Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§. XX.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een naamloos Schryver in de Saracenica van SylburgiusGa naar voetnoot(a), alwaar men dit Formulier van herroepinge eens nieuwbekeerden vind: Ik vervloek de bedriegery van Mahomet, die Jesus-Christus, onzen Heere en onzen Godt, doedt af komen van Maria de Zuster van Moses en Aaron. 't Zelve zeggen Euthymius ZigabenusGa naar voetnoot(b), en Jan-Andreas MaurusGa naar voetnoot(c), en na hen de Cardinaal de CusaGa naar voetnoot(d), HoornbeekGa naar voetnoot(e), en een groot getal anderen. Ga naar voetnoot(f) 't Is jammer dat de beschuldiging niet wel gegrond is: Want by aldien 't waar was, dat Mahomet de twee Maria's onder een had gemengt, en dat men dat klaarlyk kon bewyzen, weg was al 't gezag van dat Boek, zelfs by de alderplompste Mahometaanen: Want wat mensch is zoo bezeeten, om als voor een Godlyk werk aan te zien een Boek, waarin men niet alleen twee zeer verscheide persoonen, maar zelfs d'eene van de andere door den tusschen-tyd van twee-duizend jaaren onderscheiden, te zaamen vermengd? Hier door is 't gekomen, dat in alle aanvallen, welke men op die Gezindheid heeft gedaan, men hen altyd is te keer gegaan met deezen misslag in de tydrekening, als met een waaragtig hoofd van Medusa, om hen overhoop te werpen. Ondertusschen slaat de Heer Reeland geen geloof aan de welgegrondheid deezer beschuldiging. 't Is wat anders, zegt hy, iets te vermoeden, wat anders iets waar te maaken. Men kan, by voorbeeld, vermoeden, dat Mahomet onweetend genoeg is geweest in de Geschiedenissen en in de Tydreekening, om den leeftyd van Moses, en dien van Jesus-Christus onder een te vermengen: Men kan gelooven dat hy eenige verdigtselen heeft gesmeedt van verscheide omstandigheden in de Historiën, welke hy kwalyk onthouden had, en dat hy daar van zal hebben gemaakt stukken naar elkanderen gelykenende, of van elkanderen verscheiden zynde, in zynen Alcoran, alwaar 't op een en dezelve wyze haperd, en aan 't gezond verstand, en aan de kennisse der tyden. Voeg hier by, dat Mahomet zig zelven noemt den ongeletterden Profeet. Wanneer men eenmaal alle die vermoedens heeft opgevat uit het Kort Begrip der Verschilstukken, of uit eenige kwaade Overzettingen des Alcorans, dan kan men ook ligtelyk, ik beken 't, vermoeden die vermenging der beide Maria's. Maar is men wel in staat, om zulks aan te toonen met de stukken? dit is hier de vraag. De plaats staat in het XIXde Kapittel van den Alcoran; alwaar den Auteur, na een uittreksel te hebben gemaakt van de Historie der geboorte van den Heiligen Johannes den Dooper, overgaat tot die van Jesus-Christus, welke hy byna op dezelve maniere verhaald als den Heiligen Lucas; doende daar eenige byvoegselen by, en onder anderen deeze, dat namentlyk de ouders van Maria haar, met het kind dat zy droeg, tegenkwamen, en haar daar over als een soort van verwyt deeden, zeggende: ô Maria, zie daar eene vreemde zaak! ô Zuster van Aaron, uw Vader heeft u niet geboden kwaad te doen, en uwe Moeder was geene onkuissche Vrouw. Waarop Maria aan het kind een teeken gegeven hebbende, om voor haar te antwoorden, regtveerdig de het zelve haar volkomentlyk tegen derzelver verwytingen. In het overige van het Kapittel spreekt Mahomet van de andere Profeeten, by voorbeeld van Abraham en van deszelfs Nakomelingen, van Moses, en van Aaron deszelfs Broeder, van Enoch, van Ismaël, en van meer anderen. Hierop zegt men, dat 'er geenen anderen Aaron, dan den broeder van Moses in de Heilige Historiën bekend is: Dit is waar; maar wat weet men, of de Maagd Maria niet eenen broeder had van dien zelven naam, van welken de geheugenisse, tot op Mahomets tyd toe, bewaart is geweest, schoon 'er de Geslagt-registers geene meldinge van maaken? Zou men ook niet konnen zeggen met eenige Mahometaanen, zoo als Guadagnoli dat heeft aangemerkt,Ga naar voetnoot(g) dat Maria, de zuster Aarons, op eene wonderbaarlyke wyze by 't | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leeven is gehouden, zedert de tyden van Moses af, tot op die van Jesus-Christus toe, om deszelfs moeder te worden? D'Herbelot in zyne Oostersche BibliotheekGa naar voetnoot(a) verhaald, datGa naar voetnoot(b) (schoon Mahomet onweetend genoeg is geweest, om in zulken lompen faut te vervallen, egter) de aldersneedigste Uitleggers des Alcorans zeggen, dat ‘de Heilige Maagd uit het Huis van Amram, den Vader van Moses en Aaron, was gesprooten, overmits zy daar van afkomstig was van 's moeders zyde; 't welk overeenkomt met het geene het Evangelium zegt, dat de Heilige Elisabeth haare Nigte was ex filiabus Aaron, dat is te zeggen, uit het Priesterlyk Huis. Zy voegen daar al verder by, dat Amram, den Vader van Maria, Moeder onzes Heeren, was de Zoon van Mattheus, (of liever van Mathan)Ga naar voetnoot(c) en by gevolg een ander, als Amram, den Vader van Maria, Zuster van Moses: Invoegen dat, volgens 't gevoelen der Musulmannen, dees Amram denzelven zoude zyn met dien, welken wy den Heiligen Joachim noemen, den man van de Heilige Anna, en den Vader van onze lieve Vrouw’: 't Geen zeer klaar blykt uit het navolgend' Geslagt-registerGa naar voetnoot(d), alwaar men twee Amram's of Imram's ziet; den eenen, den Vader van de eerste Maria, en den anderen, den Vader der tweede.
|
|