Elfde kapittel.
Van de Vastens.
I. | DRie zaaken worden vereischt om een VastenGa naar voetnoot(c) naar behooren, en Gode welbehaaglyk, te doen.
1. | Eerstelyk moet men een Musulman zyn. |
2. | Moet men zyne huwbaare jaaren bereikt hebben. |
3. | En eindlyk moet men wel by zyn verstand zyn. |
|
II. | Aangaande den Vasten zelf, de gronden daar van, die God ten doelwit moeten hebben, zyn vyf in getal.
1. | Men moet met zyn gansche hert oplettend' zyn. |
2. | Men moet zig onthouden van spyze te nuttigen, geduurende den ganschen dag.Ga naar voetnoot(d) |
3. | Als mede van allerlei soort van drank. |
4. | En niet alleen van eenige vleeschelyke verkeering met eene Vrouwe te hebben; maar zelfs van welke onreinig heid het ook zoude mogen wezen, kussen, omhelzingen. aanraakingen enz. |
5. | Men moet ook zorge dragen, dat
|
|
| |
|
| men niet overgeeve 't geen men gegeten heeft (waaromtrent men twee zaaken moet vooronderstellen; de eerste, dat de maag in goeden staat zy, de andere, dat men geen overdaad doe, of ten minsten dat men niets gebruike 't geene afkeer of walging kan veroorzaaken.) |
|
III. | Met dat alles zyn 'er egter tien zaaken die den Vasten breeken, en 'er de verdiensten van wegnemen.
1. | Wanneer men met voordagt iets, wat het ook mag wezen, uit het hoofd, of uit de maag, weder ophaald, of weder inslokt.Ga naar voetnoot(a) |
2. | Wanneer men zig een klesteer laat zetten enz. |
3. | Of wat het ook mag wezen 't geen van vooren aangebragt word enz.Ga naar voetnoot(b) |
4. | Of wanneer men iets door den mond met voordagt uitwerpt. |
5. | Of wanneer men vleeschelyke verkeering met eene vrouwe heeft.Ga naar voetnoot(c) |
6. | Of wanneer men door een verfoeylyke OnanieGa naar voetnoot(d) of anderszins zig zelven bevlekt. |
7. | Of wanneer het een vrouws-persoon naar de wyze der vrouwen gaat. |
8. | Of wanneer eene vrouwe, na uit haar kraambed te zyn gekoomen, eenen vloed des bloeds heeft. |
9. | Of wanneer iemand in krankzinnigheid is vervallen. |
10. | Of eindlyk, wanneer men een afvallige is geworden. |
|
|
-
voetnoot(c)
-
Kapit. XI. De Mahometaanen hebben verscheide vastens: Dog den voornaamsten is dien, welke de gansche maand van Ramadhan door duurd, van dat de Zonne opgaat af, tot dat dezelve ondergaat toe.* (Wanneer men zig op reis bevind, of in den oorlog, is het geoorloofd dien uit te stellen tot op een ander tyd.) Na deezen vasten hebben de Mahometaanen het Feest van den grooten Beiram, aldus genaamt, om het zelve te onderscheiden van den kleinen Beiram, 't welk men op den 10den der maand Dilhazja, ter geheugnisse van de Offerhande Abrahams vierd.* (Daar zal in het vervolg breeder van deeze Feesten worden gesproken. Ik zal hier alleenlyk zeggen, dat men dezelve de twee Feesten noemd, by uitnemendheid.)
-
voetnoot(d)
- Dat is te zeggen, van dat de Zonne opkomt, tot dat ze ondergaat. * (Daar zyn 'er die zoo naauwziende zyn, dat zy geen ziertje vleesch zouden durven inslikken, van 't geene hen tusschen de tanden is overgebleeven. Men vind 'er onder, die zig onthouden van spreeken, en den mond wel digt gesloten houden;) dog daar zyn 'er ook andere, die geenszins zoo zorgvuldig zyn. Eindlyk men vind 'er, die zig zelven den verlooren tyd zeer wel vergoeden, en alle de nagten van den Ramadhan met gestaadig slempempen doorbrengen. Zoo haast de Zonne ondergegaan is, zyn 'er lieden, die door de straaten roepen (ten minsten in Africa en in het Koningryk van Marokko) de Zonne is onder, het is tyd om eenig voedsel te nemen, tot herstellinge des lichaams. Dit is 't gewoonlyk teeken door de gansche stad.
-
voetnoot(a)
- Zelfs is het niet geoorloofd zyn speeksel in te zwelgen, ten minsten staat het niet vry om zulks voorbedagtelyk te doen. Het is niet geoorloofd, om bloemen of reukwerk te rieken enz. Eindlyk staat het niet vry, zyn aangezigt te wasschen, nog zig in het water te werpen, tot verfrissing.
-
voetnoot(b)
- * Ik ben genoodzaakt, om deeze fraaye uitdrukking, van M. D** ter weereld gebragt, te laten staan; waar meede hy heeft willen overzetten dit Latyn, uit het origineel, simile quid anteriori parti applicitum.
-
voetnoot(c)
- In het Latyn staat Concubitus. Chardin in de beschryving, die hy gegeven heeft van den Godsdienst der Persiaanen, geeft te verstaan, dat de S..... alleen geduurende den vasten verboden is. Ieder een weet, dat de Turken, Persiaanen enz. eene ongelukkige neiging tot deeze zonde hebben. Zie Chardin Bladz. 162. van zyne Reizen door Persiƫ IV. Deel, van den Druk van 1735.
-
voetnoot(d)
- Ik heb, zegt M. D**, dit woord gewaagt, in navolging der Engelschen, welke deeze zonde Onania noemen.
|