Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§ XXVII.
| |
[pagina 192]
| |
dien Moses, welken ik heb opgevoedt van zyne kindsheid af aan? En men moet bekennen, dat gy niet in allen deele ongelyk hebt, zoo de overzettinge juist is. Maar laat het my geoorlooft zyn, u te zeggen, dat deeze navolgende de waaragtige is: Zyt gy 't niet, welken wy eertyds onder ons hebben opgekweekt, ten tyde, toen gy nog maar een kind waart. Maar als men 't aldus overzet, waar dog is dan de tegenstrydigheid? Pharao zegt niet, dat hy 't is, die Moses heeft opgekweekt, of dat hy in zyn huis opgevoedt is, zoo als men Mahomet beschuldigd hem aldus te doen spreeken: Hy zegt niet anders, dan eene algemeene zaak, en die eer het gansche Koningryk als hem zelf raakt: ‘Zyt gy niet dien Moses, uit het waater getoogen door eene onzer Princessen, welken wy in onzen boezem hebben opgevoedt, en die ons in 't vervolg ontsnapt zyt? Komt gy hier om een Land te beroeren, 't welk gy als uw Vaderland moet aanzien, en u zelven opwerpen tegen een volk, dat uw weldoender is geweest’? Niets is gemeenzaamer, dan dit soort van figuurlyke spreekwyzen by de oude en hedendaagsche Auteuren, en zelfs in de aldereenvoudigste byeenkomsten; wy zeggen dagelyks, dat zulk eene stad of zulk een Land ons heeft opgevoedt;Ga naar voetnoot(a) dat wy zulk en zulk een volk geslaagen hebben; dat wy neergehouwen hebben de aldertalrykste en geoeffendste Legers, dat wy de glorie vanGa naar voetnoot(b) Philips en Louis hebben doen verwelkeren; hoe zeer het meerengedeelte deezer daaden, waar van wy spreeken, geschied zyn, eer wy nog eens gebooren waren; en het is genoeg dat men, in zulk een geval, spreekt voor en als uit den naam van zoodanig eene Natie, welkers geschiedenisse wy alsdan alle te zaamen als in 't oog hebben: Ten naastenby op de wyze, gelyk den Regtsgeleerden Paulus, die zoo lang na de tyden van Tullus Hostilius heeft geleeft, in eene zeekere Regtsgeleerde verhandeling, zig in deeze woorden uitlaat:Ga naar voetnoot(c) Wy hebben de drie Horacii als Raadsheeren van Roome gezien:Ga naar voetnoot(d) (Of gelyk Cicero zelf in de inleidinge zyner Tusculaansche Geschillen, alwaar hy een soort van vergelykinge maakt tusschen de verdiensten der Grieken en der Romeinen, aan 't hoofd van welkers laatste hy zig steld, en voor hen alle aldus spreekt: Wat ons aangaat, zegt hy,Ga naar voetnoot(e) wy verstaan ons beeter op de kennisse der Zeeden, op 't leevens gedrag, op onze huisselyke zaaken, en op 't beschermen onzer vrienden; en men kan in 't algemeen zeggen, dat alle de burgerlyke wetten by ons beeter bekend zyn, en veel beeter onderhouden worden. En daar is niemand of hy merkt ligtelyk dat hy door dat wy, de Romeinen verstaat, in tegenstellinge van de Grieken.) |
|