Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§ XIII.
| |
[pagina 99]
| |
Eindelyk moet ik nog berigten, dat, als wanneer ik Mahomet, Salich, Dulkehhel en andere Profeeten noeme, ik volgens het gevoelen der Mahometaanen spreek. Van gelyken, wanneer ik zegge dat Mahomet de beide Mariaas in zynen Alcoran niet heeft verwardt, meine ik daar meede Maria de Zuster van Moses, en Maria de Moeder van Jesus: Want aangaande de gedagten zelve van Mahomet, wy konnen die niet anders, dan uit zyne Schriften weeten, en het blykt geenszins, dat hy deeze beide persoonen in zynen Alcoran heeft onder een gemengt: ten minsten geloof ik niet, dat men zulks aan een eenigen Mahometaan zal goed maaken, als welke standvastiglyk het tegendeel zal staande houden. Ik zou egter wel wenschen, dat het mogelyk was zulks te bewyzen, om redenen, dat dit alleen genoeg zoude weezen, om aan den Alcoran alle gezag te beneemen, en hem te doen doorgaan voor een boek van menschelyke uitvindinge. Ik weet wel, dat 'er geen Christen is, die daar aan twyfeld: Dog heel anders is 't geleegen met de Mahometaanen, als welke niet als des te hardnekkiger en des te moediger worden, wanneer ze bespeuren, dat het ons ondoenlyk is, hen te konnen wederstand bieden ontrent een artikel, dat ons voorkomt als van het uiterste gewigt. |
|