of de gezondheid of de krankheid, of de rykdom, of de armoede, of het leeven of de dood, dat niet begreepen is in het Besluit Gods, in de orde, welke zyne Voorzienigheid heeft vastgestelt, en eindlyk 't geen niet voortkomt uit zynen wille, en door zyn verstand.
2. Dog hier moet men zig te binnen brengen, dat het Besluit Gods nopende het Goede, de gehoorzaamheid, en het Geloof, zoodanig is leggende, dat deeze zaaken moeten blyven in de vastgestelde Orde, en volslagen onderworpen aan zynen wille, aan zyne heilzaame bestiering, aan zyn welbehaagen, en aan zyn bevel. In tegendeel heeft hy het kwaade niet besloten, nog de ongehoorzaamheid, nog het ongeloof: dat gebied hy niet, nog wil het niet, nog stuit het niet, als met het zelve te berooven, om zoo te spreeken, van zyne heilzaame bestiering, van zyn welbehaagen en van zyn bevel. De menschen vallen in dit kwaad, door eeneGa naar voetnoot(a) verleiding, welke zy hebben verdient, zonder dat daar toe aan de zyde van God iets werde toegebragt door eene heilzaame bestieringe, of door zyn welbehaagen, of door zyn bevel.
3. Al wie dan zal durven zeggen, dat God vermaak schept in 't goede dat de menschen doen, en in hun geloof; of dat hy geenen afkeer heeft van het kwaade en van 't ongeloof, of dat het goede en het kwaade van God komen, zoodanig dat God het een en het ander heeft gestuit, en egter die wil met een evengelyk welbehaagen, dees is gewisselyk een ongeloovige; want het is waaragtig, dat God het goede wil; dog op zoodanigen wyze, dat het goede hem altoos welbehaaglyk is, en het is meede waaragtig dat hy 't kwaade wil; dog op zoodanigen wyze, dat het kwaade hem altoos haatelyk voorkomt.
ô Aldergoedertierenste God, bestier onze gangen op den regten weg!Ga naar voetnoot(b)
|
-
voetnoot(a)
- * De Heer Reeland haald hier aan eenige Arabische Veerzen, dienende tot verdeediging van het Godlyk besluit en van deszelfs noodzaaklykheid enz. en eindigende met een verwerpinge der Sterrekykery. Ik kan niet begrypen, waarom M. D**. die aanteikening heeft agtergelaaten.
-
voetnoot(a)
- Kapit. VII. Ik heb gemeint, dat het denkbeeld van verleiding wat moest worden verzagt door deeze woorden, welke zy verdient hebben; want het schynt, en uit het geen dat voorgaat, en uit het geen dat volgd, dat deeze des Auteurs meininge zy geweest, overmits hy aldaar spreekt van de Verontwaardiging Gods, van deszelfs haat tegen de zoude, en van de onverschilligheid, welke hy steld tusschen de ondeugd en de deugd; de eerste hem altyd haatelyk, en de laatste hem altyd aangenaam zynde. Voor 't overige beken ik, dat hy zig niet zeer gemaklyk uitdrukt; * ('t zou beter zyn te zeggen, dat hy zig op eene gansch verwarde manier uitdrukt) dog in diergelyke gelegentheden moet men iets toegeeven aan de letter, en voor de Mahometaanen dezelve toegevendheid hebben, welke wy zelve zoo zeer noodig hebben * (in de duistere denkbeelden, welke wy van die stoffe hebben.) Het is buiten alle twyfel, vervolgd M. D**. dat, volgens de leere van den Heiligen Paulus, God zyne genaade wegneemt van de Boozen, die dezelve misbruiken, en dat hy hen laat vallen in zeer zwaare zonden, tot straffe hunner voorgaande buitenspoorigheden. En by aldien dit waar is, kan men dan niet in eenen goeden zin zeggen, dat God de zonde straft door de zonde zelve? 't Geen moet doen beeven
de gene, die door gevoelens en door een gedrag van Vrygeestery, zig ongevoeliglyk de oordeelen Gods op den hals haalen. Zie het 1ste Kapit. van den Brief aan de Romeinen. *Ik heb niets van deeze aanteikening willen aflaaten, schoon dezelve alleszins schynt te komen uit de pen van eenen Predikant, ten einde, op dat den Leezer zoude konnen afnemen, uit dit klein staakje, de manier van prediken van M. D**.
-
voetnoot(b)
- * De Musulmannen verschillen geweldig, wanneer zy genoodzaakt zyn, om reden te geven van dit artikel; dog de waare regtzinnige Leer is deeze: Alles wat in de weereld geschied, hoedanig het ook mag wezen, zonder eenige uitzondering, hangt volslagen af van den Godlyken wille, en is volstrekt onweederroeplyk. Deeze voorbeschikking aller dingen, strekt zig uit zelfs tot de alderminste en tot de aldergeringste zaaken toe; en het is onmogelyk dezelve te ontgaan, 't zy door vooruitzigt, 't zy door voorzigtigheid, 't zy door wysheid, 't zy door eenig ander middel, hoedanig het zelve ook zoude mogen wezen. De staatkunde van Mahomet, zegt men, maakte van deeze Leere een hoofd-leerstuk van Godsdienst: Waar door hy zyne nieuwe Leerlingen noodzaakte om als vertwyfelden voor het Islamdom te vegten, onder voorgeven, dat hoedanige poogingen zy ook mogten doen, voor of tegen, het egter nog meer, nog min, zoude wezen, en dat, hoe zeer zy het Besluit niet konden om verre stooten, zy ten minsten over zig haalden 's Hemels kastydingen, wanneer zy hem (Mahomet) aanzagen voor eenen Verleider. Deeze Leere word bevestigt op verscheide plaatsen des Alcorans, en onder anderen in het 3de Kapit. Dezelve is aan veele Leeraaren deezes Godsdiensts zoo hard voorgekomen, dat zy alles, wat mogelyk was, hebben gedaan, om dezelve te verzagten, door scherpzinnige onderscheidingen. Zie in de Biblioth. Orient. op 't artikel Cadba, en elders, de voorwaarden, volgens welke zy hebben getragt dezelve te doen overeenstemmen met 's menschen vryheid; de eene, door aan te haalen het kwaad gebruik der Reeden, welke zy egter willen, dat onderdaanig zy aan de eeuwige Reeden, ingevolge deeze woorden van Mahomet. ‘Gy zult nimmermeer willen, dan 't geene God zal willen;
want hy is den Heer aller schepselen.’ De andere, met te beweeren, dat men den misslag omtrent zyne Vryheid begaan niet meer kan veranderen, en dat het niet meer in onze magt is, om vry en onbedwongen te werken, na dat men daar van een misbruik heeft gemaakt, als dat een mensch nog in staat zoude wezen van te konnen zien, na dat hy al willens zyn gezigt had bedorven. Ik maak deeze gelykenisse, in plaats van die, welke van eenen Arabischen Schryver gevonden word by d'Herbelot.
|