Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 197]
| |
ve voor: Dog ik moet mynen Auteur volgen. Zie hier dan wat 'er van is: Een zeeker Bartholomeus van Edessa, in de Varia sacra van den Heer le MoyneGa naar voetnoot(a) gaat Mahomet met deeze woorden te keer: Ik heb in uwen Alcoran niet gevonden den naam van Schepper, nog dien van eenen redelyken en onsterflyken God; maar wel dien van de Godheid der oude Arabiërs, ik wil zeggen van de Morgensterre. Kan ooit wel Griek met meer vertrouwen liegen! vermits 'er niet eene eenige Bladzyde in den Alcoran is, alwaar den waaren God niet word beschreeven met deszelfs byzonderste en weezentlykste eigenschappen, op eene wyze, om ons meenigmaalen door verwondering als vervoert te doen zyn, wy, die Christenen zyn, die 't bedrog met ons gansche hert vervloekken, en welkers verwondering nog sterker zoude zyn, zoo wy niet wisten, dat den guit alle die trekken, waar meede hy de Godheid ons heeft afgemaalt, gerooft heeft uit den schat onzer Heilige Schriftuur. En egter zie hier eenen slegten Griek, die ons durfd zeggen, dat hy God in het gansche Boek van Mahomet niet heeft gevonden als Schepper en geestelyk; en met dat alles, dat hy den Alcoran van voor tot agter heeft geleezen, benevens alle de Boekken van die gezindheid. Dit is eveneens als of men zeide, dat 'er geen enkel woord van de Voorzienigheid in 't gansche Nieuwe Testament stond. Hier na heeft hy goed zeggen, wanneer hy aan Mahomet zyne Morgensterre verwyt. Dit was 't dat hy had moeten aanteekenen, en het overige zwygen. Hy moest den Bedrieger berispt hebben, over zyn zweeren by een Gesternte, daar hy te vooren alle mindere Godheden verbannen, en niet dan den waaren God, Schepper des Hemels en der Aarden, had behouden. Dog om dat men by een Gesternte zweert, volgd daar uit, dat men den waaren God heeft verloochent? Dat gevolg zou waarlyk wel streng zyn. |
|