III. Van de Aard- of Zandagtige Reiniging.
10. | Laat ons nu overgaan tot de Zand- of Aardagtige Reiniging, welke aldus genaamt word, om dat ze door Aarde of Zand geschied, in plaats van waterGa naar voetnoot(c). Men moet weeten, dat wy hier toe vier gronden, of vier voorgeschreeven regelen hebben.
1. | Den eersten, dat dezelve geschiede met dat oogmerk, om God te behaagen. |
2. | Den tweeden, dat men zig in dezelve het aangezigt wel en te deeg wryve. |
3. | Den derden, dat men al het zelve doe, ten aanzien der handen en der armen, tot aan den elleboog toe, wel te verstaan dezelve daar onder gereekent. |
4. | En ten laatsten, dat men zeer naauwkeurig in agt neeme de orde daar omtrent voorgeschreeven. |
|
11. | Voeg hier by de geboden onzer Wet by overlevering (de Sonna) welke op dit onderwerp gebied:
1. | Dat het Formulier In den naam Gods enz. dezelve voor af gaa. |
2. | Dat de regter hand altoos gaa voor de linker hand, voor zoo veel belangd de handen, en ook voor zoo veel aangaat de voeten. |
3. | En eindlyk, dat alle deeze gebruiken verrigt worden zonder verstooringe, tot dat de plegtigheid geëindigt is. |
|
|
-
voetnoot(a)
-
Kap. VIII. Deeze eerste voorwaarde is den Musulmannen op het alderernstigste aanbevoolen, en hunne Digters drukken zig op dat onderwerp met zeer veel cierlykheid uit. * De Heer Reeland verhaald deeze navolgende plaats uit een Persiaansch Auteur, aldus door my vertaalt: ‘De werken (van uiterlyke Godvrugtigheid) des genen, die geene liefde Gods in zyn hert heeft, zyn niet als wind’. Ik moet egter bekennen, dat 'er minder cierlykheid in myn onrym is, dan in 't uitnemend' rym van dien geestigen Overzetter en Digter, in welkers plaats ik stelle;
Hy bidde wat hy mag, die God niet en bemind
Voor de zuivering moeten de waare Musulmannen hun hert tot God opheffen, en zig enkel en alleen voorstellen, om zig aan dat Opperwezen behaaglyk te maaken, oeffenende de pligten, welke hy bevoolen heeft. Chardin geeft hen dat getuigenis, dat zy alle hunne gebeden doen met eenen verwonderenswaardigen aandagt en eerbiedigheid voor de Godheid, en hy bekend, dat even dit hem meenigmaal veel belemmering heeft veroorzaakt in zeekere opzigten, vermits hy niet kon nalaaten daar in te bespeuren een stilzwygende berispinge van onaandagtigheid, welke in onze Tempelen in zwang gaat. Zie d'Heer Chardin een weinig meer naar onder aangehaalt in het Artikel van het Gehed. * (Hier eindigd de aanmerking van den Overzetter, waar in ik twee of drie woorden heb verbetert. Hy had wel mogen overzetten twee fraaie plaatsen uit den Persiaanschen Auteur, door den Heer Reeland aangehaalt, tegen de schynheiligheid der gemaakte Fynen, en over den luister der waare Godsdienstigheid, die daar mede niet besmet is.)
-
voetnoot(b)
- Wy hebben noodig geagt den Text door deeze kleine Parenthesis wat op te helderen. De Sonna is by de Mahometaanen als eene wet by overlevering, behelzende het gezegde en verrigte van Mahomet, 't geen in den Alcoran niet is gebragt, maar 't geen men in 't begin door overleveringen heeft bewaart, en naderhand in geschrift gebragt. Tegenwoordig maaken den Alcoran en de Sonna te zaamen het gansche Godlyk en weereldlyk Regt der Mahometaanen uit. Dit woord word by hen gebruikt, om daar mede te beteekenen zeekere geboden van volmaaktheid, welke te onderhouden verdiensten aanbrengt; dog welke na te laaten niet strafbaar is. (Zie 't geen boven hierop is aangemerkt.)
-
voetnoot(c)
- Dat is te zeggen, dat 'er zes voornaame zyn; want dezelve zyn in een vry grooter getal. * (Zie hier de manier, op welke de Persiaanen de zes reedenen van reiniging, waar van niemand vry is, optellen. 1. De onzuiverheid, hoedanige die ook mag wezen. 2. De gewoonelyke maandelyksche zuiveringen der Vrouws-persoonen. 3. 't Kinderbaaren. 4. De Bloedstortingen na de Verlossinge. 5. Het aanraaken van een dood lichaam. 6. De dood.) Behalven dit tellen zy veertig gebode wasschingen door de Sonna, en deeze zyn de navolgende.
1. Het vieren hunnes Sabbats, welke den Vrydag is. 2. Alle de nagten ongelyk in getal van de maand Ramadhan, als de 1ste, de 3de, de 5de, de 7de enz. 3. De nagt des Feests van die zelve maand. 4. Het Feest der Offerhanden. 5. Den 14den nagt der maand Resjeb. 6. En den 27sten van die zelve maand. 7. Den 14de nagt van de maand Schaaban. 8. Den geboorten-dag van Mahomet, te weeten den 17den van de maand Rebia eerstkomende. 9. Den 24sten van de maand Dilhaja. 10. Den 18den van die zelve maand. 11. Den 25sten van de maand Dilkaada. 12. Den dag wanneer zy zig ophouden op het Gebergte van Arafat. (Zie het Kapittel van de Pelgrimaadje naar Mekka) 13. Den 8sten van de maand Dilhaja. 14. Op Nieuwjaars-dag. 15. Wanneer zy hunne voeten op den bodem van Mekka zetten, uit een beginsel van Godsdienstigheid. 16. Wanneer zy aldaar eenigen tyd zig hebben opgehouden. 17. Wanneer men den ommegang rondom de Ca'aba doedt. 18. Wanneer men de grafsteede van een der 14 Imans bezoekt. 19. Wanneer men berouw krygt over eenige zonde, en dat men zig bekeerd. 20. Wanneer men in 't Heiligdom des Tempels van Mekka binnen treed. 21. Wanneer men te Medina komt. 22. Wanneer men te Mekka komt. 23. Wanneer men in den Tempel van Mekka komt. 24. By 't intreeden in de Ca'aba, waar door men hier moet verstaan het middelste gedeelte tusschen het Heiligdom en tusschen den Voorhof. 25. By 't intreeden in den Tempel te Medina 26. Wanneer men Gods hulpe afbidt over eenige voorgenoome zaak, of tegen eenig gevaar, en wanneer men den Alcoran om raad vraagd door het Lot. 27. By de geboorte eenes Kinds. 28. Als men God om reegen bidt. 29. Wanneer men met voordagt heeft
verzuimt van God te bidden ten tyde van eene Zon of-Maan-taaning, en vooral in zwaare taaningen. 30. Wanneer men het dood lichaam van eenen misdaadiger die ter dood verweezen was, en op den grooten weg ten toon is gestelt, al te naby gekoomen is; of dat men het zelve heeft aangeraakt, en zulks geduurende de drie eerste dagen dat het zelve ten toon was gestelt. 31. Wanneer men een dood lichaam, dat gewasschen was, heeft aangeraakt. 32. Wanneer men eene Hagedis heeft gedoodt. 33. Wanneer men zyne zuiveringen niet heeft verrigt naar behooren. 34. Wanneer geduurende de wasschingen ons eenige zwaarigheid te binnen schiet over eenig ongewoon voorval, 't geen eene nieuwe wasschinge mogt vereischen. 35. Wanneer een Persiaan, die zig onder de Turken bevind, zig op derzelver maniere komt te reinigen, 't zy uit vrees, 't zy door zwakheid. 36. Wanneer men geduurende de Mekkasche reis, de kleine kei-steentjes op een zeekere wyze wegwerpt. 37. Wanneer men buiten zyne zinnen is geweest. 38. (Of van zig zelven heeft gelegen in λειποθυμία, bezwyming.) 39. Wanneer men eenen dooden heeft begraaven. 40. Of na de dood van een persoon, in welk geval men zig tweemaal moet wasschen: Eerstelyk, vermits een dooden bezwalkt; ten tweeden, om dat mogelyk den overleedenen zig, voor zyne dood, kwalyk gereinigt had. * Deeze zyn de veertig geboden aangaande de wasschingen: waar op men noodwendig moet aanmerken, dat van dezelve eenige door de Turken worden onderhouden, die door de Persiaanen worden verzuimt, zoo als aan de andere zyde de Persiaanen 'er eenige van onderhouden, die door de Turken worden verzuimt.
-
voetnoot(a)
- * (Het Latyn van den Heer Reeland zegt, Concubitus sine omissione seminis. Dit alles kan niet gevoeglyk worden vertaalt: onze ooren zyn te kuisch, om diergelyke dingen aan te hooren, en onze pennen, om ze te schryven. Onze Taal lyd zulke vuiligheden niet: in der daad, heeft Martialis gezegt:
Lasciva est nobis pagina, vita proba.
Wy zeggen:
Improba dum vita est, pagina casta manet.
Ik bid myne Landslieden my dit soort van Keerdigt te willen vergeeven. Laat ons ondertusschen den Overzetter hooren.) In den eersten Druk had de Heer Reeland vertaalt, Immundities post circumcisionem, dat is te zeggen, de onzuiverheden na de besnydenisse: 't geen hem gelegentheid verschafte, om ons te leeren, dat de Mahometaanen, 't zy mannen, 't zy vrouwen, besneeden zyn; de mannen op hun 13de, 14de, 15de, of 16de jaar, wanneer zy deeze woorden, daar en is geenen anderen God, als God zelf, en Mahomet is Gods Afgezant, konnen spreeken; en de Vrouwen, waarschynelyk, wanneer dezelve huwbaar zyn; zoo als Galienus Lib. 15. de usu partium, den Heiligen Ambrosius, Strabo, en andere, zulks verzeekeren. Dit was ook in gebruik by de Egyptenaaren, incisione Nymphae puellaris (omtrent den ouderdom van 14. jaaren, quod eo anno incipiat flagrare passio virilis.) De Arabiërs hebben een byzonder woord, beteekenende de Vrouwen, welke men gebruikt, om de jonge dogters te besnyden.
-
voetnoot(a)
- Ik houde hier agter eene gansch onnutte aanmerkinge van den Overzetter, welke dezelve zeer gemakkelyk in de Archiven zynes Kabinets had konnen bewaaren tot nader order.
-
voetnoot(b)
- Overmits men ondersteld, dat men in eenen diepen slaap eenige onzuiverheid heeft konnen krygen, waar van men geen geheugen meer heeft. * ('t Is M. D**. die hier in deeze aanmerkinge spreekt, welke de Heer Reeland zig niet had behoort te laaten ontwringen door zynen Overzetter.)
-
voetnoot(c)
- Men weet genoegzaam, dat de wyn aan de Mahometaanen verboden is door een gebod des Alcorans Kapit. II. vers 219. en Kap. V. Dit niet tegenstaande, drinken zeer veele Mahometaanen dien, tegen wil en dank des Alcorans, en onthouden zig daar van niet, als geduurende de maand Ramadhan, welke gewydt is tot Vasten en tot de Godsdiensts-oeffeningen. Ook beweeren eenige Musulmannische Leeraars, dat Mahomet, eigentlyk gesprooken, niets anders heeft verboden dan de dronkenschap, die door den wyn veroorzaakt word, of door welken drank zulks ook mag zyn: Voegende daar by, dat het vry geoorloofd is, ligte wyn te gebruiken, zulk een namentlyk, als wy daaglykschen wyn noemen, en zelfs dat men daar wel een wakker glas (als men zegt) van mag drinken, behoudens dat men zulks met matigheid doe. Ook kan daarenboven de staatkunde het gebruik van wyn toelaaten, vermits dezeive doorgaans den geest verstrooit maakt, en dien van ernstige zaaken afwend. Te Constantinopolen en elders leerd de ervaarentheid, dat de zamenkomsten die in de openbaare Baden enz. geschieden, van Lieden van verstand, en die hunne vyf zinnen zeer wel hebben, vry wat verderflyker zyn, dan die der Dronkaarts in de Drinkwinkels. Ook heeft men aldaar meenigmaal de eerste verboden; maar nooit de laatste. * Zie juist de Latynsche aanteikening van den Heer Reeland, welke den Overzetter vermomt had naar zyne wyze. Zie ook hier na.
-
voetnoot(a)
- *(M. D**. Zoo weinig beschroomt, of zoo weinig naauwkeurig, zoo in al 't geen betrekkelyk is op den Text van zynen Auteur, als nopende de aanteikeningen, heeft egter zorg gedraagen ons deeze volgende te verzorgen, welke hy wel inzonderheid waardig gevonden heeft om tot de Nakomelingen over te gaan, ten einde, op dat men alle de navolgende Eeuwen door weete, hoedanig de Grieken en de Romeinen zig.... afwischten enz. Zie hier dan deeze aangeleege aanmerkinge) 't Was de manier daar toe te gebruiken kleine keisteentjes, zoo by de Grieken als by de Romeinen. Hierop slaat ook de kortswyl, die men vind op zeekere plaats by Aristophanes in zyn Plutus. Een der speelders aldaar beklaagd zig, dat de dierte der keisteentjes zoo groot is, dat men genoodzaakt is zyn toevlugt te neemen tot de Look. De Heer Reeland zend zynen Leezer aldaar naar Florentius Christianus; dog M. D**. die de Latynsche Schryvers zoo wel geleezen heeft, voegd 'er by, dat, wat aangaat de Romeinen, zulks eene zeer bekende zaak is. Aangaande de Mahometaanen, die wagten zig wel van daar toe papier te gebruiken, in diervoegen gelyk wy doen, om dat, zeggen zy, men daar op heeft geschreeven, of men daarop kan schryven heilige zaaken en welke van het alderuiterste gewigt zyn.
-
voetnoot(b)
- De heimelyke gemakken der Mahometaanen zyn van tweederhande soort. Die der Ryken, waar by altyd een grooten waterbak is, die zeer rein word gehouden; en die der Armen, waarby geen waterbak is; maar wanneer zy daar op gaan, voorzien zy zig altyd van eene slesse waaters, ten
einde, om het gebod naar behooren te gehoorzaamen. Men is wegens de oudheid deezer gewoonte zoodanig overtuigt, dat een zeeker Schryver niet schroomd dezelve van Adams tyden af aan te reekenen. ‘Adam en Eva, zegt een Arabisch Auteur in goeden ernst, zyn door eenen Engel onderrigt geweest in de wyze, hoedanig zy hun.....en de......moesten zuiveren met eenen klomp aarde. (Gleba, dat M. D**. vertaalt had stroo, en waar by hy voegd de reiniging door water.) Hy leerde hen ook de zuivering, welke men Wodou noemd.’ De Heer Reeland leid Latrinae (heimelyke gemakken) af van Lavatrina, gelyk men in 't Fransch Lavoir zegt, 't geen schynt te vooronderstellen, zegt den Overzetter, dat het gebruik van water, ten deezen opzigte, niet vreemd was by de oude Romeinen.
-
voetnoot(c)
- Men bediend zig niet van deeze wyze van reiniging, 't en zy 1. Wanneer men geen water heeft. 2. Wanneer een zieke dat niet zou konnen verdraagen, zonder zig in doods-gevaar te stellen. Voor het overige, moet men door het woord zand verstaan, allerlei soort van aarde, zelfs bergstoffelyke aarde enz. De Jooden beweeren mede, dat, als wanneer men geen water heeft, het geoorloofd is, zig te wasschen met aarde. Zie de Gemara Beracoth; Bladz. 15. Ookleerd ons Cedrenus (Bladz. 250.) Dat de Christenen op de Zandbanken in Africa, eenen Jood, op sterven leggende, met zand, in plaats van water, hebben gedoopt.
|