Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6

II.
Van den Profeet Mahomet, en van zynen Alcoran.

Het tweede Artikel en deszelfs voornaamste reedenen: Men moet met het herte gelooven en met den mond belyden, dat den Alderhoogsten God, na zig door de oude Profeeten aan de Menschen te hebben geopenbaart, ons eindlyk heeft gezonden zynen uitverkorenen, den welgelukzaaligen Mahomet, met de heilige en Goddelyke Wet, welke hy geschaapen had door zyne^(c) genaade, en welke begreepen is in den eerwaardigen Alcoran, die ons van zynen 't weege is ter hand gestelt.

't Is door dit heilig Boek dat God alle de voorgaande Wetten heeft afgeschaft, en dat hy de Volkeren en Natiën uit hunne twyfelingen en dwaalingen heeft getrokken, om dezelve te brengen tot een bestendig en geduurzaam geluk. Hierom

(c) Art. II. Den Auteur toond, dat hy geloofd, dat den Alcoran geschaapen is, tegen het gevoelen des Mahometaanschen Catechismus; als welke deszelfs scheppinge ontkend.

[p. 116]

zyn wy verpligt, stipt op te volgen deszelfs Leerstukken, gewoontens, en plegtigheden; en alle andere Secten of Godsdiensten, hoedanige dezelve ook mogen zyn, voor of na deeze laatste openbaaringe, te laaten vaaren. Dit Artikel onderscheid ons, en zonderd ons af van alle soort van Afgodery, van alle mengelmoes der Leugen, van alle valsche Profeetiën, en van alle gemeenschappen, Godsdiensten of Secten, die van de onze verschillende, of dwaalende, of afgeschafte, of breeduitgemeetene, zonder geloof of waarheid zyn; zoo als zulks daaglyks blykt door de^(a) verschillende denkbeelden der ongeloovigen, die van hunne gebruiken en Inzettingen afzien, na dezelve te hebben ingestelt; die hunne gronden alle oogenblik veranderen, vermits zy onkundig zyn van de goedheid Gods, en zelve^(b) hunne eigene plegtigheden onteeren door geduurige nieuwigheden en hervormingen.

(a) Dees neep, welken den Auteur hier aan de Christenen der laatere tyden geeft, doed my vermoeden, 't geen ik albereids gezegt heb; dat het een werkstuk eens Verloochenden is, die niet kan nalaten zyne gal uit te braaken, tegen de gene, waar van hy is afgegaan.

(b) Hier doen zig eenige leevendige trekken op tegen de superstitiën der Roomsche Kerk, waar in men bespeuren kan het penceel van eenen overlooper en Verloochenden.