorzeggingen der Sterrekundigen, en te beletten, dat zy hen geene ongelukkige Geboorte-sterren toeschryven, die 't noodlot deezer kinderen vaststellen; eveneens als of den leevensloop afhanglyk was van een mensch, die van het een tot het ander oogenblik niet zoude konnen raaden, welk noodlot hy zelf zal hebben. Dog wy moeten niet eisschen, dat de reeden sterker zy in den schoot des Mahometaandoms, dan in alle andere Godsdiensten, wanneer eene valsche hoop, of eene ongegronde vrees het verstand heeft beginnen te benevelen. 2. De Turken en de andere Mahometaanen hebben meede het gebruik van deGa naar voetnoot* Aanneminge tot kinderen, even als alle andere Natiën: Zelfs is die zeer gemeen onder de Turken. Deeze Aanneminge tot kinderen geschied, door aan den persoon die aangenomen word, het hemd te doen aantrekken van den genen die aanneemt. Deeze AannemingeGa naar voetnoot(a) word genaamt Akhrat. 3. Ricaut heeft zeer verstandige aanmerkingen gemaakt over de Opvoeding der jonge luiden, die geschikt zyn tot dienst des Grooten-Heers; en die aanmerkingen konnen ook min of meer gepast worden op de Opvoedinge van byzonderer luiden kinderen. Benevens den Godsdienst, waarop het Musulmandom gegrondt is, zyn de Sterkte en Schoonheid voor de Mahometaanen de twee groote voorwerpen der Opvoedinge, welke aan 't oog der menschen aangenaam doen voorkomen den genen, welken den Godsdienst alleen anders niet aangenaam kan maaken dan aan God. De Mahometaanen zyn van gedagten, dat in een mismaakt lichaam, niet dan eene mismaakte ziel kan huisvesten; en de Indiaanen gaan nog verder, vermits zy daar by voegen, dat de zielen der mismaakte lichaamen daar in gehuisvest zyn geweest, om de groote misdaaden welke zy in een ander leeven hebben bedreeven. Voor het overige is 't eene stellinge genoegzaam allerwegen verbreidt, en welke het Christendom alleen bekwaam is te verbeeteren, dat leelyke menschen, en die geteekent zyn met aanmerkelyke gebreeken, kwaadaardig en ondeugend zyn, en datGa naar voetnoot(b) den glans des lichaams ook doedt uitschitteren de schoonheid der ziel. 4. Dog deezen glans des lichaams verwekt in de jonge Mahometaanen deeze gevaarlyke drift, welke de oudheid eertyds bezwagtelt heeft met den schoonen naam van Platonische Liefde. Het is zeer moeylyk, dat, zynde die wy zyn, de Liefde der volmaaktheden des lichaams en der ziel, en de Verbintenissen welke deeze volmaaktheden onder de menschen maaken; de Drift, waar meede wy ons best doen om die te onderhouden; de Gevoelens welke die uitdrukken; de Kragt der uitdrukkingen; een geduurig Gezigt der zinnen, getroffen door een aangenaam voorwerp; het is, zeg ik, zeer moeylyk dat zoodanig eene liefde eene waaragtige zuiverheid behoude; en daar zyn al te veel voorbeelden van het tegendeel by alle de oude en hedendaagsche volkeren, dan om 'er hier eenig van aan te haalen. Houden wy ons te vreeden met te wyzen naar RicautGa naar voetnoot(c) alle de gene, die nieuwsgierig zyn om te weeten, hoedanig de Turken verdeedigen eene liefde die eind- | |
[pagina 234]
| |
lyk ontaard, en overgaat tot die misdaadige wellust, welke men onlangs heeft zien ontvlammen in de landen, niet wyd afgelegen van 't kille Noorden. De Rouw over de overleedene, word in Turkyen begonnen met de traanen der Vrouwen, en haare jammerklagten strekken zig zoo verre uit, dat het zelve genoeg is, om aan te kondigen aan de verste gebuuren, dat 'er iemand overleden is. Op verscheide plaatsen van Asrika voegen de Mahometaanen by die traanen, en zelfs by dat gehuil 't geen 't gebruik en de navolging in hun land vereischt, Schoorsteen-roet en olie met zwartsel gemengt, om zig daar meede het aangezigt te bekladden. 't Welk gevoegt by een ysselyk geschreeuw, en by koppen die doorgaans ongevlogten, hairen hebben in eene vergadering van dertig of veertig Wyven, waar onder 'er altoos verscheide zyn, die zig het aangezigt met haare nagelen of met naalden opryten, een overeenstemming van rouwklagten maakt, zonder 't welk buiten twyfel 't geene de Begraafnis vooraf moet gaan zou schynen kwalyk te weezen waargenomen. De gewoonte van de dooden overluid en met veel geraas te beweenen, onder 't wentelen in 't stof, en zig te bestrooyen met assche enz. is zeer oud in 't Oosten; en dit alles, gelyk men ziet uit de verhaalen der Reizigers, is zeer weinig verandert onder de hedendaagsche Oostersche Volkeren. By de Christenen weend men thans doorgaans, en men bedryft rouw met veel minder uiterlyken zwier. Eene lange mantel, met eene lange lamper en zwarte kleederen, geven uiterlyk den rouw eens Zoons over zynen Vader te kennen, van eenen Broeder over zynen Broeder of over zyne Zuster, en van eenen Man over zyne Huisvrouw. Deeze draagd in diergelyk geval eene kap, nederhangende over 't aangezigt, en effene zwarte kleederen: En dit alles is zoo wel geregelt, dat, 't zy men bedroefd is, of niet, men een zeekeren tyd geduurende in deeze uitrustinge in 't openbaar moet verschynen, om dat het gebruik en de welleevendheid het aldus willen: Zoo als dezelve insgelyks willen en beveelen, dat alle de gene, die in eene Kerk vergaderen onder de baniere van eene voorbeeldelyke Godsdienstigheid, aldaar gelykerhand God schynen te bidden; en altyd in agt neemende die welleevendheid welke de plaats vereischt, zig aldaar uiterlyk voor de menschen te bekeeren, op straffe van door te gaan voor Ongodsdienstige en Vrygeesten, ja zelfs voor Ongodisten, en menschen zonder geloof.Ga naar voetnoot(a) Thevenot zegt, dat die Turksche Mahometaansche Vrouwen uitscheiden met weenen, zoo haast haar getuigen van haare traanen ontbreeken. Hier voegd hy by, dat deeze traanen verscheide dagen agtereen duuren; dat men die zomtyds weder hervat op 't einde van 't jaar, en dat men daar toe ook Vrouwen gebruikt die om besoldinge weenen. Als men eenen dooden zal gaan begraaven, wascht en scheert men hem, en men steekt zoo veel wierook aan, dat men den Duivel, en de andere kwaade geesten daar meede kan verjaagen, welke, volgens 't geloof der Mahometaanen, ten minsten rondom een dood lichaam al zoo veel zwerven, als om een leevend mensch. Dit is nog een van die oude gevoelens, zoo algemeen door het gansche Oosten, en elders. Na 't verrigten deezer kleine plegtigheden, begraaft men den dooden in een Zweetdoek zonder naad, ten einde hy, zegt men, zig des te gemakkelyker op zyne kniën mag leggen, wanneer hy in de andere weereld het onderzoek zal moeten ondergaan.... De Doodkist van den overleedenen, wanneer dees uit een Land is, alwaar 't gebruik, om de lyken daar in te leggen, is ingevoert, is bedektGa naar voetnoot(b) met een lyk-laken; en 't Begraafnis-geleide bestaat uit Imans, die voorgaan, biddende God onderweege. De Vrienden en Maagen volgen daar op, en de Vrouwen komen al huilende agter aan. Aan 't Graf gekomen zynde, haalen zy den dooden uit de kist, en laaten hem nederdaalen in 't Graf; terwyl de Vrouwen niet ophouden met huilen en weenen. Thevenot verhaald ook, ‘dat het onderscheid van de Graven der Turken met die der Christenen daar te Lande daar in bestaat, dat, na dat de eerstgemelde hunne dooden in 't Graf hebben gelegt, zy daarenboven in de schuinte eene plank zetten, welkers eene einde geheel onder op den grond van 't | |
[pagina *40-*41]
| |
B. Picart sculp. direx. 1729.
J. Folkema sculp. ENTERREMENT des TURCS de CONSTANTINOPLE | |
[pagina 235]
| |
Graf staat, en het ander tot aan het bovenste van het zelve uitkomt, zoodanig dat het lyk door de plank bedekt word; dog, nog de eene, nog de andere begraven hunne dooden in kisten.’ De Turken zetten eenen Steen aan het hoofden-eind des dooden, tot gemak der Engelen die hem moeten ondervraagen. Deeze burgerlyke en overgeloovige beleeftheid is men den Engelen verschuldigt; zy hebben eene stoel noodig, en de Turken zyn van gedagten, dat eene zoodanige voorzorge hen des te handelbaarder doedt zyn. Die dwaalingen zyn in alle Landen doorgedrongen; men geloofd dat de Engelen geesten zyn, en egter behandeld men die als of zy een lichaam hadden. Een bygeloovig Mahometaan beeld zig in, dat eene beleeftheid aan de Engelen beweezen, hen ligt over de zonden der dooden zal doen heen loopen; en men vind Christenen onder ons, die meinen, dat eene geringe eerbewyzinge aan eenen Heilig hen namaals van diergelyken dienst zal zyn. Een ander zal die eerbewyzing voor Afgodery uitkryten: Geloovende egter op dien zelven tyd, dat hy tien of twaalf PsalmenGa naar voetnoot* tuigwerkkundiglyk in de Kerk, byna tot berstens zyner long toe, opgezongen, en vervolgens drie Predikatiën op eene Zondag, op den tyd, tot die Godsdienstige oeffeninge bepaalt, gehoort hebbende, daar door in staat is, om, ten laatsten dage, alle zyne ongeregtigheden, welke hy in zyn leeven heeft bedreeven, te konnen uitwisschen. Zoodanige valsche denkbeelden vormd men zig van dat Opperste Weezen, dat oneindig barmhertig is; maar dat ook, tot straffe der valsche Godvrugtigen, oneindig regtveerdig is. Ik slaa in deeze kleine beschryvingen over het onderscheid der Pelen of Lyklakenen, na dat de dooden Oorlogslieden, of Geestelyken zyn geweest, benevens dat van de Vercierselen der Graven, na dat men op deeze weereld ryk of arm is geweest. Eene aanmerking van meer gewigt is, dat de Mahometaanen, naar 't zeggen van Thevenot, zig doen begraaven by de groote wegen, ‘Ten einde, op dat de voorbygangers gedagtig mogen zyn, om God voor hen te bidden, en hen den zeegen toe te wenschen; en daarom is het ook, dat de gene die eene Brug, of eenig openbaar Gebouw uit liefdaadigheid doen maaken, zig gemeenlyk daarop of daar omtrent doen begraaven, om aldaar deelagtig te worden aan de gebeden der voorbygaanden. Men ziet, voegd hy daar by, op die begraafplaatsen zoo veele groote steenen opgerigt, dat 'er genoeg zouden zyn om eene Stad van te bouwen. Na dat men den dooden ter aarden heeft gebragt, komen de Vrienden en Maagen, eenige dagen geduurende, op zyn Graf bidden, verzoekkende aan God, dat hy den overleedenen wil verlossen van de folteringen der zwarte Engelen; ook zeggen zy tegen den dooden, noemende hem by zynen naam: Zyt niet bevreesd; maar antwoordt uit de borst........ Des Vrydags komen verscheide (van zyne Maagen of Vrienden) eeten en drinken brengen. Dog dat alles komt zeer wel aan de voorbygangers, die aldaar konnen eeten en drinken op hun gemak’......Ga naar voetnoot(a) Dit werk van liefdaadigheid geschied met dat oogmerk, om daar door de gebeden en zeegeningen, ten voordeele van den armen dooden, uit te lokken. Men verhaald een zeer byzonder gevoelen van de Mahometaanen in Persië: Te weten, dat een iegelykGa naar voetnoot(b) zorg behoord te dragen om op dezelve plaats te | |
[pagina 236]
| |
sterven, alwaar den Engel, die over zyne geboorte heeft gestaan, de aarde heeft genomen, waar van hy geformeert is geweest. Zy beelden zig in, zegt men, dat den Engel der geboorte eenige aarde vermengt met de stoffe waar uit den mensch geformeert word. 't Is dan ook billyk, dat die aarde wederkeere tot haare eerste aarde. Een ander gevoelen, dog dat reedelyker is, of 't geen ten minsten gegrond is op een beginsel van menschelykheid, is, dat, als wanneer men eene Begraafnis ontmoet, men zyne weg veranderen, en eenige schreeden verre den dooden moet verzellen, ja zelfs zyne schouderen leenen, om, zoo 't noodig is, hem te helpen draagen. Die zelve Persiaanen hebben, in 't bedryven van rouw, nog behouden de oude gewoonte van 't scheuren der Kleederen, om hunne droefheid te kennen te geven. Zy scheuren hunne Caba, dat een soort van Kamizool is. Zy zyn waardig gepreezen te worden over eene zaake, die alleszins verdienstelyk is, namentlyk dat zy Aalmoessen uitdeelen, geduurende zeven dagen hunner rouw: Maar laaten wy eens wat breeder, en met de woorden van Chardin, beschryven, 't geen 'er by de Persiaanen omgaat, van 't overlyden eenes zieken af, tot op den rouw die daar op volgd toe, wel te verstaan de laatste daar onder begreepen. ‘Zoo haaft als 't blykt, dat een zieke gaat sterven, steekt men op het bovenste van 't huis op verscheide plaatsen kleine lampen aan. Dit geschied om de voorbygangers en de Buuren te onderrigten, dat zy God hebben te bidden voor den kranken. De Mollas of Geestelyken worden ontboden, welke zynen Geest bewerken tot bekeering en leedwezen over zyn voorgaande leeven, houdende hem voor oogen alle zonden en overtreedingen waar aan hy zig mag hebben schuldig gemaakt. De zieke antwoord op ieder vertoog Taubé, dat is te zeggen, Ik heb 'er berouw van: wanneer hy nu niet meer kan spreeken, leest men voor hem in den Alcoran, zoo lang tot dat hy den geest geeft. Dat doodlyk oogenblik word te kennen gegeven door eenige uitschietende uitroepingen en weeklagten, zoo geweldig, dat wel haast de gansche buurt onderrigt word van 't geen 'er is voorgevallen. Alle die deel aan 't verlies hebben, als onder andere de Bloedverwanten, scheuren hunne kleederen, van den hals af aan, tot aan den gordel toe, trekken hun hair uit, krabben hun aangezigt, slaan op hunne borst, en bedryven alle diergelyke wanhoopige daaden. De Vrouwen boven al bedryven de alderbuitenspoorigste en wanhoopigste uitzinnigheden, waar onder zy dan eens weder langduurige klagten, teedere en beweeglyke verhaalen, en spraakwendingen tot den dooden, vermengen. Midlerwyl zend men naar den Cazy, of burgerlyken Regter, om hem kennis van 't sterfval te geven, en om bevel aan den Mordichour, dat hy 't lyk neeme, en dat wassche en begrave. Mordichour is te zeggen een Wasscher der doode lichaamen. Dit is eene bediening, en niemand, dan die daar meede bekleed is, of deszelfs onder-bediendens, vermag een dood lichaam te wasschen. Hy is door 't Geregt aangestelt, ten einde op dat men weete het getal der dooden, en de ziekte waar aan dezelve gestorven zyn. Aan den Deurwaarder van den Cazy zegt men: Die of die is gestorven; en hy antwoord daar op: Uw hoofd zy gezond; gaande ter zelver tyd een klein papiertje haalen, dat door den Regter gezeegelt is, waar by word toegestaan dat den dooden mag worden gewasschen. Die toelaating kost niets; maar den Deurwaarder van den burgerlyken Regter, die dezelve overleverd, neemt daar van eenige stuivers voor 't regt, naar gelang van een ieders staat. Met dit briefje gaat men naar den Dooden-wasscher, die volk zend om 't lyk te wasschen. Mannen wasschen Mannen, en Vrouwen wasschen Vrouwen. Den Wasscher ontkleed het lyk, en neemt de kleederen, die 't aanheeft, naar zig, alzoo hem dezelve van regtswegen toekomen; want zoo haast als iemand dood is, durst men hem niet aanraaken, om dat men onrein zou zyn; daar na draagt men het lyk naar het Waschhuis. Men heeft in alle Steden zulke Waschhuizen op eene afgelege en overdekte plaats. Te Ispahan, by voorbeeld, overmits die Stad in twee deelen gescheiden is, zyn twee Opper-Mordichours of Wasschers der dooden, en onder andere Waschhuizen, is 'er een | |
[pagina 237]
| |
dat zeer groot is in een afgelegen koor van de oude Mosquee, bestaande in een groote kom, met twintig trappen nederwaards gaande: Aldaar brengt men de lyken; dog geene andere, dan die van 't gemeene volk; want wat de andere aangaat, die worden in hunne huizen gewasschen: Men spand eene tente over de kom, alwaar men het lichaam wascht, ten einde, op dat het nergens van daan gezien mag worden; en wanneer het lichaam gewasschen is, stopt men alle openingen daar aan met catoen toe, op dat 'er geen vogt uit mag komen, die 't eenigszins onrein mogt maaken. Vervolgens begraafd men het lyk in nieuw Linnen, waar op luiden, die middelen hebben, laaten schryven eenige plaatsen uit hunne heilige Boekken. Ik heb 'er gezien, die 'er op deeden schryven den Yauchen of Malienkolder. Dit is den naam van een klein Boekje, behelzende de eigenschappen Gods. Dezelve zyn duizend en een in getal, en dat een is gestelt boven de duizend, om daar door, volgens hun zeggen, te kennen te geeven, dat in de Oneindigheid Gods, duizend eigenschappen niet meer zyn weezen bepaalen, dan een eenige. Op het Linnen, waar in Saroutaky, dien Grooten Vizier der Gesneedenen, die onder Abas den Tweeden gewurgt is, begraaven wierd, was den ganschen Alcoran geschreeven met heilige Aarde, week gemaakt met water en gomme. Men noemd in Persië heilige Aarde, de aarde die uit zulke plaatsen in Arabië komt, welke de Mahometaansche Godsdienstigheid heilig gemaakt heeft, uit hoofde van de Heiligen die aldaar gestorven zyn. Men kan daar uit oordeelen; hoe veel linnen daar moet hebben geweest. Wanneer het lichaam in doekken gewonden is, legt men het zelve op eene afgezonderde plaats van 't huis, en zoo het naar een ver afgelegen Graf moet worden gebragt, legt men het in eene houte Doodkist, welke met zout word gevult, met kalk, en met parfuim onder een gemengt, om dat te bewaaren. Men balzemd in 't Oosten de Lichaamen op geene andere wyze, of men maakt ze niet leedig; en zy houden zulks voor vuiligheid en voor godloosheid. Men legt de dooden in Persië ten eersten in eene Doodkist, want overmits de lugt aldaar byna overal zeer droog is, word een dood lichaam binnen den tyd van agt of tien uuren zoodanig opgezwollen, dat men het zelve naderhand niet meer daar in zoude konnen leggen. De Begraaffenissen in 't Oosten geschieden doorgaans met weinig of geen omslag. Een Molla komt met eene Doodkist uit de naaste Mosquee, welke een slegte kist is, opgeslagen van drie grove en kwalyk geschikte planken, met een deksel daarop, dat op een pin draaid: Daar legt men het lichaam in; en zoo 't iemand van 't gemeene volkje is, brengt men dat weg, zonder eenige plegtigheid. Altoos word een lyk schielyk, en als loopende weg gedraagen, en 't word doorgaans niet verzelt, dan van de draagers, welke met langzaame en bedaarde woorden Alla, Alla, dat is God, God, zeggen. Wanneer luiden van aanzien en vermogen begraven worden, draagt men de Vaanen van de Mosquee voor hen. Dit zyn lange Pieken van verscheide soorten, op de eene, eene Hand van geel koper, welke genoemt word de Hand van Aly; staande op de andere halve maanen, op de andere de naamen van Mahomet, van zyne Dogter, en van zynetwaalf eerste en wettige Navolgers, gemaakt op de wyze, zoo als wy het cyffer der naamen maaken. Altoos zyn 'er veertien van deeze Vaanen byeen, en dat noemd men, den sleep der Tchardé Massoum, dat is te zeggen, de veertien Reine, of Heilige. Daar zyn nog andere van die stengen, waar van de stylen staafjes van geel koper of yzer zyn, zynde vier vingeren breed en drie of vier voeten lang, en zoo zwak dat de alderminste beweeging die doedt buigen. Boven aan zyn zwagtels van Armozyn vast gemaakt, van boven tot beneden nederhangende. Na deeze Vaanen komen vyf of zes hand-paarden, dragende de Wapenen en den Tulbant van den overleedenen. Daar na komt den Siparé, dat is te zeggen den Alcoran, in dertig partyen of verdeelingen, 't geen zy Guïsve, dat is zeggen Gedeelte, noemen. Men bewaard hem aldus by groote stukken in de voornaamste Mosqueen. Hy is geschreeven met zulke groote letters, dat iedere zoo groot als een | |
[pagina 238]
| |
duim is. Dertig Talebelmes, of Studenten, dragen hem alleezende, en hy moet ganschelyk uitgelezen zyn, eer men den dooden in 't graf legt. Zoo 't eene Vrouwe is welke men begraafd, draagt men boven op de kist de Teharchadour, dat is te zeggen de vier Dekkleeden, 't geen een Lyklaken is, gedraagen wordende op vier lange stokken. Dit is de gansche Begraaffenis-staatsie, 't en zy de bloed vrienden van den overleedenen dezelve nog pragtiger willen maaken; in welk geval zy de zaaken, die wy verhaald hebben, vermeenigvuldigen. Daar zyn geene lieden, die enkel en alleen aangestelt zyn, om een dood lichaam naar 't graf te dragen. De Buuren of de Huisbedienden doen het zelve dien dienst. De gewoonte is, om de kist te dragen, zoo lang tot iemand zynen schouder aanbied; en de Mahometaansche liefdaadigheid leerd, om, wanneer men eene Begraafnisse ontmoet, ten minsten tien schreeden verre, de doodkist te helpen dragen. Ik heb meenigmaalen lieden van aanzien gezien, die afstapten, wanneer zy een lyk ontmoetteden; aan het zelve dien dienst deeden; en naderhand weder te paard klommen. Nooit begraaft men in de Mosqueen, om dat, hoe zeer ook de doode lichaamen gereinigt zyn, men egter dezelve altoos aanziet, als die onrein maaken al 't geen dezelve aanraakt, en zelfs de plaatsen alwaar men die legt. In de kleine Steden, zyn de Graven byna doorgaans buiten de poorten, en aan de groote wegen, van gelyken is 't in de Vlekken en Dorpen; 't geene eene instellinge is, die haare zeedelyke beteikenisse heeft, en waar door men voorgeeft de Leevendige te onderrigten; dog de groote Steden hebben verscheide Begraaf-velden, en vooral de gene, alwaar de lugt droog is. De Graven zyn in Persië veel kleinder dan elders; hebbende niet boven twee voeten in de breedte, zes in de lengte, en vier in de diepte. Dog zie hier, 't geen zeer zonderling is. Aan eene van de zyden des Grafs, namentlyk die naar de kant van Mekka ziet, graven zy in den grond een gewelfsel, een weinig afhellende, zoo lang en zoo breed als het Graf zelf is, 't geen als een ander Graf is, waar in zy het lichaam steeken omwonden in zyn linnen, en zonder doodkist, met de zyde naar 't Westen, en met het aangezigt naar Mekka; en om te beletten, dat 'er geen aarde op valle, wanneer het Graf toegevult word, zetten zy twee teegels, op de wyze als een winkel-haak, over 't hoofd. Wanneer 't een Graf voor arme luiden is, maakt men dat gewelszel niet langs het Graf heen; maar alleen aan een einde, om aldaar het hoofd te leggen, 't welk men insgelyks met twee teegels bedekt; dog in tegendeel, wanneer 't voor eenen ryken is, of voor een groot Oorlogsman, steld men aan zyne zyde in het graf, zyne Tulbant, zynen Deegen, zyne Boog, en zynen Pylkooker; en daar na bemuurd men dat Zygraf, zoo 't zoo mag worden genoemt, met eene laag teegelen, en met pleister, ten einde, op dat het lichaam daar in besloten blyve, en dat de aarde, waar meede men het Graf vuld, daar niet op valle. Wyzullen zoo aanstonds zien, waar die geheimen op doelen; dog ik zal bevorens nog aanmerken, dat de Sahieds, lieden die van Mahomet afkomstig zeggen te zyn, niet begraven worden even als de andere Mahometaanen; want na dat men dezelve in 't graf heeft laaten nederdaalen, enkel en alleen in haare linnen bewindselen, werpt men daar geen aarde op, maar men bedekt het Graf met eenen steen. Men bedekt de Graven met gebakke of met gehouwe steenen, of met marmersteenen, te weeten van dat bastardmarmer, dat in Persië valt, 't geen bruin en zeer hard is; en zy zetten de steenen regt overeind, 't geen doedt zien de kunne van 't begraaven lichaam: Zoo 't een Manspersoon is, zetten zy aan het hoofd eenen steen waar op een Tulband staat: Dog is 't een Vrouwspersoon, dan zetten zy twee steenen regt in 't vierkant aan de beide eindens. 't Graf moet niet boven vier voeten op 't hoogst verheeven zyn, en gemeenlyk is 't niet boven twee voeten hoog. Op de Zerksteen, die 't bedekt, staat altyd een opschrift; dog is gemeenlyk niet den naam, nog den lof des overledenen; maar eenige plaatsen uit den Alcoran. Lieden van middelmaatigen en van laagen staat, beginnen, na agt of tien dagen, het graf te gaan bezoekken, | |
[pagina 239]
| |
en wel inzonderheid laaten de Vrouwen niet na zulks te doen. Van de laatste ziet men altoos de Begraaf-velden vol, vooral op zeekere feesten, en alsdan voornaamentlyk des avonds en des morgens, hebbende haare kinderen by zig, zoo kleine als groote. Aldaar beweenen zy de dooden, schreeuwende en huilende, slaande ophaare borst, krabbelende zig in 't aangezigt, en rukkende zig 't hair uit; waar onder zy mengen eenige lange verhaalen van haare voorige zaamenspreekingen met den dooden, en 't besluit daar van komt altoos hierop uit Rouh, Rouh, Ziel, Geest, waar zyt gy naar toe gegaan? Waarom bezielt gy dit lichaam niet meer? En gy, lichaam, wat had gy te gaan sterven? Had gy gebrek aan goud, aan zilver, aan kleederen, aan vermaaken, aan liefkoozingen? Haare Vriendinnen vertroosten haar, en brengen haar daar na weg, laatende aldaar meenigmaalen offerhanden van koekken, van vrugten, en van suiker-gebak, dienende, naar haar zeggen, om de Engelen, Bewaarders van het graf, te beweegen, den overleedenen des te gunstiger te zyn. De Lieden van aanzien beveelen door de bank, dat men hunne lichaamen zal hebben te begraaven by die van deezen of geenen grooten Heilig; dog zeer zelden gaan zy zoo verre, van te gebieden dezelve naar Mekka of Medina te voeren, overmits de verre afgelegentheid dier beider plaatsen; maar wel gebieden zy, dat men hunne Grafsteede zal hebben te maaken, of te Negef, eene Stad in het Landschap Kerbela, in 't woest Arabië, alwaar Aly, den grooten Heilig der Persiaanen begraaven is; of te Metched, in het Graf van Iman Reza; of te Com, by Fatmé, beide Afkomelingen van Aly; ofte ook wel te Ardevil, by Che ik Sephy, twee of drie maanden reizens verre. Geduurende den ganschen tyd dat men zig tot die lange reis veerdig maakt, zet men de Kist in deeze of geene groote Mosquee, in zeekere kleine onderaardsche hoolen, enkel en alleen daar toe gemaakt; en welke men doedt bemuuren, ten einde op dat het lichaam aldaar met meer veiligheid besloten, en meer uit het gezigt moge zyn; en men haald het 'er niet eerder uit, dan op het oogenblik, dat alles gereed is om het zelve te vervoeren. De Persiaanen gelooven, dat de doode lichaamen niet veranderen, geduurende den tyd dat zy aldaar zyn weggezet, en voor en aleer zy worden begraven; om dat, zeggen zy, alvorens zy bederven en verandert worden, zy genoodzaakt zyn reekenschap te geven aan de Engelen des Grafs, die den dooden in zyn graf verwagten, om hem zyn proces op te maaken. Dog ik heb 'er dikwils genoeg op de groote wegen ontmoet, die meer als genoeg stonken, om hen van deeze dwaalinge te overtuigen. Wanneer men een lichaam by zig heeft, om dat ter aarde te brengen, gaat men nooit door de Steden, want de Persiaanen zouden dat houden voor een kwaad voorteeken; wyl hun zeggen is, dat de dooden moeten uitgaan, maar dat zy niet moeten ingaan. Veertig dagen op het alderlangste duurd den Rouw; dog die bestaat niet in het dragen van zwarte kleederen (wyl het zwart by de Oostersche volkeren eene verfoeilyke kleur is, en welke zy de kleur van den Duivel noemen, zeggende, dat een kleed, dat gansch zwart is, een helschen toestel is). Hy bestaat dan, gelyk wy verhaalt hebben, in misbaar te maaken, in onbeweeglyk te zitten half, gekleed in eenen bruinen of bleek-verwige tabberd, en in zig zelven agt dagen lang voedsel te onttrekken, als of men zeggen wilde, dat men niet langer wil leeven. De Vrienden zenden iemand uit, of komen zelve, om te vertroosten; en op den agtsten dag brengt men de Mannen naar 't bad, men laat ze het hoofd en den baard scheeren, men doedt hen nieuwe kleederen aantrekken, waar meede voor het uiterlyke den Rouw ophoud, en men het bezoek gaat afleggen. Dog t' huis duurd het misbaar maaken tot den veertigsten dag toe, wel niet zonder ophouden, maar by verpoozingen drie of vier maalen ter week, en vooral op dezelve uuren, waarop den overledenen den geest heeft gegeeven; 't geen van dag tot dag verminderd, tot op den veertigsten dag toe, als wanneer 'er niet meer van word gesprooken. De Vrouwen zyn | |
[pagina 240]
| |
't moeyelykst van allen te vertroosten..... ook hebben zy wel de meeste redenen van droefheid, vermits den Weduwstaat in de Oostersche Landen van die natuur is, dat hy niet ligtelyk door 't Huwelyk van gedaante veranderd. De vertroostingen, welke de Persiaanen elkanderen, by 't afsterven hunner vrienden en Maagen, geven, zyn vol van wysheid en verstand, gegrond op eene gezonde Wysgeerte, wyl zy 't leeven vergelyken by eene Caravane, welkers reizigers alle in de Caravansera of de algemeene rustplaats komen, schoon deeze vroeger, en geene laater aldaar aankomen. | |
[pagina *44]
| |
B. Picart sculp. dir.
LE GRAND SEIGNEUR en habit de Ceremonie le jour de Beiram. | |
[pagina *46]
| |
B. Picart sculp. dir.
LA SULTANE ASSEKI, ou SULTANE REINE. |
|