Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 210]
| |
§. XXXIX.
| |
[pagina 211]
| |
nelykheid, besluit de Heer Reeland, dat het vertellingtje van de Duive kan worden waargemaakt; want zoo dit stuk maar eenigen grond had, of in de Geschiedenissen, of zelfs in de Overleveringen, zoo zouden de Arabische Schryvers niet nagelaaten hebben, dat, als een soort van wonderwerk, te voegen by zoo veele andere, die niet den minsten zweem naar waarschynelykheid hebben: als by voorbeeld, dat de Maan van den Hemel nederdaalde, om hem te begroeten; dat de boomen kwamen om hem haare agtinge te betuigen; en dat zelfs de beesten hem kwamen eer bewyzen enz. Weeg deeze volgende woorden wel van den Abt Maracci; zy zyn genomen uit de Voorreden van 't Leeven van Mahomet:Ga naar voetnoot(a) ‘Zoo ik wilde beschryven eene geschiedenis van het leeven en daaden van Mahomet, op de gedenkstukken, welke onze Christen Schryvers my zouden aan de hand konnen geven; ben ik wel verzeekert, dat ik my zelf door de Mahometaanen leelyk zou doen uitlachen: Want al wat zy van dien man zeggen, en al wat wy van onze zyde daar van verhaalen, is zoo verscheiden en zoo tegenstrydig, dat men nooit zou gelooven, dat het van een en dezelve persoon gezegt was: Invoegen dat al 't geen de onze daar van gezegt hebben, daar laatende, en 't zelve alleen in 't voorbygaan zullende aanraaken, heb ik vastelyk besloten, my niet te gedraagen, dan alleen aan deGa naar voetnoot(b) Discipelen van den man zelf. Niet dat ik my gansch en gaar verlaate op hun zeggen, of op hunne opregtheid, voor zoo veel aangaat het weezentlyke der Historie; maar om dat, wanneer 't zaake is, van hen aan te tasten, om ze, was 't mogelyk, tot het Christen geloof te bekeeren, ik van gedagten ben, dat het veiliger is hen met hunne eige wapenen te keer te gaan, dan met de onze, en dat het insgelyks voor ons roemwaardiger is, hen te doorschieten met hunne eige pylen. Voeg hier by, dat het meerengedeelte onzer Schryvers, die over die stoffe geschreeven hebben, zeekere zaaken van dien persoon hebben verhaalt,Ga naar voetnoot(c) die hen byna doen bersten van lachen, vermits dezelve in der daad zoo belachelyk, als kwalyk gegrond zyn.Ga naar voetnoot(d) ('t Was nog te dulden, zoo 't 'er by bleef, dat zy onze Schryvers uitlachen; maar dit is 't ergste, namentlyk, dat) zy tot alle ongeluk uit deeze kinderagtige en ongehoorde daaden gelegenheid nemen, om zig, meer dan ooit te vooren, in hunnenGa naar voetnoot(e) afval te verharden.’Ga naar voetnoot(f) (Behalven dit alles, is, myns bedunkens, 't natuurlykst, dat men een iegelyk vryheid laate, om de geschiedenis van zynen Godsdienst en van deszelfs Stichters zelf te beschryven.) |
|