Verklaaringen over den Mahometaanschen godsdienst.
§ I.
Welk het oogmerk is, 't geen men zig voorsteld in deeze tweede Verhandeling.
ZEdert dat de Mahometaansche Leere de bekende weereld besmet heeft, hebben verscheide Schryvers getragt om den voortgang van die besmettinge te stuiten, wederleggende met alle hunne kragten eenen zoo verderflyke Godsdienst,Ga naar voetnoot(a) en die zoo rampzaalig is voor het Christondom, maar des niet tegenstaande zeer aantrekkelyk voor 's menschen geest en hertstogten, uit de natuur vyanden zynde van alle doodinge des lichaams. Die onderneeming was al zoo noodig tot behoud des Christendoms, en om te beletten, dat de dwaalingen niet aangroeiden door de onwetendheid van 't gemeene volk, als moeylyk om uit te voeren.
Om de Mahometaanen grondig te wederleggen, was het, in de eerste plaats, volstrektelyk noodig, de Arabische taal te weeten, overmits het in die taal is, dat den bedrieger Mahomet zyne Leere heeft openbaar gemaakt, en dat het niet mogelyk is, den grond en de geheimen van dezelve te kennen, zonder 't behulp deezer taal. Ondertusschen is het grootste getal der gener, die tegenGa naar voetnoot(b) het Mahometaandom hebben geschreeven, geheel en al ontbloot geweest van de kennisse deezer taal, en daar door is het ook geschied, dat zy stoutelyk aan de Mahometaanen hebben te last gelegt zulke zaaken, waar aan dezelve nooit hadden gedagt, en welke het ook niet mogelyk was te gelooven, zonder alle verstand en reeden te hebben verlooren. Op dezelve wyze hebben deGa naar voetnoot(c) Grieken, door eenen onvoorzigtigen iever, hen te last gelegt zoodanige gevoelens, van welke het Mahometaandom eenen grouwel heeft; eene gewoonlyke uitwerkinge van den laster en kwaade trouw der gener, die ingenomen met driften en vol van vooroordeelen, tegen hunne tegenstreevers zintwisten. Zie daar dan de reedenen, welke my noodzaaken, om zeekere leerstukken, ten onregte of kwalyk ter snee aan de Mahometaanen opgedrongen, een weinig nader te onderzoekken, en na te vorschen de oorzaaken en de valsche denkbeelden welke men zig daar van gevormt had. Myn toeleg is, om in deeze verklaaringen te beletten, dat men niet met schimmen vegte, en dat de Christenen, bedroogen door valsche verhaalen, niet blyven in de beguicheling, waar toe zy vervoert zyn door eene valsche uitlegging der Artikelen van het Geloof der Musulmannen.
Ga naar voetnoot(d) (Dit is het onderwerp van deeze tweede verhandeling: Dezelve is afgedeelt in XL. Vraagen of verklaaringen over de Leere van Mahomet, opzigtelyk tot de gevoelens, welke men hem te laste legt. Eerst geef ik het gevoelen op, vervolgens breng ik myne getuigen door wel-