Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§. XVI.
| |
[pagina 173]
| |
der nadrukkelykste Artikelen van hunne Godgeleerdheid is.Ga naar voetnoot(a) (Men merkt wel dat den Bedrieger, die van zyne gezindheid begunstigende door zulk een vleyend onderscheid te maaken, het voorneemen heeft gehad om 't getal daar van te vermeerderen, en lings en regts veld te winnen, zoo als hy ook daar in zyn oogwit heeft bereikt; maar aangaande de Duivelen, de kwaade Geesten, de Jooden, de Christenen, de Sabeërs, en de Afgodendienaars, is het zeer gemakkelyk af te nemen, dat hy dezelve reedenen niet had, om hen uit de Helle te trekken, naar een zeeker verloop van tyd. Dat men dan, zoo meenigmaalen als men wil, zegge, dat hy, uit inzigten van staatkunde, het met Origenes hield, en uit gunste tot zyne Leerlingen; en dat men daar door verheffe de hoogdraavendheid en Godlykheid van het Evangelium, 't geen voor de kwaade Christenen de alderstrengste straffen van een toekomend leeven bewaard; maar dat men niet zegge, dat hy de Duivelen heeft zalig gemaakt. Voor het overige, zie hier eenige plaatsen uit den Alcoran, nopende de straffen der verdoemden. ‘Staa op, en preedik aan het volk de pynigingen der Helle.Ga naar voetnoot(b) Zy gedagtig der straffen, welke den ongeloovigen bereidt zyn: zonder u af van hun gezelschap; geef niets op woekker; de dag, op welken de bazuine geblaazen zal worden, zal vreesselyk zyn voor de boozen...... Laat my dien ondankbaaren, welken ik geschaapen heb, kastyden, welken ik rykdommen en kinderen in overvloed heb gegeven, en egter heeft hy om nog meer gevraagt, en heeft zig verhardt, om aan myne geboden niet te gehoorzaamen. Ik zal hem zyne smerten vermeenigvuldigen, vermits hy godlooslyk heeft gesprooken van den Alcoran;....... Hy zal tot in het diepste van den jammer-gloed worden nedergestort, en negentien geesten zullen gemagt worden om de boozen te pynigen. Ik zweer by de intreede des nagts, en by den daagraad, dat de Helle eene verschrikkelyke pyniging zal zyn voor de godloozen....... En ter zelver tyd zullen de Goeden aan de Kwaaden vraagen, zeggende: Wie heeft u in de Helle ter neder gestort? waarop deeze zullen antwoorden: Wy hebben God op den gezetten tyd niet gebeden; wy hebben de arme niet te eeten gegeven; wy hebben niet gelooft, dat 'er eene Weder op standinge zou zyn te wagten, nog een laatste Oordeel, tot dat ons de dood overviel. En 't geen het droevigste voor hen zal zyn, is, dat de voorbiddingen der regtveerdigen voor hen van geene nuttigheid zullen zyn. Op eene andere plaats verklaard zig Mahomet nog naderGa naar voetnoot(c) ‘In den dag des Oordeels zullen de Kwaaden aan God vraagen, zeggende: Heere, wy bekennen u vertoornt te hebben; wy 'erkennen, dat wy zeer te beschuldigen zyn, in te hebben afgezwooren 't geloof uwer Eenheid: Zullen wy nimmermeer uit den Afgrond worden verlost, om uwe wet te gehoorzaamen, en den weg der zaligheid in te slaan? Neen, gy zult lyden in de Helsche vlammen, overmits gy geloof gegeven hebt aan de Afgoden-dienaars, en nadien gy God Metgezellen en zyns gelyken hebt toegeschreeven. Eindlyk, in een KapittelGa naar voetnoot(d), waar in hy grootelyks Jesus, den zoon van Maria, pryst, spreekt hy aldus van de Goede en van de Kwaade, en van derzelver verscheide voorbeschikking: ‘De Geloovige, die myne geboden gehoorzaam zullen zyn geweest, zullen in 't Paradys gaan met hunne vrouwen...... om aldaar te genieten, al 't geen de ziel kan vergenoegen en de oogen verlustigen, en aldaar eeuwiglyk te blyven..... Zie daar het Paradys dat zy zullen hebben verkreegen door hun vroom en deugdzaam leeven..... Maar de Kwaade zullen eeuwiglyk blyven in 't helsche vuur, stom zullen zy zyn van wanhoop, en zullen niet de alderminste verligtinge | |
[pagina 174]
| |
gevoelen van hunne elenden....... En alsdan zullen zy vraagen aan den bewindhebber des vuurigen poels: Zal ons uw Heer nooit van deeze smerten verlossen? Neen, zal den Dienaar antwoorden, gy zult daar eeuwig blyven. Dit is, myns bedunkens, geen taal van een Leerling van Origenes, zoo 't anders waar is, dat Origenes is geweest een Origenist.) |
|