Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§. XXXII.
| |
[pagina 198]
| |
woonte der Jooden, die niet gelooven, dat de Veelwyvery zonde is; Neem 'er zoo veele, als gy noodig hebt, behoudens dat gy 'er de middelen toe hebt. De verstandigste onder hen hebben egter deeze toelaatinge op vier bepaalt; en wanneer zy genoodzaakt zyn, onder de Christenen te moeten leeven, of onder andere volkeren, die niet meer dan eene Vrouw trouwen, zoo vergenoegen zy zig insgelyks met een Wyf, behoudens egter, dat het hen vrystaat, om, op eene andere wyze, zig van de verandering te bedienen. En byna op dezelve wyze gaan de Mahometaanen zelfs, in hun eigen land te werk: Want gemeenlyk vergenoegen zy zig met eene Vrouw, eigentlyk alzoo genoemt; dog dit belet niet, dat, zoo hunne gesteltheid daar toe neigd, en hunne middelen zulks toelaaten, het hen niet vry zoude staan, om, met toelaatinge van Mahomet, slaavinnen of dienstmaagden te koopen, waar van zy volstrektelyk meesters zyn, en welke hen op verre na, gelyk zy zeggen, zoo kostelyk niet vallen, als Wyven, voor welke men eene zeekere agtinge moet hebben, haar een zeeker onderhoud geven, zeekere eer bewyzen, en aan welke men de huwelyks-pligten moet voldoen: Al 't welke in 't andere geval geene plaats heeft. Eene reeden, welke heeft doen gelooven, dat de Mahometaanen het Voorregt van eene onbepaalde Veelwyvery van Mahomet hadden ontfangen, is, dat hun Profeet zelf daar in geene maat heeft gehouden. Eenige geven 'er hem zeventien, andere een-en-twintig: Dog de waarheid is, dat hy 'er veertien stuks wel getelt heeft gehad, waar by nog moet worden gezegt, dat hy dezelve niet alle op een en denzelven tyd heeft gehad. 't Schynt egter, dat, overmits hy zelf den slagboom, welken hy voor anderen gestelt had, is overgesprongen, hy hen daar door het regt heeft gegeven, van hem te mogen navolgen. Maar geenszins, zeggen de Mahometaanen; 't voorbeeld van Mahomet steld geen volstrekt gevolg. 't Was een der byzonderste voorregten, welke hy van God ontfangen had, namentlyk de toelaatinge om veel meer Vrouwen te mogen trouwen, dan andere mannen; niet om zyne drift te voldoen, (want wie zou Mahomet van diergelyke dingen durven verdenken, 't en zy hy een Godloos en ongeloovig mensch was?) maar om de Leere, welke hy uit den Hemel had ontfangen, zoo veel te meer haaren loop te doen hebben, en de grondvesten daar van des te vaster te leggen. Ook geschiedde 't, dat alle de stammen, waar uit hy eene Vrouw nam, zig wel haast begaven onder zyne Baniere, en zyne belangen wonderlyk wel begunstigden.Ga naar voetnoot(a) (Laat ons daar en boven hierop met den Heer Reeland aanmerken, dat dees Bedrieger zyne rolle meesterlyk wist te speelen, stellende zig meenigmaalen als zeer Godsdienstig aan, nopende zyne Vrouwen. Zynde eens op het punt van eene nieuwe te nemen, ('t geen hem zoo nu en dan eens gebeurde) wees hy dezelve van de hand, juist toen men bruiloft zou gaan houden, om dat haar Vader hem verzeekerde, dat zy nog nooit ziek had geweest. Bewaar haar dan, gaf den huichelaar ten antwoord, hoe wilt gy, dat ik geloof, dat zy ooit is geweest, of ooit in het toekoomende kan wezen aangenaam voor God, wyl zy nooit eenige onpasselykheid heeft gevoelt? Dit doedt zien, dat hy geen zoo grooten beest was, als men wel denkt: Want wat kan 'er ter weereld meer verbaazend zyn, dan eene zoodanige zeedenleer onder een volk, dat bereids zyne openbaaringen had ingezoogen. Zie eens, zeide men, hy heeft haar zelfs niet eens willen aanraaken! hy had zyn vermaak met haar konnen neemen, en haar in 't vervolg, of zelfs op morgen, konnen verstooten, of veertien dagen daar na, (want zulks is alle uure en alle oogenblik geoorlooft) dog hy heeft zoodanigen afkeer gehad om zig te vermengen met eene weereldsche ziel, die nooit op de proef heeft geweest, dat hy haar zelfs niet in zyn huis heeft willen hebben! Dit is een blyk van eene gezuiverde ziel! Sic decipiuntur parvuli. Aldus gaat het in de weereld toe.) Dog terwyl wy van Mahomet spreeken, zal 't niet vrugteloos zyn voor de weetgierigen, dat wy een woordje melden van zyne zes eerste Vrouwen: Men zou door dit middel eenig licht konnen geven aan eene plaats van Sylburgius, die zeer bedorven is. De eerste van dezelve is die vermaarde Chadizje,Ga naar voetnoot(b) die hem in haaren dienst | |
[pagina 199]
| |
nam, toen hy nog maar 24 jaaren oud was, die hem naar Syrië zond, ter zaake van haaren koophandel; en die hem, een jaar na zyne t'huiskomste, trouwde. Deeze Vrouwe is 't, die de eerste zyner nieuwbekeerden was, wanneer hy, veele goederen met haar verzaamelt hebbende, een walg kreeg van den koophandel, en in 't hoofd kreeg, om voor Profeet te speelen, omtrent op zyn veertigste jaar. De tweede was Sawda, van welke ik alhier niets byzonders heb te zeggen. De derde was Aischa, eene dogter van den vermaarden Abubeker, eenen zyner eerste Discipelen, deeze nam hy tot eene Vrouwe, toen ze nog maar zes jaaren oud was; dog de Historie zegt, dat zy dat niet wierd, eigentlyk gesprooken, dan op haar negende jaar. De vierde had den naam van Chafsa, en was eene dogter van Omar. De vyfde wierd genaamt Om, eene dogter van Selma. En de zesde Zaineb, of anders Zenobie; waar omtrent diend te worden aangemerkt, dat alle die Vrouwen, uitgenomen alleen de dogter van Abubeker, van te vooren getrouwt waren geweest aan andere, eer zy aan Mahomet ten deel vielen. Thans zullen wy beeter in staat zyn, om de plaats van Sylburgius, waar van ik gesprooken heb, te konnen verstaan: Dezelve word gevonden in de verzaameling, welke hy Saracenica heeft genoemt. Men ziet aldaar een formulier van vervloekking, 't geen men alle de gene, die 't Mahometaandom verlieten, om weder te keeren tot den schoot der christelyke Kerke, deedt uitspreeken. 't Luid aldus: Ik vervloek en verfoey met myn gansche hert en Zadoze, (dat is Chadizja de eerste Vrouw) en Aizè, (dat is Aischa, de dogter van Abubeker) en Zaineb, (dat is Zenobie) en Omcheltheim, (dat is Om, dogter van Selma, de 5de, of ten minsten Om-Kelsum, dogter van Mahomet en van Chadizje) de eerste en verfoeylyke Vrouwen van den valschen Profeet. En men behoefd niet verwondert te zyn, dat men van de nieuwbekeerden diergelyke vervloekkingen afvorderde, nademaal het door de gunste van alle die Vrouwen van haare huizen en van haare Stammen was, dat den sneedigen huichelaar het middel had gevonden, van zig binnen Mekka eenen magtigen aanhang te maaken, en zyne dwaalingen voort te planten: In 't begin, door den weg van woorden en overtuigingen; en naderhand, door openbaar geweld, wanneer hy zyne banden genoegzaam had vastgelegt. Ga naar voetnoot(a) (Om nu vervolgens weder te keeren tot het punt in verschil, namentlyk tot het getal der Wyven, moet men ter goeder trouw bekennen, dat 'er iets waaragtigs is, in 't geene gezegt word, te weeten dat het den Mahometaanen toegelaaten is, 'er zoo veele te onderhouden als zy konnen. Dit is, dat 'er in der daad, behalven de 4, welke hen, zoo door de burgerlyke als Godsdiensts-wet (welke in de Mahometaansche Landen byna eene en dezelve zaak zyn) worden toegelegt, 'er onder hen byzondere lieden zyn, die tot 10 of 12 dienstmaagden, die byzitten zyn, hebben, welke men niet onderscheid van de andere Wyven, dan in zeekere opzigten, en geenszins wat aanbelangd derzelver nakoomelingschap: Want een kind uit eene slaavin gebooren, agt zig zelven even zoo veel, en heeft al het zelve regt, als 't geene uit eene egte Vrouw is gebooren. 't Is de man, die ze beide veradelykt, of, om beeter te zeggen, daar is onder hen geen adel, dan alleen die, welke gegrond is op verdiensten. Zulks, gelyk zig den een niet verheft, dat hy afgekoomen is van de regter zyde, zoo is den ander niet beschaamt, om dat hy gesprooten is van de linker zyde. De reeden is, overmits de Veelwyvery by hen eene geoorloofde zaak is, dog geenszins het overspel, even als by ons; en dat, wanneer men eene zaake wettelyk heeft gekogt, 'er ook, volgens hun zeggen, niets wettiger is, dan die te gebruiken. Zoodanige zyn de verfoeylyke beguichelingen deezer ongelukkige Volkeren; waar in zy waarlyk de belooningen hunner dwaalingen ontfangen, door de geduurige slaaverny, waarin zy door deeze wellusten worden ter neder gestort. Dit moet ons, die Christenen zyn, aanzetten tot erkentenisse, ons, welke God geroepen heeft tot een maatiger en geregelder leeven, tot eene zuiverder genegentheid, en tot eene onder- | |
[pagina 200]
| |
linge opoffering des eenen aan de andere, waarin oneindige vermaaken voor twee wel geplaatste herten te vinden zyn.) Hier bovenGa naar voetnoot(a) heeft men eene plaats van den Heer Ricault aangehaalt gezien, welke waarlyk de Turksche Vrouwen niet veel eer aandoedt, vermits dezelve ons die afbeeld als huisselyke Tygerinnen, zonder opvoedinge, zonder Godsdienst, en zonder schaamte. En ondertusschen zegt ons BelloniusGa naar voetnoot(b) gansch het tegendeel: Zelfs voegd hy 'er nog by, dat het iets wonderlyks is, te zien de goede eenigheid, en het gelukkig verstand, waar in alle die Wyven met malkanderen leeven, zoo de wettig getrouwde, als de mindere, zoo de vrye, als de slaavinnen, zoo de begunstigde, als de niet begunstigde: 't Is verwonderens-waardig, zegt hy, men weet niet, wat het te zeggen is, nyd of krakkeel in een Turksch huis! En gelyk dees Auteur wel begreep, dat men hem bezwaarlyk op zyn woord zoude gelooven, aangaande die zoete overeenstemminge, welke hy zegt in de Mahometaansche huisgezinnen te regeeren, tragt hy ook daar van reedenen te geeven, die hem zeer aanneemelyk voorkomen. De eerste is, dat de oudheid des geslagts, en het onderscheid der Huisgezinnen onder de Turken geene de minste waardigheid bybrengten. Men maakt aldaar gansch geen onderscheid tusschen den eenen en den anderen, door die uitschitterende naamen en die van zulken langen nasleep zyn, even als by ons. Trouwd een man aldaar de eerstemaal de dogter eens Hertogs, en daarna die van eenen slegten Ambagtsman; de eene en de andere hebben denzelven rang en dezelve eerbewyzingen in het huis van haaren gemeenen gemaal: en zulks, overmits de edelheid des Hertogs, of om beeter te zeggen, de verheffinge, waar toe hem zyne verdiensten hebben opgevoert, niets doen ten aanzien zyner dogter. En het is eene zaake, volslaagen afhangende van de persoon, die zelfs niets toebrengt aan zyne mannelyke kinderen. De zoon van eenen Landvoogd is aldaar niet meer geagt, dan een jongeling, die men weet gebooren te zyn uit een laag Huis, zoo men anders eenige overeenkomste in hen vind ten opzigte der verdiensten, of ten minsten eenige gelykstelling in de hoedanigheden des lichaams van den eenen en van den anderen.Ga naar voetnoot(c) (Op deezen voet is hetGa naar voetnoot* Lofdigt van den Heer de la Motte over de Persoonelyke Verdiensten niet fraai by ons, dan voor zoo veel het zelve tegenstrydig is met onze manieren; om dat wy verwaand genoeg zyn, om te stoffen op den naam en 't goed gerugt van eenen beroemden vader, en lafhertig genoeg om beschaamt te worden over eenen Vader van een laagen en geringen staat. Zet dat Lofdigt over in Arabische nette en zoet-vloeyende Veerzen, dat zal op de Discipelen van Mahomet geenen den minsten invloed hebben, als dewelke door eene lange ervarendheid weten, dat 'er niets redelyker is, dan deeze gewoonte, niets gemeener, en niets meer gebruikelyk; en niets belachlyker dan het tegendeel: 't is niet dan tegen ons, die verzot zyn op eene hooge, of wanhoopig over eene laage geboorte, dat men moet zeggen en prediken de navolgende zetregels:
Kan iemand zig een Vader kiezen?
Een schrander man ooit iets verliezen
Door 't oordeel van het dom Gemeen?
Rousseau uw' Deugd ontbrak nooit luister,
En schoon haare afkomst was wat duister,
Zy praald door haare aanminnighêen.
Beny de nederige wysheid;
Waar in alleen des Adels prys leid;
De schande volgd de ondeugd 't meest:
Door deugd doedt zig een man waardeeren;
En 't kan ons eeren nog onteeren,
Wat ook onze ouders zyn geweest.
Zoo waaragtig is 't, dat 'er betrekkelyke schoonheden zyn, die des te meer uitblinken, om dat zy eene stilzwygende berisping onzer zeeden behelzen: Invoegen | |
[pagina 201]
| |
dat Lofdigt zeer fraai in het Land waar in 't gemaakt is, alwaar de fuim van den Adel ten uitersten top word gevoert, en alwaar een eerlyk man, die tot eenig aanzien is gekoomen, zeer veel moeite heeft om zig te onthouden van schaamrood te worden over eene laage geboorte; voeg hier by, dat de hoedanigheid des geenen, aan wien het zelve was opgedragen, het stuk nog des te geestiger maakt:
Ga naar voetnoot(a) Hoe lust het my, Horaas te hooren
Zoo wel te vrêen, schoon hy gebooren
Was uit het vrygemaakte bloed,
Met zynen staat! Maar 'k schrik t' aanschouwen
Een zoon, die van zyn vâer durfd grouwen;
Schoon hy alleen hem schande aandoedt!
Vooronderstellen wy dat de man, waar van aldaar gesproken word, te Constantinopolen, by voorbeeld, was gebooren, en dat hy onder de Mahometaanen was opgebragt, zoo is 't zeer waarschynlyk dat hy nooit zoude hebben gehad die grillingen, of die byna-Ga naar voetnoot(b) bezwymingen, welke men hem toeschryft, zoo haast men hem van zynen vader sprak. Alle andere beginselen, waar in hy opgebragt was geweest, zouden hem van der jeugd af aan geneezen hebben van die zwakheid: En mogelyk zoude hem dezelve nooit eenmaal in 't hoofd zyn gekomen. Zoodanig is onzen aard, de eerste indrukselen buigen ons, eveneens als de jonge boomen. Dog de zet-regel van den Heer de la Motte, welke ook die is van een gezond verstand, en van de reeden zelve, is niet alleen algemeen in de Turksche Huisgezinnen; maar doorgaande zelfs tot in het Hof der Vorsten; men agt de kinderen aldaar niet, dan naar maate van hunne goede hoedanigheden; en zoo de zoon eener slaavinne meer verdiensten heeft, dan die van eene egte Vrouw, steld hem de vader boven den anderen. Om alles te krygen, en voor dat hunne gaaven uitblinken, zyn zy alle even na, zoo wel die gebooren zyn uit eene slaavinne, als die gebooren zyn uit eene vrye. Alle de Jufsers van 't Serrail zyn slaavinnen, zegt een hedendaagsch Auteur, invoegen dat alle de Ottomannische, Vorsten kinderen van slaavinnen zyn. 't Zelve heeft plaats in de Koningen van Persië; den grooten Sophi gaat geen huwelyks verbond aan, even als onze Vorsten in Europa, met de gene, welke hy zig tot Wyven neemt: Hy kiest uit zyne onderdaanen of uit andere, de gene die hem 't best aanstaan, en maakt 'er, even als den Grooten-Heer, een soort van een Serrail van, 't geen hy vermeerderd, of 't geen hy zuiverd, naar zyne zinnelykheid. Deeze gewoonte is zeer oud; want het blykt uit het Boek van Esther, dat dezelve bereids in 't gebruik was in die tyd. De Vrouwen van den Vorst, en zelfs die, welke, om onderscheid te maaken, genoemt wierd de Koningin,Ga naar voetnoot(c) en de kroon droeg, waren onder de bewaaringe der Gesneedenen: zy hadden elke haare beurten, schoon 'er van tyd tot tyd begunstigde en gekroonde zyn geweest, en schoon men niet zeer beschroomt was, om haar alle die tytelen te beneemen, ingevalle zy ongehoorzaam waren. Het voorbeeld van Esther bewyst altyd, dat de Koning zyne keuze deedt waar hy wilde, zonder eenig aanzien van Land, Geboorte, Huis, Maagschap, of zelfs Godsdienst, ziende maar alleenlyk naar de geene die in zyne oogen bevallig was. De veelheid der Wyven dan eene zaak zynde, welke in 't Oosten van ongedenklyke tyden in gebruik is geweest, moet men niet verwondert zyn, dat zy zagtkens by dat gebruik zig blyven houden; zy hebben tyds genoeg gehad, van zig daar aan te gewennen. Deeze is de eerste reeden van Bellonius. De tweede, welke hy bybrengt, is niet minder aanneemelyk: Te weten, dat zyne Wyven, en zyne slaavinnen goederen zyn, die hem in eigendom toebehooren, en welke hy verkrygt met goeden en welgetelden gelde. Dit is eene tweede tegenstrydigheid tusschen onze manieren, en die der Oostersche volkeren. Zoo wy uit ons huwelyk schoone dogters hebben geteelt, is 't eene onzer voornaamste zor- | |
[pagina 202]
| |
gen, om dezelve wel uit te trouwen; maar hoe zullen wy die een weinig voordeelig uittrouwen, zoo wy die brooze aanlokselen, waar meede haar de Natuur begiftigt heeft, niet een weinig opbeuren, door een redelyk huwelyks-goed; dat de voorwaarden, den handel, en zelfs de genegentheid en opvoeding der kinderen gemakkelyker doedt zyn?Ga naar voetnoot(a) Vaar wel schoonheid, wanneer men in derzelver gezelschap van honger moet sterven, en met dezelve eene Vrouwe en schoone kinderen ziet vergaan! Maar in Turkyen gaat het gansch anders toe. Schoone dogters te hebben is aldaar ryk zyn. Men maakt zyn hof by u, om die te hebben, en 't staat aan u, huisvader, die beminnelyke en welopgebragte dogters hebt, om uwen koop wel te maaken, wel agt nemende op de Persoonen en op de omstandigheden. Is dit zoo, dan is 't ook niet moeylyk te begrypen, dat, en de Vrouwen, en de slaavinnen welke men gekogt en wel betaalt heeft, meer onderdaanigheid aan haare mannen bewyzen, en vreedzaamer te zaamen leeven, dan een eenige Vrouw waar aan men verbonden is door een wederzyds verband, dat onverbreeklyk is; verband, dat den beedelaar weder in de kleederen gesteeken, den behoeftigen weder te paard geholpen, den mageren weder vet heeft gemaakt, of ten minsten den gemakkelyken weder heeft opgebeurt, en die, behalven dit alles, stoft adelyk en van goede afkomst te weezen, tot aan de toppen van zyne nagels toe. Dat eene diergelyke Vrouw die in den aard van een wreevelige en hoogmoedige gesteltheid is, geduurende den tyd van vier of vyf jaaren lang met haaren man twist, wie 't bestel van 't huishouden zal hebben, en dat eindelyk den meesten tyd te boven haald, dat is eene zaake, waar over ik my niet verwonder, wyl de man geen regt heeft, om haar te beteugelen. Hy vreest voor gerugt te maaken, ontziet zyne buuren, zyn geslagt, het gemeen, het verlies van 't huwelyks-goed; en wat gedaan tegen een Wyf, dat boven u 't woord voerd? Ik durf u verzeekeren, arm man, dat gy niet beeter kond doen, dat geduld hebben: Want in 't kort gezegt, daar is niets, dan ongetrouwheid alleen, die u in staat kan stellen, van haar buiten uwe deur te zetten, en gy weet wel, dat zy twistgierig genoeg is, om alleen uit kwaadaardigheid eerlyk te blyven, schoon zy zulks niet zoude zyn uit genegentheid. Dit is de tweede reeden van mynen Reiziger. Voeg hier voor eene derde reeden by, dat de Vrouwen in Turkyen zig met de huishoudinge gansch niet bemoeyen, nog met den huisraad, nog met de kleederen, nog met de uitgaave van geld, en nog veel minder met de beurs te houden. Zy brengen, even als de onze, geene eeuwen door, met zig te kappen, met bezoekjes af te leggen, met het huis op te schikken, met het Porcelein te schikken, met fraaye kleederen te maaken, met wasschen, met bleiken, of met stryken. Dat is 't werk van de slaavinnen. Aangaande de Mannen, zegt Bellonius, die slaan het huishouden gaade, en nemen de zorge van deszelfs bestier op zig. Dog dat heeft niet zeer veel om 't lyf, wyl de Turken zig niet overladen met onnutte meubilen. Zyn 'er eenige goederen te wasschen, zulks is 't werk der dienaars; en aanbelangende de Wyven, die hebben niets anders te doen, dan haare kinderen op te brengen, en met malkanderen in rust en vreede te leeven. Eindlyk geeft dien Auteur, om zyn zeggen des te meer geloof te doen vinden, ons te verstaan, nopende de eenigheid van die verscheide Wyven, dat zy haar leeven doorbrengen, opgesloten zynde, op eene stille wyze en op eene plaats blyvende, buiten 't gerugt en 't gewoel haarer buuren, en bevryt voor de kwaade tongen haarer buurvrouwen, en haarer wyk; zonder tegen andere mannen, behalven alleen tegen den haaren, te spreeken, en verre van alle die verleiders en verleidsters in de burgerlyke zaamenleevinge, die in staat zouden zyn, om haar andere gevoelens in te boezemen, of ten minsten om 't onkruid van tweedragt onder haar te zaayen. Waar uit het blykt, om van dit lang artikel een einde te maaken, hoe valsch de aanteekening der genen is, die zeggen, dat de Mahometaanen niet gaarne hebben, dat men hen Agareenen noemd, als of men hen wilde verwyten hunne slaafsche afkomst; maar wel Sarazynen, overmits men vooron- | |
[pagina 203]
| |
dersteld, dat hen die naam meer eer aandoedt. Dog dit is mis: de Keizers zelve, zoo der Turken, als der Persiaanen, rekenen 't zig geenszins tot schande dat zy afkomen uit eeneGa naar voetnoot(a) (Agar, nog ook, dat zy met de Agars gemeenzaamen omgang hebben.) |
|