Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6

[p. 185]

§. XXII.
Of Mahomet ontkent heeft, dat Jesus-Christus gestorven is.

WYders zegt men, dat Mahomet ontkent heeft den dood onzes Heeren Jesus-Christus; dog zulks is onwaaragtig. Ik beken wel, dat de hedendaagsche Mahometaanen 't in dit stuk niet onderling eens zyn, zoo als zulks kan worden gezien in het Boek van Pocok over de Geschiedenissen der Arabiërs^(a); dog wat Mahomet aangaat, schoon hy ontkend dat Jesus-Christus gekruissigt, of door de Jooden^(b) ter dood gebragt is, geeft hy egter genoegzaam te verstaan, dat hy gestorven is. Zie het IIIde Kapittel, alwaar hy Jesus aldus doedt spreeken: Dat de vreede Gods op my ruste ten dage mynes doods, even als ten dage myner geboorte! en alwaar hy den Vader hem met deeze woorden doedt antwoorden: ô Jesus, ik zal u doen sterven en daar naa weder opwekken.

Indien 'er nu na dit alles nog Mahometaanen mogten worden gevonden, die van dit verstand niet mogten zyn, zoo is 't klaar, dat dezelve zig verwyderen van de Leere hunnes Meesters.^(c) Voor het overige, zoo iemand lust had, om te willen weten de verscheide gevoelens der Oostersche Volkeren, aangaande dit stuk, heeft hy niets anders te doen, als daar over na te zien Maracci.^(d)

(a) Specim. Hist. Arabum, p. 179.

(b) Zie het IVde Kapit. des Alcorans.

(c) In het Latyn staat dit volgende, 't geen M. D** niet heeft willen vertaalen, mogelyk om dat het hem verveelde daar in den Monnik Euthymius weder te vinden. Euthymius tamen scribit, Mohamedem docuisse, Christum non esse crucifixum, nec mortuum. Gabriel Sionita etiam Christi mertem negari à Mohamede scribit.

(d) In het 3de Deel van zynen Voorlooper des Alcorans. Bladz. 63-67.