Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§. XIV.
| |
[pagina 170]
| |
zelven aanbidden, gelyk hem God geboden had: Waar in hy tot medepligtigen zyner ongehoorzaamheid had, de Engelen Arot en Marot. ('t Is jammer, dat Dom Martyn Alfonsus VivaldoGa naar voetnoot(a) niet in deezen laatsten naam gevonden heeft eene overeenkomste tusschen de Musulmannen en de Gereformeerden: HyGa naar voetnoot(b) had, naar zyne wyze, konnen zeggen, dat Marot, eerst een geloovigen Engel der Mahometaanen, daarna ongetrouw aan God, en verdoemt wierd; en dat Clement Marot, na dat hy smaak had gekreegen in de Leere der Hugenooten, overging tot de Vrygeestery, waar in hy verlooren ging. De gelyknisse zoude nog des te belachelyker hebben geweest.) Daar is dan een groot onderscheid, tusschen te zeggen, dat de goede Engelen zondigen, en te zeggen dat eertyds, toen de weereld geschaapen wierd, een goeden Engel gezondigt heeft, en tot wederspannigheid is vervallen. 't Eerste heeft nooit Christen of Mahometaan beweert; het tweede heeft nooit Christen of Mahometaan geloochent: En het is ongerymd, met Mahomet verschil te zoekken over een Leerstuk, dat in 't algemeen zeer waaragtig is, en 't geen hy niet, dan uit de oude overblyfselen des Christelyken Godsdiensts, ik meine, uit onze Heilige Schriftuur, kan hebben geput. Wil men op dit stuk nog meer van de Mahometaansche Godgeleerdheid weten, zie hier, 't geen 'er een Arabisch Schryver van zegt, volgens de Overzettinge van mynen Auteur: ‘De nyd, zegt hy, is de oorzaak van den eersten opstand geweest, die tegen den Alderhoogsten God is verwekt geweest; dat is de eerste ziekte, of verdorvendheid, die in onze ziel heeft uitgeblonken: ten minsten is dit het gevoelen van een zeer geleerd man van de secte der Schafeën. Dees zegt, dat de nyd de eerste misdaad was, welke tegen God in den Hemel begaan is geweest, en dat dezelve de ontrouw en den opstand heeft voorgegaan. Dat die zaak is voorgevallen, toen Iblis, (dat is te zeggen den wanhoopigen, den Duivel,) op onzen Vader Adam, (welken God vreede geeve,) nydig wierd, en dat hy, weigerende hem aan te bidden, afvallig wierd. Onze Wyzen voegen hier by, dat den rampzaligen Iblis in driederlei opzigten afviel: 1. In de eerste plaats, om dat hy voornam, om te verneederen en te onderdrukken eenen ProfeetGa naar voetnoot(c); en dat al wie zoude willen verminderen de heerlykheid van zoodanigen persoon, een afvalligen word ipso facto. 2. Ten tweeden, overmits hy stilzwygend' zynen Schepper beschuldigde van geweldenary en onwysheid, in aan alle Engelen bevolen te hebben, en aan Iblis zelf, om den eersten mensch te aanbidden, schoon denzelven minder heerlykheid bezat dan zy lieden; overmits hy uit de aarde zynen oorsprong had. Het is niet regtmaatig (zei dees rampzaligen, welken God tot schande maake) dat de mindere van den meerderen geëert worde: Ik ben van beeteren oorsprong dan Adam: Ik ben uit vuur geschaapen, en hy uit het slyk gevormt; dog het slyk is door het vuur verslonden, waar uit enz. 3. Ten derden, ver[mit]s hy zig aankantte tegen de algemeene toestemming der Engelen, ten aanzien der eerbewyzing welke zy aan den eersten mensch moesten doen: De gene nu die zig aankant tegen de algemeene toestemming deezer goede geesten, is een afvallige. ‘Dog zoo de nyd de eerste zonde is, welke begaan is geweest in den Hemel, vervolgd de Leeraar der Schafeën, men kan zeggen, dat dezelve ook de eerste is, die op de aarde is begaan geweest; want een iegelyk weet, op welke wyze CainGa naar voetnoot(d) en Abel, hunne offerhanden aan God opgeoffert hebbende, en die des laatsten gunstiger ontfangen zynde dan die des eersten, den eersten op zynen broeder vergrimde en hem doodde, en op deeze wyze is het de nyd welke den Duivel tot afval, en Cain tot doodslag heeft vervoert. (Daar ziet men eenen man ontbloot van onze Heilige Schriftuur, die 't waare en het valsche in een reedelyk denkbeeld ver- | |
[pagina 171]
| |
mengd; want by aldien hy 't wist, hy zou hem niet aanzien voor eenen Profeet, overmits, volgens hunne Godgeleerdheid, een Profeet niet kan zondigen, ten minsten tot zoo verre niet, al waar 't schoon dat men aan zommige Mahometaanen toestond, dat'er vergeeflyke zonden zyn, waar in de Profeeten konnen vallen. Dog 't is eene waarheid, dat, volgens, hun gevoelen, de Profeeten niet zondigen, of weinig zondigen, en dat de goede Engelen ganschelyk niet zondigen.) |
|