alle op eene plaats vergaderen,Ga naar voetnoot(a) die ondervraagen, en hen rekening afeisschen van hunne voorgaande werken.Ga naar voetnoot(b)
3. En aan elk een van hen zal eenGa naar voetnoot(c) Boek worden gegeven van hunne goede of van hunne kwaade werken; aan de eene, om het zelve te houden in hunne regterhand, en deeze zullen de Goede zyn: Aan de andere, om dat te houden in hunne slinker hand, en agter hunnen rugge, en deeze zullen de zielen der Boozen zyn: Volgens welke de Alderhoogste God hen zal rigten in regtmaatigheid en billykheid; alle hunne werken in de weegschaalGa naar voetnoot(d) opweegen, zoo wel de goede als de kwaade, en alle leevendige ziele vergelden, naar het goed en naar het kwaad, dat dezelve zal hebben bedreeven.
4. Door zyne goedheid en door zyne barmhertigheid zullen 'er eenige uit de menschen in het Paradys gaan, terwyl andere ter Helle zullen nederdaalen. Dog geen een Geloovige zal eeuwiglyk in 't helsche Vuur blyven. De Musulmannen zullen alle in het Paradys gaan, na dat zy zullen hebben gedraagen straffen, die evenreedig zyn met hunne zonden. En aldus zullen de Geloovige eeuwiglyk in den Hemel blyven, en de Ongeloovige daar en tegen, na in de Helle ter neder gestort te zyn, zullen daar nooit uit komen.
5. Om nu het Geloof aan de Wederopstandinge van Vrugt te doen zyn, is het noodig, om met schrik daar aan te denken. Hy, die niet anders dan eene stille gerustheid laat blyken; hy, die deeze Wederopstandinge ontkend, of daar aan niet, als twyfelende, en in onzeekerheid, denkt; eindlyk hy, die zegt, ‘Ik vrees niet voor de Wederopstandinge, ik schrik niet voor de Helle, en ik bemoei my zeer weinig met het Paradys’, zyn alle te zaamen ongeloovigen.
ô God bewaarons voor ongeloovigheid!Ga naar voetnoot(e)
|
-
voetnoot(e)
- Kapit. VI. Dit denkbeeld van het vergaan des Weerelds is ontleent van de Christenen; dog het is zeer vermomt. * (Aldus spreekt 'er M. D**. van, den gewaanden Vertaaler van dit uittreksel. Het zelve kon al zoo wel ontleent zyn van de Sabeërs, van de Magi en van de Heidenen; dog laat ons den Heer Reeland hooren.) De Mahometaanen gelooven dat alles zal vergaan, Menschen, Engelen, Geesten, uitgenomen God. ‘Todas las cosas han de morir; es a saber Hombres, Angelos, y Demonios. Esto sarà quando la fin del mondo, y toquera Israfil la Bosina, (dat is te zeggen de Bazuine) des pues no havra ninguna cosa que tenga vida, no permanecera cosa viva, si no solo Alla Teala (den Alderhoogsten God) des pues de a quel tan espantoso sonido, que temblaran los montes deste Aldonja (dat is te zeggen van de weereld) y se pondra la Tierra Ilana, y la mar si volvera de color de sangre. El segaro, que morira, sara Azariel Melek Almaut (dat is te zeggen den Engel des doods.)’ Aldus drukt het een ander Arabisch Auteur uit; dog die in 't Spaansch is overgezet. Het teeken deezer algemeene verwoesting zal zyn het geklank van het Trompet des Engels, 't geen van stonden aan de Engelen, de Menschen en de Beesten zal doen sterven.
-
voetnoot(a)
- Dit is den zin van 't Origineel een weinig ontzwagtelt * zegt den Vertaaler. (Zeggen wy liever, zeer kwalyk ontzwagtelt. Solium 't geen hy overzettede door stoel, waarop de Troon rust, zou beeter overgezet zyn door verheeve plaats. Waarom niet meede vertaalt het overige der aanteekening van de Heer Reeland, welke zegt, dat den Talmud insgelyks den Troon Gods steld onder de 7. dingen, die geschaapen waren voor het geheel-Al? Het denkbeeld dan 't geen hier gevonden word, is door Mahomet van de Jooden ontleent.
-
voetnoot(b)
- * De Mahometaansche Schryvers zeggen, dat God eenen Geest heeft geschaapen, aan welken hy vleugelen zonder getal heeft gegeven, om den Troon te draagen. Dees Geest die den Troon draagt, dees Troon die op het water zweefd (want aldus drukt zig een Arabisch Schryver uit, die door den Heer Reeland word aangehaalt) zyn nagevolgt uit het geene gezegt word door Moses in het 1ste. Kapit. van 't Boek Genesis, alwaar hy spreekt van den Geest Gods. Ook zeggen de Jooden, dat den Troon der Heerlykheid in de lugt was, gedragen door den Geest zynes monds, en op de oppervlakte des waters.
-
voetnoot(c)
- De Mabemetaanen zeggen ons, dat God voor alle dingen heeft geschaapen de Taafel zyner Besluiten, vervolgens de Pen enz. dat deeze Taafel gemaakt is uit eene enkele Paerel, van eene onmeetelyke grootte; dat de Pen geheel en al van kostelyke gesteenten is, dat uit de
spleet deezer Pen het licht afvloeid, even gelyk uit de onze inkt voortkomt; dog dit alles moet niet worden opgenomen, dan voor zinnebeelden, dienende om op eene deftiger wyze het eeuwig besluit Gods te verbeelden enz. Een algemeen gebruik by de Oostersche volkeren doorgaans. Aldus spraken de Jooden by leenspreuk over de Tien Geboden, welkers Taafelen gemaakt zyn van Saphier steen, en geschaapen zyn eer dan den Hemel en de Aarde enz. De Heidenen hebben diergelyke Leenspreuken meede gebruikt: tot getuige verstrekt Ovid. Metam. Lib. XV. vers. 809.
- Cernes illic molimine vasto
Ex aere & solido rerum Tabularia ferro:
Quae neque concussum Caeli, neque fulminis iram
Nec metuunt ullas, tuta atque aeterna, ruinas.
Invenies illic incisa adamante perenni
Dat is te zeggen. ‘'t Is aldaar dat gy vinden zult de Taafelen van Kooper en Staal, een werk van een onbeg ypelyk maaksel, dat nog de schuddingen des Hemels, nog de verbolgentheid van den Blixem, nog de verwoestinge des Weerelds heeft te vreezen, vermits dezelve van eene eeuwige geduurzaamheid zyn. En aldaar is het, dat gy met onuitwischbaare letteren gegraveert zult vinden het nootlot aller uwer Nakomelingen.’ enz. 't Is Jupiter, die aldus tot Venus spreekt, om haar te vertroosten, over de dood van Julius Cesar.
-
voetnoot(d)
- * Het eerste reedelyk schepsel, dat hy zal opwekken, volgens het gevoelen der Mahometaanen, zal zyn den Engel Israfiel, die met de Bazuine zal blaazen, om de zielen in de lichaamen weder te roepen. Den eersten Mensch, die op de aarde zal worden opgewekt, zal Mahomet zyn. Den doorlugtigen en geestigen Vertaaler vind hier zeer veel, dat gelykt naar eenige plaatsen des Nieuwen Testaments, en zie hier 't geen hy zegt.) Dit is onze Heilige Schriftuur nagevolgt. Zie Matth. XXIV. 31. alwaar gesprooken word van de Engelen met de Bazuinen, en in den Isten Brief aan de Thess. Kap. IV. alwaar gewag word gemaakt van de stemme des Archangels, die met de Bazuine Gods nederdaalen zal uit den Hemel, en het teeken geven van de Wederopstandige. Dog wat hier ook van zy, de Mahometaanen gelooven ook, dat alle de dieren der aarde, des hemels en der zee zullen worden opgewekt, om te worden gestraft over het kwaad dat zy zullen hebben bedreeven, en om vervolgens tot stof te worden vermaalen, behalven den Ezel van Ezdras, de Kemel van Mahomet, en eenige andere dieren, die in het Paradys zullen gaan.* Voor het overige is het noodig den Leezer te onderrigten, dat de dieren des Hemels van den Vertaaler, de Vogelen zyn. Ook ziet men uit deeze plaats, dat de Engelen en de Geesten sterven, overmits dezelve meede deelagtig zyn aan de Weederopstandinge.
-
voetnoot(e)
- Alhoewel wederopwekken en verleevendigen of leevendig maaken eene en dezelve zaak beteekenen, schynt het egter dat dees Auteur
daar onderscheid in maakt, en dat kon uitkomen op 't geene, dat volgd. Weder opwekken zal bestaan in 't zamenvoegen der verstrooide beenderen en ledemaaten aan hunne eigene lichaamen, de zielen weder vergaderen enz. En tot deeze weder vereeniging zal Israfiel het teeken geven door 't geklank der Bazuine. Laat ons vooronderstellen, dat leevendig maaken, een woord van enerlei beteekenisse, zal beduiden, leeven en verstand geeven.
-
voetnoot(a)
- * Om aldaar langen tyd bewaart te worden (en mogelyk geduurende veele Eeuwen) voor het Oordeel, door de Engelen, voornamentlyk daar toe afgezonden, ten einde op dat niemand ontsnappe. Aldaar zullen de Godloozen den voorsmaak hebben hunner eeuwige straffen enz. Eenige Musulmannen verbeelden zig, dat de verzaameling der zielen geschieden zal in Syrië.
-
voetnoot(b)
- Dat is te zeggen, dat God in deeze algemeene verzaamelplaats van alle schepselen, zal beveelen aan alle menschen, goede en kwaade, dat zy zullen hebben reekenschap te geven van hunne werken, beginnende met de Mahometaanen, van welke 'er zevenmaal honderd duizend zaalig zullen worden, zonder eenige reekenschap te geeven, zoo als men Mahomet doedt zeggen. (Let alhier wel op de bekwaamheid des Vertaalers, die septuagies mille overzet zeven honderd duizend, in plaats van 'er zeventig duizend van te maaken. En dit is dien Vertaaler van Plinius den Natuurkundigen!) De Heer Reeland voegd 'er by in die zelve aanteikening, dat de ondervraaging veel zagter en veel gemaatigder zal toegaan voor de gene, die met opmerkinge zullen hebben geleezen het 69ste. Kapittel van den Alcoran. Dat Kapittel word genaamt het onfeilbaare, een bynaam, gegeven aan den dag des Oordeels. Zie Sales Overz. des Alcorans.
-
voetnoot(c)
- Dat is te zeggen, eene lyst van hunne goede en van hunne kwaade werken. De Regtvaardige zullen dat boek in de regter hand houden, dat is eene zinspeelinge (zegt den doorzigtigen Vertaaler) op de verbloemde beschryvinge van den dag des Oordeels, welke gevonden word in het XXV. Kapit. van Matth. en alwaar de regter hand de plaats van eer is. In tegendeel zullen de Boozen hunne Lyst in de slinker hand houden, overmits, naar 't zeggen der Mahometaanen, der Boozen en der Godloozen regter hand gebonden zal zyn, als van misdaadigers: Waar op ook past, 't geen gezegt is, dat zy hunne lyst agter hunnen rug zullen houden, als albereids verweezen zynde.
-
voetnoot(d)
- Dit zal komen uit te leveren driederlei soorten van Persoonen, die geoordeelt zullen worden. 1. De waare Vroomen, welkers goede werken in de weegschaal opgewoogen, zoo in gewigt, als in getal, het zullen ophaalen boven de kwaade, uit hoofde van welke zy aanstonds zullen genieten de gelukzaligheden des Paradys. 2. De Boozen, welkers kwaade werken zwaarder zullen wegen dan de goede, en welke, uit deezen hoofde, zullen gaan naar de Helle: En eindelyk 3. de gene, welkers goede en kwaade werken gelyk zullen zyn in getal en gewigt. Deeze laatste zullen blyven in eene zeekere plaats tusschen het Paradys en de Hel, tot der tyd toe, dat zy zullen worden toegelaaten tot de welgelukzaligheden des Paradys, op de
voorbiddinge Mahomets. Daar zyn Mahometaanen die niet gelooven dat 'er straffen zyn die eeuwig zullen duuren, vermits dezelve hen schynen niet overeen te konnen worden gebragt met de goedheid Gods. Zie Chard. IV. Deel Bladz. 24. van den Druk van 't jaar 1735. in 4to.
-
voetnoot(e)
- * Ik gaa alhier verhaalen het gevoelen der Mahometaanen over den staat der zielen en des lichaams voor de Wederopstandinge, en de teekenen, die, volgens hun gevoelen, deeze Wederopstanding en laatste oordeel moeten voorgaan. In de eerste plaats zeggen zy, aangaande het lichaam, dat zoo haast het zelve in 't graf is gelegt geweest, het door twee zwarte Engelen ondervraagt is, die het zelve voor zig overeind doen staan, en het ondervraagen, aangaande deszelfs geloof enz. even als of het een leevendig mensch was. Zoo het op die ondervraaging anders antwoordt, dan het behoort had, word het door die Engelen zeer kwalyk gehandelt, wordende van hen geslaagen met yzere haamers, op het hoofd, en rondom de tempelen; dog zoo het antwoordt op zyn waaragtig Musulmans, staat men het toe, om weder te gaan nederleggen en te rusten in vreede. Zy bouwen die ondervraaging op de Overlevering, en op twee plaatsen in den Alcoran, Kapit. 8. en 47. welke plaatsen met deeze woorden beginnen. De Engelen zullen hen doen sterven, en zullen hen in het aangezigte en op den rug slaan. Hierom draagen de alderregtzinnigste of de alderbygeloovigste Musulmannen groote zorg, om diepe kelders te doen maaken, ten einde om zig aldaar des te gemakkelyker te konnen overeind houden, wanneer zy die ondervraaging der zwarte Engelen moeten ondergaan. Dit gevoelen is ontleent van de Bygeloovigheid der Rabynen in het Joodendom, welke aan een eenigen Engel des doods toeschryven de bedieninge, die de Mahometaanen onder hunne beide zwarte Engelen Monkir en Nakir verdeelen, gelyk zulks kan worden nagezien in de Joodsche Synagoge van Buxtorfius Kap. 49. Voor de rest, antwoorden de eene en de andere zoo zy best konnen, op de
tegenwerpingen, welke men hen doedt, ten aanzien dat de lichaamen van verscheide persoonen worden gesloopt, 't zy door 't vuur, 't zy door de wilde beesten enz. Aanbelangende nu de ziel, zeggen de Musulmannen, dat, na dat zig dezelve geheel en al van het lichaam heeft afgescheiden, zy overgaat naar Al-Berzakh, 't geen gemeenlyk overgezet word door het woord tusschentyd of afscheiding. Vervolgens is Al-Berzakh een middel staat, tusschen de dood en de wederopstanding. Men kan op dit onderwerp nazien eene aanteekening van d'Heer Sale op het 23ste Kapit. van den Alcoran: Dog welk denkbeeld kan men zig vormen van dit Al-Berzakh? Zy zeggen, dat na de dood twee Engelen voor de zielen der waare Geloovigen gaan, en hen geleiden naar den Hemel, alwaar hen plaatsen zyn bereid, naar hunnen rang, en naar hunne verdiensten. Behalven dit, onderscheiden zy de zielen der Geloovigen in drie Classen, welke zyn, die der Profeeten, die der Martelaars, en eindlyk die der gemeene Geloovigen. Alleen de Profeeten gaan naar het Paradys, zoo haaft zy verscheiden zyn; dog de zielen der Martelaars gaan niet van stonden aan derwaards. Mogelyk moet men, als leenspreukig, verklaaren het verblyf, 't geen men zegt, dat dezelve houden in den strot van zeekere vogelen, die niets anders dan vrugten uit het Paradys eeten. Aangaande nu de zielen van de derde Classe, welkers getal oneindig maal grooter is, dan dat van de twee eersten; de eene gelooven, dat dezelve zig onthouden by de graven, met die vryheid egter, van te konnen gaan en komen, wanneer 't hen beliefd: andere beweeren, dat zig dezelve begeeven naar Adam, in de alderlaagste verdieping des Hemels. Andere wederom verbeelden zig, dat dezelve nederdaalen in den Put Zem-Zem, terwyl de zielen der ongeloovigen nedergestort leggen in den Borhut, dat eene
morssige en modderige plaats is in eene Provincie van Arabië. Zommige willen, dat de zielen alleenlyk geduurende den tyd van zeven dagen zig ophouden by de graven, waar na men niet kan zeggen waar dezelve bewaart worden. Daar zyn 'er, die dezelve doen verblyven in de Bazuine, die den laatsten dag zal aankondigen: 't Geen niet moeylyker is, dan alle de zielen van het geheel-Al te draagen op de punt van eene naalde, overmits de zielen geene plaats beslaan. Eindlyk zyn 'er die gelooven, dat de zielen der Geloovigen by den troon Gods zyn, onder de gedaante van witte vogelen. Aangaande de zielen der Boozen, de Engelen, waar van wy gesproken hebben, bieden dezelve terstond aan den Hemel aan; dog die weigerd hen te ontfangen, vermits hy niets, dat onzuiver is, kan verdraagen. Vervolgens bieden zy die aan de aarde aan, welke hen insgelyks afslaat. Alsdan werpen zy dezelve in eene stinkende gragt, of, volgens eene Mahometaansche Traditie, die buiten twyfel leenspreukig is, verzekerd den Engel dezelve onder 't kinnebakken van Satan. Aldaar staan zy op de lyst der gevangenen, tot op den dag des laatsten Oordeels, niet zonder daar uit te staan de aldervreesselykste folteringen, geduurende den ganschen tyd hunner gevangenisse.
Dit brengt my natuurlyker wyze tot de wederopstandinge. Eenige Mahometaanen hebben gelooft, dat de wederopstandinge zuiver geestlyk was. Zy zeiden dat die wederopstandinge niets anders was, dan eene wederkeering der ziele tot haar eerste verblyf (namentlyk tot dat, 't geen zy door het besluit Gods verlaten had, om een menschelyk lichaam te gaan bewoonen) dog het algemeen gevoelen is, dat het lichaam en de ziel te gelyk zullen weder opstaan. Dog hoe is het mogelyk, dat een lichaam, zedert zoo langen tyd gesloopt, en, om zoo te spreeken, door oneindige omwentelingen der stoffe, vernietigt, wederom zal opstaan? Mahomet, en de Jooden al voor hem, hebben vooronderstelt een eerste onbederflyk zaadkeentje in 't lichaam, een zuurdeessem, om zoo te spreeken, rondom welk, en door middel van welk, de gansche klomp des lichaams haare oude gedaante weder aanneemt. Volgens 't gevoelen der Jooden blyft het been, dat Luz genaamt word, van het lichaam overig, en diend tot een grondslag voor 't gansche gebouw; en volgens de Mahometaanen is 't dat zelve 't geen zy Al-Ajb noemen, by de ontleedkundigen bekend onder den naam van Coccyx, 't geen onder het Os sacrum is.
De Mahometaanen zyn 't met de Christenen eens, dat den tyd deezer wederopstanding geheel en al aan de menschen onbekend is. Egter stellen zy teekenen en voorbeduidselen, waar door men zal konnen weten, dat de wederopstanding aanstaande is. Het doedt 'er niets toe, onder 't getal der voorloopers van dat groot geval te stellen, zoo als men hen zulks toeschryft, het verval der goede trouw, de verheffing der ondeugende menschen, de graaden van verwandschap door bloedschande verwardt; opschuddingen, muiteryen en oorlogen, eene bekneependheid des herten, welke de menschen zal aanzetten om vieriglyk te verlangen naar de dood, en zelfs om de handen aan hun eigen leeven te slaan, den opstand der Provinciën onder de gehoorzaamheid van 't Mahometaandom zynde enz. zulks alles, zeg ik, doedt 'er niets toe: Van alle eeuwen af heeft men zoodanige buitenspoorigheden gezien, en vervolgens konnen die teekenen de wederopstandinge niet net bepaalen. Dog zie hier de gene, welke deszelfs aannaderinge beeter en op eene verschrikkelyke wyze, zullen te kennen geeven. De Zon zal in 't Westen opgaan, een vreesselyk wanschepsel zal uit de aarde voortkomen, en zig vertoonen in den omtrek des Tempels van Mekka. Dit wanschepsel, 't geen zy zoo grouwzaam afschilderen, als zy maar eenigszins konnen, en 't geen wel een nabootsing kon zyn van het Beest in de Openbaaringe van Johannes, zal de Geloovigen en de Ongeloovigen teekenen tegen den dag der wederopstandinge, de eersten met den naam van Mumen, dat is Geloovigen, en de andere met dien van Cafer, dat is gezegt Ongeloovigen.
Eertyds stelden de Mahometaanen onder 't getal der baarblykelyke teekenen van de wederopstandinge den Oorlog tegen de Grieken, en 't inneemen van Constantinopolen, door 700000. Geloovigen uit de Nakoomelingen Abrahams, voor welken de muuren deezer hoofdstad moesten om verre vallen, op het uitroepen van het Formulier der Eenigheid Gods: Dog Constantinopolen is wel ingenomen; maar egter is 'er geene wederopstandinge geweest. Laat ons overgaan tot andere voorbeduidselen, welke zyn de komste des Antichrists, welken de Mahometaanen noemen met eenen naam, die beteekend Valschen Christus; den waaren Cyclops, vermits hy maar een oog zal hebben, en op zyn voorhoofd te leezen moet staan Cafer. Dees Antichrist zal eerst te voorschyn komen in Syrië, zittend' op een Ezel, en gevolgt wordende van meer dan zeventig duizend Jooden; waar uit men ziet, dat het noodlot van die Natie is, om op denzelven voet te worden aangezien by de Mahometaanen als by de Christenen, naamentlyk voor zeer bekwaam om zig te laaten verleiden door valsche Messiassen.
Jesus-Christus zal nederdaalen op der aarden in het Oosten en omtrent Damascus. Hy zal het Mahometaandom aan 't geheel Al aankondigen, en de ongeloovige Jooden verdelgen. De vreede en den overvloed zullen het deel der Geloovigen zyn; Leeuwen, Beeren, Wolven, Lammeren en Schaapen zullen te zamen nederleggen en te zaamen weiden. Aldus passen zy op Mahomet toe die Profeetië van Jesaïas, die op niemand, dan op Jesus-Christus, ziet. Gog en Magog zullen eenen verschrikkelyken inval doen onder de Geloovigen van het Islamdom, eenen inval des te vreesselyker, om dat de Mahometaanen Gog en Magog voor Ogres en menschen-eeters houden. Eene dikke wolke zal de gansche aarde bedekken; daar zal eenen groote verduistering in de Maan zyn, en zelfs meer als eene, volgens zommige Traditiën, naar welkers voorgeven Mahomet dit zoude hebben voorzegt. Eindlyk, men zal de beesten hooren spreeken, en zelfs de onbezielde dingen. In de Provincie van Heijaz zal het vuur uit de aarde uitbersten. De Ethlopiërs zullen de Ca'aba verwoesten, en de Arabiërs zullen in verzoekkinge komen om weder te keeren tot hunnen Afgoden-dienst. Een geweldigen wervelwind zal alle de zielen der Geloovigen opnemen, en zelfs den Alcoran; zoo dat de onweetendheid, de bygeloovigheid en de Godloosheid op haar hoogsten top zullen zyn, geduurende de honderd jaaren dielde wederopstandinge onmiddelyk zullen voorgaan: Waarna de Bazuine drie werf zal worden geblaazen: Op welkers eerste geklank de gansche Natuur verbaast zal staan, de aarde op haare grondvesten geschudt worden, de bergen overhoop zullen worden geworpen, de Hemelen zullen versmelten, de Zon zal haar licht verliezen, en de Sterren zullen nedervallen, niet meer ondersteunt wordende door de Engelen, die op dien eersten dag zullen
sterven. Het tweede geluid der Bazuine word genaamt het geluid des doods, overmits alle leevendige schepselen alsdan zullen sterven of vernietigt worden. Van het tweede geklank tot het derde, 't geen dat der wederopstandinge is, zal 'er een tusschentyd zyn van veertig jaaren. Ik zal niet spreeken van de langduurzaamheid van den dag des oordeels, welke in het 32ste Kapit. des Alcorans gezegt word te zullen zyn van duizend jaaren, en in het 70ste van vyftig-duizend, 't geen eene openbaare tegenstrydigheid is, welke de uitleggers des Alcorans, zoo goed als 't hen doenlyk is, verklaaren; zoo als men dat zien kan in de Voorreeden van de Heer Sale, en in zyne Aanteekeningen over die twee Kapittelen. Zie ook Vader Maracci in zyne wederlegging van het 32ste Kap. des Alcorans. De wederopstandinge zal zoo algemeen zyn, dat niet alleen de Menschen, de Engelen, de Geesten, maar zelfs de Beesten zullen worden opgewekt. Ten minsten is dit het gevoelen van een groot getal Mahometaanen, die de wederopstandinge der Beesten willen bewyzen uit het 81ste Kapit. des Alcorans. Dat deeze wederopstandinge heerlyk zal zyn voor de Vroomen, en schandelyk voor de Boozen, is 't geen de Christenen zoo wel gelooven als de Mahometaanen. Zie hier de byzonderheden welke 'er de laatstgemelde van zeggen: De menschen zullen naakt opstaan, zonder dat 'er aan hunne lichaamen zal zyn het aldergeringste gebrek. Zoo zal 'er dan ook de voorhuid aan wezen, hoe zeer dezelve door de besnydenis daar van was afgesneeden: Dog dit gevoelen is zoo algemeen niet, of daar is een groot getal, die gelooven, dat de dooden weder zullen opstaan met die zelve kleederen, waar in zy waren, toen zy stierven; en dit gevoelen is afkomstig van de Godgeleerdheid der Rabynen. Daar zou nog al vry wat anders, nopende deeze stoffe, alhier te zeggen vallen; als, by voorbeeld,
op welke wyze de menschen zig zullen begeeven naar de plaats des oordeels; van de tien ordes der Verdoemden, en van de ysselyke pynigingen, welke zy zullen moeten lyden, terwyl zy hunne verdoemenis afwagten; van het geen men ons verhaald nopende de vraagen welke aan een ieder zullen worden gedaan, en de reedenen, welke zy zullen bybrengen om zig te verontschuldigen; van de wyze hoe het lichaam en de ziel zig onderling voor God zullen beschuldigen en pleiten om vry te worden gesprooken van het kwaad, 't geen zy zullen hebben bedreeven. Dog God zal hunne reedenen verwerpen, en zy zullen geen ander lot hebben als een blinden, die rad en wel te pas zynde, op den grooten weg ging steelen door hulp van eenen lammen, dog die een goed gezigt had, en welken hy op zyne schouderen droeg.
Al wat wy daar gezegt hebben, zal dienen konnen tot verklaaringe van het 4de en 5de Artikel van de Geloofs-belydenisse der Mahometaanen.
|