Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§. XXIII.
| |
[pagina 186]
| |
van u gestelt; schud aan den voet van deezen Palmboom, de Daadelen zullen 'er afvallen, verzaamel ze, eet en drink, en wasch uwe oogen enz.’ Men merkt ligtelyk dat de Bedrieger de geschiedenis van Maria vervalscht, en daar door genoegzaam van die zyde gelegentheid heeft gegeven tot berisping, zonder dat het noodig is, hem daarenboven veele buitenspoorigheden te doen zeggen, die nog kinderagtiger zyn dan de zyne. Invoegen dat, in plaats van hem te berispen over een gewaand wonderwerk, 't geen hy nooit gezegt heeft, men hem moest aantoonen zyne ondeugedheid, of zyne onwetendheid, in de wyze, op welke hy het verhaal van den Heiligen Lucas verwrongen heeft. Men moest dien Palmboom en die Daadelen, benevens de klagten van Maria, daar laaten; maar men moest hem niet zoo kwalyk ter snee betwisten de belydenis, die hy doedt, van de Almagtigheid Gods, in de wonderbaarlyke Ontfankenis van Jesus-Christus; aangezien het klaar is, dat hy ten dien opzigte het Evangelium heeft nageschreeven.) Het is eene waarheid, dat in het IIIde Kapittel van den Alcoran gesprooken word van verscheide vrugten, of van verscheide soorten van spyzen, welke Zacharias gemeenlyk vond in de bidplaats van Maria, en welke zy zeide van God te ontfangen; dog aldaar word niet gesprooken van Daadelen, nog van den Palmboom, en nog veel minder van de Ontfankenisse ter gelegentheid van deeze spyzen. 't Is aan de magt Gods, en aan de werking zynes Geests, dat deeze wonderbaarlyke Ontfankenis en Geboorte worden toegeschreeven, den ganschen Alcoran door: en het is daarom dat Jesus-Christus aldaar zoo meenigmaalen genaamt word het Woord Gods, als een uitwerksel zynes woords en zynes bevels. Hy heeft het gezegt, en de zaak zal geschieden, is 't gewoone slot van des Engels zeggen in deeze gelegentheid. Dit is de doorgaande Leere der Mahometaanen: Zie WarnerusGa naar voetnoot(a) en HottingerGa naar voetnoot(b), zoo gy 't Latyn verstaat, en gy zult 'er zeer breede getuigenissen vinden van het geen ik zegge. Men zou hier wel gaarne vraagen, waar de beschuldiging van dat kleine GriekjeGa naar voetnoot(c) van daan komt? Waarom den Mahometaanen nieuwe grillen aan de hand te geeven; als of ze 'er geene genoeg in hunne denkbeelden en in hunne Overleveringen hadden? Wat gelykenis is 'er dog tusschen de Daadelen en eene zoo wonderbaare Ontfankenisse? Mogelyk om dat, wanneer men de beide plaatsen, welke wy hebben aangehaalt, de eene uit het IIIde Kapittel, alwaar gezegt word, dat Maria altyd in haare bidplaats spyzen, of vrugten, of ten minsten eenig voedsel, haar uit den Hemel gezonden, had; en de andere, uit het XIXde Kapittel, alwaar het voorval van den Palmboom en de Daadelen is verhaalt, als gansch wonderbaar, hy daar uit besloten heeft, dat die spyzen uit het IIIde Kapittel Daadelen waren, welke men gemakkelyk konde maaken tot zulke wonderbaarlyke, dat zy de Ontfankenis hadden veroorzaakt, zoo als dezelve wel haast de Verlossinge zouden gaan te weege brengen in het XIXde Kapittel. Aldus is 't, dat den menschelyken Geest zig vermaakt in zyne beguichelingen. Men is niet te vreeden, met het belachelyke zyns evennaasten te ontdekken; maar men voegd 'er van zyn eigen nog wat by, en uit dat alles maakt men een klugtig en bespottelyk mengelmoes, 't geen niet dan het gemeen kan streelen; in plaats van eene natuurlyke en spreekende schildery der menschelyke dwaasheden, welke de oogen der naauwkeurigste kenders naar zig trekt, en die daarom te duurzaamer is, om dat de natuur niet verandert word. Zie den Heer Sike in zyn Evangelium der KindsheidGa naar voetnoot(d). |
|