Twaalfde kapittel.
Van de Pelgrimaadje naar MekkaGa naar voetnoot(e).
DE Godlyke inzettingen, betrekkinge hebbende op de gewoontens deezer Godsdienstigheid, zyn vyf in getal.
1. | Eerstelyk word daar toe vereischt die oplettendheid, waar meede men in zyn hert voorgenoomen en geloften aan God gedaan heeft, om op de aldergodsdienstigste wyze naar Mekka in Pelgrimaadje te gaan. |
2. | In de tweede plaats, moet men in deeze Pelgrimaadje eenen ganschen dag verblyven op het Gebergte van Arafat.Ga naar voetnoot(f) |
3. | In de derde plaats, moet men zyn hoofdGa naar voetnoot(g) scheeren in het dal van Mina.Ga naar voetnoot(h) |
4. | In de vierde plaats, moet men zeven maal den ommegang rondom de Ca'abaGa naar voetnoot(i) doen, dat is te zeggen, rondom den
|
| |
| vierkanten omtrek, die in 't midden des Tempels van Mekka is. |
5. | En eindlyk is 't noodzaaklyk eenen loop te doen tusschen de gewyde plaatsenGa naar voetnoot(a) Safa en Merva, tusschen welke men zeven maal moet loopen, en welke zeven honderd en tagtig ellen afstands van elkanderen afgelegen zyn. |
|
-
voetnoot(e)
- * (Ik houde hier agter een gansch niet naauwkeurige aanteikeninge van M. D**, en welke hy gemaakt heeft currente Calamo. Ik vertrouw, dat het gene bereids gezegt is van de Pelgrimaadje naar Mekka, en 't geen daar van nog gezegt zal worden in 't vervolg deezes Deels, meer zal gelden, dan eene aanteikening waar by genoegzaam niets word gezegt.
-
voetnoot(f)
- Dit verblyf moet geschieden op den 9den dag der maand.
-
voetnoot(g)
- De mannen scheeren zig; en aangaande de vrouwen, die snyden zig het hair zeer na aan 't hoofd af. * Laat ons daar by voegen, dat de vrouwen niet offeren.
-
voetnoot(h)
- * Het werpen van zeven keisteenen, den een na den anderen, geschied in 't dal van Mina, waar na het offeren volgd. Na 't offeren scheerd men zig, en kort zyne nagelen. Men begraaft zyn hair en nagelen in dit dal. Aangaande 't offeren, men offerd Schaapen of Geiten, of Ossen, of Keemelen enz.
-
voetnoot(i)
- Deeze plaats is 't, welke men de alderheiligste des Tempels mag noemen, door Abraham zelf gestigt; dezelve is vierkantig, hoog 27, breed 23, en lang 24. ellen. Den Grooten-Heer zend jaarlyks derwaards een groot dekkleed van zwart Damast, om dezelve te bedekken. De Arabiërs en de Persiaanen noemen die het Huis Gods; en 't is waarschynelyk, dat aan deeze plaatse eertyds gewoont heeft een Patriarch uit het huis Ismaëls. Is 'er wel iets meer noodig, om 't bygeloof gezag by te zetten? Dit is de aanteikening van M. D**. * (Dog men heeft albereids een verhaal gedaan, dat wat nauwkeuriger gaat.)
-
voetnoot(a)
- In deezen loop gaan zy eerst zagtkens, vervolgens loopen zy wat harder tusschen de twee pylaaren door: Daar na gaan zy op nieuw zagtkens, dan eens stilstaande, dan eens wederzydsch omziende, even als de gene die in verlegentheid zyn over iets dat ze hebben verlooren: Dit alles diend, om te verbeelden de ongerustheid van Agar (de moeder hunnes grooten Patriarchs Ismaël) toen zy water zogt, om den dorst haars zoons in de Woestyne te lesschen. Safa en Merva zyn twee gewyde plaatsen van dien zelven Tempel, alwaar men gewoon is zyne gebeden te doen: En zulks is, even eens als het meerengedeelte der Godsdienstige gewoontens gebruikelyk te Mekka, aldaar bevestigt, niet alleen zedert Mahomets tyd, maar, 't was ook al lang voor hem in gebruik, ja zelfs voor de komste van Jesus-Christus, van byna ongedenkbaaren tyde: (Ten minsten dit zegt men op de goede trouw der Arabische Schryvers:) En dit was de oorzaak dat Mahomet zig wel wagtte, van dat gebruik af te schaffen: In tegendeel keurde hy dat goed, en gebood het als een weezentlyk stuk van zynen Godsdienst, waar door hy het hert der Arabiërs won, en de bygeloovigheid aller omleggende volkeren tot het middelpunt van zyne nieuwe Leer trok, zettende dezelve daar door by, eenen schyn van oudheid en van waardigheid, waar door zy aanzienlyk stond te worden door alle de navolgende Eeuwen.
|