§ VI.
Vergelyking van denzelven Vivaldo, tusschen de Mahometaanen en de Roomsch-Catholyken.
Ik ben wel verzeekert, dat dees goede Vader niet alleen zeer in zyn schik is geweest met deeze gelukkige Vergelyking; maar dat hy zelfs zig heeft ingebeeldt, dat 'er geen antwoord of wederbeschuldiging van onze zyde op zoude vallen. Spreeken wy andere taal; hy is, gelyk men zegt, in zyn eigen zwaard gevallen; hy heeft het geheim der konst gevonden, maakende naderhand zelf de vergelyking der Leere van zyne Kerk met die der Mahometaanen. Dog volgens die vergelyking zyn wy alle te zamen, zoo wel den een, als den ander, Leerlingen van Mahomet. Om daar van des te beeter overtuigt te zyn, en ook, ten einde om niet beschuldigt te worden van daar ontrent met bedrog om te gaan, zal ik alhier aanhaalen de eige woorden van dien Schryver: Zynde zulks des te noodzaakelyker, vermits zyn boek niet als zeer zelden word gevonden. Laat ons ter goeder trouw bekennen, dat dat verlies niet zeer groot is. ‘Hy zegt dan, dat 'er verscheide zaaken zyn, waar in de Mahometaanen zeer na aan de Roomsch-Catholyke Christenen komen. In de eerste plaats; zy bidden den waaren God aan, en by gevolg zyn zy geene Afgoden dienaars. Schoon zy ontkennen dat Jesus-Christus de Zoone Gods is, zien zy hem egter aan voor eenen zeer grooten Profeet, na welken 'er geen een eenigen onder de Jooden meer is geweest. Zy staan toe, dat Jesus-Christus is ontfangen, door toedoen des Geests Gods, en dat hy gebooren is uit eene Maagd, zonder toedoen eens menschen; dat hy van God ontfangen heeft de kragt om Mirakelen te doen, de menschen van hunne krankheden en zwakheden te geneezen, de Duivelen uit te werpen, de dooden op te wekken, en in 't algemeen alles te doen, wat van hem door onze Evangelisten word verhaalt. Ja dat meer is, zy gelooven, dat die zelve Jesus, welken zy Neich noemen, doorgrondt heeft, en nog werkelyk doorgrond, alle geheimen des herten; dat hy in den grond weet alles wat mogelyk is te weeten, en aldus is 't dat hy
onderweezen is in alle de wysheid van Mozes, en in alle zeedenleer; dat hy weet alles, 't geen de menschen op de alderverborgenste wyze verrigten in hunne huizen, en alles wat zy opsluiten in hunne schatkisten. Zy geloo-