Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij§ IV.
| |
[pagina 83]
| |
daar van als ooit, weder te vernieuwen? Maar zou zulks egter wel eene genoegzaame reeden weezen, om my van myn voornemen af te schrikken? Geenszins; men moet de waarheid allerweege zoekken, waar men maar hoop heeft die te zullen vinden; en het zal altoos eene loffelyke onderneeminge wezen, de leugen in haaren loop te stuiten. Derhalven moet men onverschrokken voor 't oog van de weereld openleggen eenen Godsdienst, verspreidt in het grootste gedeelte van Asië en Africa, en die zelfs zeer aanzienlyke Staaten in Europa bezit; men moet, zeg ik, denzelven vertoonen aan de eene zyde, zonder dien te vleyen, zonder eenig blanketsel of vermomminge, en aan de andere zyde, zonder denzelven zwart te maaken, en zonder dien, om zoo te spreeken, te bezwagtelen met de wolken van kwaadspreekendheid en dwaalingen. Men zal hem dan hier zoodanig zien, als hy geleert word in de Mosqueen en in de Schoolen der Mahometaanen; dat is 't regte middel, om dien in 't vervolg met eene goede uitkomst aan te tasten, en om dien ten minsten uit ons hert te verbannen, al is 't dat wy zulks niet konnen doen uit dat der Turken en der Ongeloovigen. Voor het overige, al waar 't schoon, dat ik die moeite niet had op my genomen, myn stilzwygen en myne ledigheid zouden egter niet hebben gestuit den loop der onregtvaardige beschuldiging, welke men ons oplegt: En mogelyk ook dat de gene, die de leerstukken van het Mahometaandom zullen ondertasten, niet zullen nalaaten daar in te vinden dat gene, waar door zy in staat zullen wezen om de R.C. weder te konnen beschuldigen. In der daad, de Leerstukken en 't gebruik hunner Kerke, als daar zyn de gebeden voor de dooden, de Voorbidding der Engelen en der Heiligen, de bezoekkingen der Graven, de Pelgrimaadjes naar zeekere Kerken, het onderscheid in 't Vleesch-eeten, de bepaalde Vastendagen, de verdiensten der goede Werken enz. alle die Leerstukken, zeg ik, en alle die gebruiken, hebben veel meer gelykformigheid met de Leerstukken en gebruiken der Mahometaanen, als onze Reformatie. Wil men egter zeggen, dat dat alles kwaad is, om dat het gelykformig is met den Godsdienst der Mahometaanen? Of, om dat de Mahometaanen meenigmaalen naarGa naar voetnoot(a) waarheid hebben gesprooken van de Goddelyke volmaaktheden, en van de andere eigenschappen Gods; zal men daarom zeggen, dat men die waarheden moet verwerpen? 't Is tegen de gezonde reeden, zulks te denken. |
|