Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§ VII.
| |
[pagina 86]
| |
de kragt der vooroordeelen. Dog waar aan is men zulks meestentyds verschuldigt? Aan de luiheid, en aan verkeerde letter-oeffeningen. Ziet men dat een jongeling, tot de Godgeleertheid geschikt, grooten lust betoond om de Leere van Mahomet in den grond te kennen, men doedt hem zig oeffenen in hetGa naar voetnoot(a) Kort begrip der Geschil-stukken van Hoornbeek, alwaar 'er zoo en zoo van word gehandelt; of in de Verwarringe der Mahometaansche Secte van Jan Andreas Maurus; of in de Godgeleerde onderwyzingen van Forbesius, of in het Boek van Ommius, genaamt Het Turkdom klaar ten toon gestelt; of eindelyk in den Alcoran door Robbert de Retz vertaalt, of in andere, die, over deeze stoffe schryvende, vervallen zyn in groveGa naar voetnoot(b) misslagen, om 'er niets ergers van te zeggen: Dog men waarschouwd dien jongeling niet, dat hy niet kan nalaaten 't Arabisch te leeren, en Mahomet in zyn eigen taal te hooren, zoo hy anders in staat wil wezen, om deszelfs Leere te kennen, en dezelve naderhand te wederleggen; dat hy, wat meer is, de Arabische Schryvers moet leezen, en zelfs zig geduurig daar in oeffenen, dat hy eindlyk zig moet gewennen om door zyne eigene oogen te zien, en niet door die van andere. Men verschoond zyne luiheid en onweetenheid met te zeggen, dat het Mahometaandom niet de pyne waard is, om te worden onderzogt; dat het niet anders als tyd-verlies, en zig zonder vrugt kwellen, is, de ongerymdheden van den Alcoran, en de iedele droomen van eenen rampzaaligen Geestdryver, na te speuren. Den Alcoran van Mahomet, zegt met goeden ernst de E.V. Dom Martin Alphonsus Vivaldo, Auteur van het Boek genaamtGa naar voetnoot(c) de Goude Kandelaar van Gods Heilige Kerk, te weten Jesus-Christus, in dezelve aanteikeningen welke wy albereids hebben aangehaalt op het werk van Dom Pedro de la Chevallerie, moet geenszins worden geleezen; dat boek is in allen deele te verwerpen, en men moest het in 't vuur werpen, ja ik ben zelfs van gedagten, dat men op die wyze moest leeven met alle de afschriften, welke men van die beestagtige vrugt kan bekomen, om denzelven uit de geheugenisse der menschen uit te wisschen. Dog laat ons ronduit zeggen, dat de Mahometaanen geenszins zoo buitenspoorig zyn, als wy ons zelven wel verbeelden; want behalven dat de gezonde reeden plaats heeft in alle Landen en onder alle lugtstreeken, kan ik onmogelyk gelooven, dat een Godsdienst, die zulke verbaazende voortgangen heeft gemaakt in Asië, in Africa, en zelfs in Europa, zoodanig ontbloot zoude zyn van denkbeelden, bekwaam om de menschen in te nemen, of zoodanig ongerymd, als het meerengedeelte des Christendoms dezelve doorgaans uitkryt: (zelfs zeg ik, dat denzelven zig lofwaardig heeft gemaakt, door den uiterlyken schyn van waarheid) schoon ik egter toestaa, dat hy zeer kwaad is, dat hy behoorde tot een afgryzen te zyn voor de waaragtige Christenen, en eindlyk, dat hy eene pest des Christendoms is. Hy is dan, ik zeg het nogmaals, afschouwelyk; en niets is waaragtiger: Dog wat moet men dan daar uit besluiten? Dat men zig de moeite niet moet geven om dien te kennen? Een schoon besluit! Even als of men zyn best niet moest doen, om de streeken en konstenaryen des Duivels te ontdekken, ten einde, om zig voor dezelve te wagten. Ganschelyk het tegendeel; ik ben van gedagten, dat men met de alderuiterste vlyt moet arbeiden, om eenen Godsdienst te kennen, welken de Christenen nooit anders hebben opgenomen, als voor eenen vleeschelyken, en even daarom gansch gevaarlyken Godsdienst. Voor 't overige, om overtuigt te zyn, dat het Mahometaandom minder belachelyk is, en minder aanloopende tegen de gezonde Reeden, als men zulks wel door de bank onder de Christenen geloofd, behoeft men slegts het volgende van den Abt Maracci te leezen. ‘Geloof my (zegt hy in de Voorreeden zyns Voorberigts over den Alcoran)Ga naar voetnoot(d) de zaak is niet zoo als ze word voorgegeven; daar is meer fenyn | |
[pagina 87]
| |
in die Secte, als zig de gene verbeelden, die ze niet als gedeeltelyk, en uit het verhaal van zommige weet-nieten kennen. Want anderszins, waar zoude dog van daan komen die overgroote meenigte van menschen uit alle Natiën, niet alleen onder de Heidenen die nog overig zyn, maar zelfs onder de Jooden, de Christenen, ja zelfs onder de Geestelyken onzer Kloosters, die zig daaglyks in het Mahometaandom werpen. Dat komt door de Vrygeestery, zal men zeggen, welke hen daar naar toe trekt. Dit kan wel zoo wezen, ten opzigte van zommige; dog ik ben egter van gedagten, dat 'er eenige andere beweegreeden is, die zig daar onder mengd, en die hen bedriegt door den uiterlyken schyn van 't goede en van 't waaragtige. Want men moet zig voorstellen, dat deeze Secte, zy zy zoo ondeugend en zoo superstitieus als ze mag, egter heeft behouden al wat meest aanneemlyk en meest waarschynlyk is in den Christelyken Godsdienst, benevens alles wat ons gelykformig voorkomt met de Wet der Natuur, en met het licht van de Reeden. Zy heeft uit haar geloof verbannen alle die verborgentheden des Evangeliums, die ons in het begin ongelooflyk en onbegrypelyk voorkomenGa naar voetnoot(a) zoo als zy ook uit haare zeedeleer verworpen heeft, alle die lastige en voor 't Menschdom moeyelyke geboden, welke aldaar worden gevonden; en daar door heeft ze, zoo als men ziet, weggenomen twee groote hinderpaalen, welke den waaragtigen Godsdienst doorgaans in ons ontmoet, te weten de eene van den geest, en de andere van het vleesch; waar door het komt, dat de heedendaagsche HeidenenGa naar voetnoot(b), die genoegzaam bereid zyn, om hunnen Afgodendienst vaarwel te zeggen, veel schielyker en veel gemaklyker de Mahometaansche Wet omhelzen, als de Wet des Evangeliums; eene zaake, die daaglyks alzoo staat te gebeuren, 't en zy de Zendelingen, welke men tot derzelver bekeeringe afschikt, goed tydsGa naar voetnoot(c) voorzien zyn van zeekere heilzaame raadgevingen, welke men hen zoude konnen geven..... Den Abt verklaard zig nog duidelyker in zyne voorreden, aan 't hoofd van zyne Wederlegginge des Alcorans: ‘Zoo door de Reeden als door de ervarentheid, zegt hy, heb ik altyd gelooft, dat den Alcoran en 't Evangelium aan de ongeloovigen voorgestelt zynde, de- | |
[pagina 88]
| |
zelve altoos den eersten boven het tweede zullen verkiezen, 't en zy men hen bevoorens aantoone, zoo wel de waarheid en de Godlykheid van 't eene, als de bedriegeryen en de leugenen des anderen: Want zoo men enkel en alleen staan blyft op de Leere, is 'er geen twyfel aan, of het Boek van Mahomet zal, met den eersten opslag, aan den Geest vertoonen al zulke denkbeelden, als gelykformig zyn met de Reeden, en inzonderheid met zulk eene Reeden, die verdorven is en eene vyandinne der Verborgentheden; als by voorbeeld, dat 'er maar een God is, Alweetend en Almagtig, Schepper en Bestierder van alle dingen, en die niets gemeen heeft met de schepselen; dat men dien geduuriglyk en vieriglyk moet aanbidden; dat men mild moet zyn tegen de arme; heilige Pelgrimaadjen doen; het vleesch dooden door Vasten; regt doen en Geregtigheid; Maatigheid, Goedertierendheid, Godvrugtigheid, en alle andere huislyke enGa naar voetnoot(a) burgerlyke deugden oeffenen; niemand beleedigen; maar zig zorgvuldig wagten van steelen, doodslaan, overspel bedryven, en van alle andere misdaaden, hoedanige die ook mogen wezen; dat men de dingen deezer weereld moet veragten, als onzeekere en voorby gaande; en zig voornamentlyk houden by de goede werken,Ga naar voetnoot(b) welkers vrugt nooit vergaat; eindelyk, dat wy alle eenmaal rekenschap aan God moeten geven van ons gedrag; dat de Goede in den Hemel zullen vinden hun eeuwige welwezen, bestaande in het genot van zulke goederen, naar welke de Natuur het aldermeest reikhalst; en de Kwaade in de Helle eene straffe zonder einde. Alle deeze Leerstukken en andere diergelyke zyn verspreidt in den AlcoranGa naar voetnoot(c), en wat aangaat het uiterlyke, veel aannemelyker, als zeekere Leeringen des Evangeliums: Want als wanneer aan de andere zyde een Heiden uit den mond onzer Zendelingen komt te hooren, dat de eenige waaragtige God, welken men hem verkondigd, is een en drie; dat een God is mensch geworden, dat hy arm is geweest, dat hy geleden heeft, dat hy gekruissigt is, dat hy gestorven en begraven is;Ga naar voetnoot(d) dat 'er een groot Mirakel geschied in de Verborgentheid des Avondmaals; dat het Sacrament van Penitentie volstrekt noodzaaklyk is; dat de EenwyvigheidGa naar voetnoot(e) (de eenheid des huwelyks) onnalaatelyk, en deGa naar voetnoot(f) knoop van dien heiligen band onverbreeklyk is; dat het leeven een gestaadig kruis moet zyn; dat men zelfs zyne vyanden moet goed doen, en zyne hoogste gelukzaaligheid stellen in die zaaken, welke nog het oog gezien, nog het oor gehoort heeft, en welke nooit in het hert eenes menschen zyn opgekomen; en andere diergelyke waarnemingen, die 't begrip van 't menschelyk verstand te boven gaan, of die zeer moeyelyk, zoo niet onmogelyk, zyn voor onze gesteltheid en voor onze natuurlyke zwakheid: Als wanneer, zeg ik, een Heiden komt te hooren alle deeze heerlyke zaaken, en die gaat vergelyken met de Leere des Alcorans, zal men wel haast gewaar worden, op welke zyde hy zig zal begeeven. |
|