Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6

§. XXXIII.
Of de Mahometaanen ganschelyk geene voorzorge gebruiken om het Aangezigt te wasschen.

^(b) (ZIe hier eene gaansch kinderagtige beschuldiging, en die waarlyk weinig tot eer verstrekt aan dien Bartholomeus van Edessa, welken den Heer le Moyne in zyne Varia sacra heeft uitgegeven. Ik weet niet, hoe ik my gedraagen zal, om eene beuzelaary van deeze natuur te verhaalen, die nog Latyn, nog Grieks, nog Fransch waardig is. 't Is doorgaans aan een iegelyk bekend, dat de Mahometaanen zeer zindelyk zyn, en dat het eene der bezwaarnissen is, waar meede men hen beschuldigd, dat zy al te groote zorge draagen voor de reinigheid des lichaams. Dit gaat zoo verre, dat het eene hunner wasschingen is, waar van wy in het VIIIste Kapittel hebben gesprooken, die bestaat in hunne agterste deelen met water te zuiveren, zoo lang, tot dat 'er geen stank of vuiligheid meer aan is, wanneer men zyn gevoeg heeft gedaan.)

Wat zegt onzen Bartholomeus hier op? Eenen belachelyken en schandelyken leugen; te weeten, dat zy dit soort van afwasschinge vyf maalen daags verrigten, en dat zy elke reis, na dat zy dat verrigt hebben,^(c) dezelve hand aan hun aangezigt brengen, om zig daar meede den mond en het gansche aangezigt te wasschen^(d). (Welke onnoozele praatjes! Of liever, welk eene kwaadaardigheid om de luiden bespottelyk te doen schynen! Dat men dan eens en vooral vastelyk weete, dat de Mahometaanen daar toe al te zindelyk zyn:) Dat zy dat soort van afwasschinge van agteren niet verrigten, dan wanneer zy op 't heimelyk gemak gaan, en dat zy zulks niet doen, dan met zeer veel zindelykheid,^(e) zoo als de Heer Tournefort zulks verzeekerd; dat zy ook niet verpligt zyn, om aldaar vyf maalen daags te gaan,^(f) (ten ware zy geneesmiddelen hadden ingenoomen,) en dat zy aldaar niet gaan, dan even gelyk wy, in geval van noodzaakelykheid; dat zy, zoo haast als die afwasschinge gedaan is, hunne handen met zeer veel zorgvuldigheid afwasschen; en dat, aanbelangende hun aangezigt, zy niet verpligt zyn, om dat te wasschen, dan ten tyde wanneer zy gaan bidden.^(g) (Wat dan? Om dat wy twee of drie maalen des daags eeten, en de hand aan de lekkerste spyzen slaan, en zelfs aan ons aangezigt, zal het ons daarom, zoo mannen, als vrouwen, eveneens verboden zyn, ons te bemoeyen met onze huisselyke en burgerlyke zaaken, die dikwils in de handeling van vuile werktuigen bestaan, en den meesten tyd onaangenaam zyn? Hebben wy geen water genoeg, om ons zelven van dat alles te reinigen? Is 'er in de Oostersche landen wel iets gemeener, dan de baden, en is het niet een der Artikelen van den Mahometaanschen Godsdienst, zig zorgvuldiglyk te wasschen, alvoorens iets, dat Godsdienstig of gewydt is, in

(b) Dit onwaardeerlyk stuk van M. D** besluit ik mede in twee haakskens, vermits het zoo heerlyk de fynheid zyner uitdrukkingen te kennen geeft.

(c) 't Origineel zegt den zelven vinger. Mogelyk dat zulks wat te wonderlyk aan M. D** zal zyn voorgekomen.

(d) Kinderagtig gerel, dat niets beteekend.

(e) De Predikant haald, gelyk men ziet, zeer wel ter snee den Heer Tournefort aan, om ons door dat eerwaardig gezag aan te toonen, dat de Mahometaanen zeer zindelyk hun.... afveegen.

(f) Een byvoegsel van M. D**, bevattende in zig eene reeden, welke de Heer Reeland niet had moeten vergeeten.

(g) Belachelyk byvoegfel van M. D** en waarlyk buiten het stuk, zoodanig, gelyk hem zyn brein meenigmaal aan de hand geeft.

[p. 204]

hunne openbaare of byzondere Godsdiensts oeffeningen te ondernemen. Zie hier over na den Catechismus der Mahometaanen.)^(a)

(a) In 't VIIIste Kapit.