Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
Brief van eenen wysgeer over de mirakelen van den abt Paris, en over de convulsionarissen. | |
[pagina 331]
| |
Brief van eenen wysgeer over de mirakelen van den abt Paris, en over de convulsionarissen.STaa my toe, Myn Heer, u te mogen meededeelen de blydschap, welke ik gevoel, van wel haast by u te zullen zyn. 't Is u bekend, dat het verlangen om de Waarheid te ontdekken, my myn Vaderland heeft doen verlaaten om te Parys te komen; en aldaar in Persoon te bewaarheden de gebeurde Zaaken en Wonderwerken, die te St. Medard zyn voorgevallen. Gy kunt u niet verbeelden de moeite, welke ik, zedert twee Jaaren herwaards, gedaan heb, om agter de Waarheid van die Zaak te komen; dog, niet tegenstaande alle myne zorgen, stond ik op het punt om alle hoop van dezelve ooit te zullen ontdekken te laaten vaaren, wanneer ik, door het alderbyzonderste geluk des Weerelds, daar agter ben gekomen. Om u een regt denkbeeld te geven van de verlegentheid, waar in ik my bevonden heb, moet gy u voorstellen, dat het Hof en de Stad, de Geestelykheid, den Adel, de aldereerwaardigste Regtbanken, de byzondere Familiën, de Burgery en Ambagts-lieden, en, met een woord, alle Inwoonders deezer groote Stad verdeelt zyn, nopende de wezentlyke waarheid der Voorvallen waar van ik u gaa spreeken. D'eene zeggen, dat men willens en weetens blind moet zyn, om niet den Vinger Gods te erkennen in zulk een groot getal Wonderwerken, als op het Graf van den Abt Paris zyn gewrogt; voegende daarby, dat 'er niets waaragtiger, nog iets met meer getuigen bevestigt is, dan de wonderbaarlyke Geneezingen, welke gy in de Kerkelyke Kourant hebt konnen leezen. Kortom, zedert de opkomste des Christendoms, is 'er niets dat meer gerugt maakt, en van grooter gevolg is, voorgevallen. Andere verzeekeren aan hunne zyde, dat 'er niets valscher dan deeze Mirakelen kan worden bedagt; dat dezelve hunne opkomst niet verschuldigt zyn dan aan de ondeugendheid van eene Partyschap, die zig by 't Gemeen tragt groot te maaken; dat de Geneezingen waar van men 't zoo druk heeft, gansch en gaar verdigt zyn, om dusdanige Convulsiën, zoo onbetaamelyk, als buitengemeen, voort te brengen. Eindelyk houden zy, al wat de andere daar van rugtbaar maaken, voor Fabelen en Bedriegeryen, zonder eenig bewys of grond. De eerstgemelde vestigen hun zeggen op het onderzoek 't geen zy voorgeven in Persoon daar naa te hebben gedaan, op de openbaare baarblykelykheid, op de bekentenisse en de verklaaringen van geloofwaardige Getuigen, op de Getuigschriften van verscheide Priesters, Pastooren en Magistraaten, op welkers Leeven niet te zeggen valt. De andere steunen insgelyks op het onderzoek dat zy waanen daar naa in Persoon te hebben gedaan, op de verklaaringen van de beroemdste Geneesmeesters en Wondheelers, op het gezag der Bisschoppen en Godgeleerden, mitsgaders op het woord van verscheide Priesters, Magistraaten en weereldlyke Persoonen, die, even zoo wel als de andere, van een voorbeeldelyk en onbesprooken Leeven zyn. Daar zyn bereids over deeze Zaak we- | |
[pagina 332]
| |
derzydsch verscheide Boekken geschreeven. Iedere party beschuldigd haare Tegendingers, tot schande van den Godsdienst welken zy belyden, van kwaade trouwe, van Onwetentheid, en van Ongeloovigheid. Hier in is 'er niets waarschynelyker, dan de redenen welke zy wederzydsch bybrengen, en welke zy, naar hun zeggen, aandringen met het gezag der Oudvaders, en met bewysplaatsen uit de Heilige Schriftuur. Het eenige onderscheid dat men in hunne Schrrften gewaar wordt, is, dat de een loochend 't geen de ander als eene Waarheid bybrengt; en dat d'een als eene Waarheid opgeest, dat door de andere Party wordt ontkent. Midden in dit Geschil, 't geen met zeer veel drift en heevigheid word staande gehouden, zoud gy niet gelooven, hoedanig een eerlyk Man, die in zyne opregtheid de Waarheid zoekt, daar van den walg moet steeken. Neemt hy, uit bescheidenheid, voor, stil te zwygen en onzydig te blyven, zoo gaat hy by beide Partyen door voor een Man die dubbelhertig is, die gevaarlyk is, en die zig door de eene of door de andere Party heeft laaten omzetten: twyfeld hy aan de waarheid van dit of dat Mirakel, 't welk hy vermoed verdigt te zyn, hy loopt gevaar dat men hem smaadheid zal aandoen, vooral in de oproerige Vergaderingen, waar in hy genoodzaakt word Mirakel te moeten roepen, op straffe van gefteenigt te zullen worden. Word hy van gedagten om de geene te gelooven die hem als buiten gemeen voorkomen, dan word hy voor een Jansenist gehouden of, daar van wederomkomende, word hy, als een Slegthoofd, door de gewaande Sterke Geesten uitgelachen. Kortom, 't zy hy geloofd, 't zy hy twyfeld, 't zy hy ontkend, 't zy hy bevestigd, hy vind zig geduurig bloot gestelt aan de raazerny der Ongeloovige of der Huichelaars van beide de partyen; dog de laatste zyn oneindigmaal gevaarlyker dan de eerste: zy willen op hun woord gelooft zyn, en maaken geen zwaarigheid om een Man die niet geloofd 't geen zy zien, of niet ziet 't geen zy gelooven, van Ongodsdienstigheid te beschuldigen. Ik was, te Parys komende, dwaas genoeg om my in te beelden, dat ik de Waarheid van dat gansche Geheim zoude ontdekken, wanneer ik my maar begaf tot het onderzoek der zeeden en des gedrags van beide die Partyschappen: ik had my zelven in 't hoofd gebragt, dat de goede Zeeden overtollige Waarborgen waren van eene gezonde Leere; dog ik wierd in 't vervolg wel haast gewaar, dat die weg de verkeerde en de bedrieglyke was. In der daad, ik heb aan wederzyden zeer eerlyke Lieden en ook groote Bedriegers gevonden, Weetnieten en Menschen van Verstand, Lieden die eenen grooten iever, een goed oordeel en veele verdiensten hadden, zoo wel als Plomperts en Geestdryvers. Dog 't geen my 't vreemdste van allen voorkwam, was, dat ik Menschen vond, die met hert en mond deeze Miraakelen van den Heer Paris staande hielden, en die egter leefden, als of zy daar geen Geloof aan sloegen. Behalven dat, gelyk het getal der geener, die niet ingevolge hunne eigene beginselen leeven byna in iedere Party even groot is, gelyk de Zeeden dezelve zyn, en gelyk men wederzydsch zeer veele eerlyke Lieden vind, welke het nog aan Verstand, nog aan een goed gedrag haaperd, zag ik ligtelyk, dat het my onmogelyk zoude zyn, door deezen weg tot de kennisse der Waarheid te komen. Ik besloot dan, om door eigen onderzoek te ontdekken, of de zaaken, welke men daar van verbreidde, waaragtig waren, of niet. Gy zoud nooit gelooven, Myn Heer, wat moeite en arbeid my dat onderzoek heeft gekost, zonder dat ik egter daarom nader aan de Waarheid kwam. Geduurende meer dan zes Maanden heb ik geen eenen Dag overgeslagen, van my te St. Medard, en aldaar op de flieringen, alwaar, naar men zegt, zoo veele Mirakelen gebeuren, te laaten vinden. Ik kan nog zonder verwonderen my niet te binnen brengen zoo veele verscheide voorwerpen als zig aldaar aan my vertoonden. Ik zag 'er met verbaasdheid, dat de verkeerde iever en het bedrog beurtelings de alderheiligste Zaaken ontheiligden, en wederom de aldergodlooste Zaaken heiligden. De eene maakten gehuil, dansten en sprongen op eene onbetaamelyke wyze in de aldereer waardigste Plaatsen; de andere schreeven eene ongelooflyke kragt toe aan de alderveragtste Stoffe, en droegen dezelve met een groot vertrouwen van huis tot huis, zonder deszelfs onwaardigheid te begrypen, schoon dezelve zig aan hunne oogen door de ervarendheid als leugenagtig opdeed. De byzonderheden, welke ik u van de Zaaken, waar van ik ooggetuige ben geweest, zoude konnen verhaalen, zouden | |
[pagina 333]
| |
overtollig zyn, en by u mogelyk al zoo zeer op de inbeeldinge werken, als u verwondert doen staan. Invoegen ik my alhier zal vergenoegen met u te zeggen, dat ik zeer veel schelmery en kwaade trouw onder het grootste gedeelte deezer Geestdryvers heb gevonden. Dog ik ben teffens al te opregt, dan om voor u niet te bekennen, dat ik 'er eenige onder gevonden heb, waar voor al myne Wysgeerte stil stond, en die al myne Kennisse en Verstand te boven gingen. Gy begrypt ligtelyk, dat ik groot ongelyk zoude hebben, van hen alle van bedrog te beschuldigen, om redenen dat ik in veele voorvallen de kwaade trouw heb ontdekt; dog ik zou van gelyken meinen, dat ik waardig was gelastert te worden, zoo ik voor mirakelen opnam, alle uitwerkselen die my als buitengewoon zyn voorgekomen, onder voorwendsel, dat ik daar van de oorzaaken niet kende. Ik ben des te meer genoodzaakt myn oordeel over de waarheid deezer Verschynselen op te schorten, om dat het my dikwils gebeurt is, dat ik voor wonderbaarlyk en bovennatuurlyk nam zulke gewrogten, waar van ik naderhand de valschheid heb ontdekt, wanneer ik dezelve met meer aandagt onderzogt. Zulks het niet onmogelyk zoude zyn, dat Lieden van meer verstand en doorzigt dan ik, dat bedrog ontdekten, en de leugenen der geener, die myne schranderheid te leur gestelt hebben, aan den dag bragten. Ik heb zoo veel te meer reden dit te gelooven, om dat ik meenigmaalen in de Vergaderingen, alwaar ik my bevond, gezien heb, dat menschen van Verdiensten voor goede en bovennatuurlyke gewrogten hielden, zoodanige waar van het bedrog en de schelmery tastelyk en aan myne oogen baarblykelyk voorkwam; zoo als het my ook dikwils gebeurt is, dat ik voor Mirakelen aanzag, zaaken waar mee de lieden van verstand en oordeel den Draak staken, overmits de werktuigkundige redenen hen daar van bekend waren. Deeze verscheide bespiegelingen, gevoegt by eenige aanmerkingen van dat zelve soort, hielden mynen geest wyffelende, en verwekten in my doodelyke ongerustheden geduurende den tyd myns onderzoeks. Ik zou niet, dan op eene zeer zwakke wyze, met woorden konnen uitdrukken de verwarringen, aandoeningen, twyffelingen, verlangens, en verschillende aanmerkingen, waar door myn geest nu en dan wierd aangedaan, volgens de verschillende voorwerpen, die op myne verbeeldinge werkten. Geduuriglyk vlottende tusschen de vrees van my te zullen bedriegen, en de hoop van de waarheid te zullen ontdekken, wist ik niet, waar stand te zullen houden: 't geen my den eenen dag als waaragtig voorkwam, scheen my des anderen daags een leugen te zyn; en als eene andere Penelope, wierp ik meenigmaalen des nagts omverre, 't geen ik dien dag had opgebouwt. Honderd maalen zeid' ik by my zelf, met den Heer Pascal, dat 'er waaragtige Mirakelen waren onder die van den Abt Paris, vermits 'er zoo veele valsche onder liepen, en dat 'er geen valsche onder schuilden, dan om dat 'er waaragtige waren. Ik lei my te slaapen met eene vaste overtuiginge, dat ik, op die wyze denkende, wel en naar waarheid redenkavelde; dog wanneer ik wakker wierd, zag ik die redenkaveling niet dan voor eene valsche slotreden aan, gewaar wordende, dat ik daar uit geen noodzaakelyker gevolgen trok, dan iemand die staande zoude willen houden, dat 'er geene menschen van verstand in de weereld zyn, om dat 'er zotten zyn; of die beweerde dat 'er binnen Parys geene regte Geleerden zyn, om dat 'er in die groote Stad zoo veele naam-Geleerden zyn. Deeze en diergelyke voorstellingen scheenen my toe, niet wederzydsch te konnen worden beweezen; maar ik zag in tegendeel op eene klaare wyze, dat zoo alle de Mirakelen van den Abt Paris valsch waren, hunne Valschheid geenszins bewees dat 'er waaragtige waren. 't Gebeurde egter menigmaal, dat ik liever wilde gelooven dat ik my bedroog, dan my in te beelden, dat een zoo schoon verstand, als dat van den Heer Pascal, zoo slegt zoude redenkavelen. Van deeze aanmerkingen over de Mirakelen van den Heer Paris, klom ik geduuriglyk op tot de natuur der Mirakelen in 't algemeen; dog myne redeneeringen daar over dienden nergens anders toe, dan om myne verwarringen en ongerustheden te vermeerderen. Eindelyk besloot ik, daar over te raade te gaan met een man van gezag en aanzien, die, myne zwaarigheden verlichtende, ook in staat mogt zyn om myne ongerustheden en twyfelingen weg te neemen. Ten deezen einde begaf ik my naar den Eerwaardigen V..... Capucyn, | |
[pagina 334]
| |
een vermaard Prediker, en berugt door zyne goede Zeeden. Ik vertoonde hem de onzeekerheid waar in ik was; ik schilderde hem de vrees welke ik had, van 't bedrog voor de waarheid te zullen nemen, naar 't leven af; biddende hem voorts, my te willen helpen uit eenen doolhof, waaraan ik geenen uitgang wist te ontdekken. De goede Vader, na my alvoorens met een zeer verstrooid gelaat te hebben aangehoort, gaf my geen ander antwoord, dan dat hy my een lang Sermoen over deeze stoffe, 't geen hy zeide, geduurende de laatste Vasten met veel toejuichinge te hebben gepredikt, herhaalde. 't Slot van zyn verhaal, in 't welk byna alle oogenblik de Kerkvaders wierden aangehaalt, was, dat ik 't nog voor God nog voor de menschen zoude konnen verantwoorden, zoo ik de waaragtige Mirakelen niet kwam te gelooven, en zoo ik de valsche niet kwam te verwerpen. Ik nam de vrymoedigheid van hem te vraagen, door wat kenteeken ik de waare Mirakelen van de valsche zoude konnen onderscheiden. Eene schoone Vraag! gaf hy ten antwoord, even als of de baarblykelykheid niet was het merkteeken der waarheid, en als of de waaragtige Mirakelen niet baarblykelyk waar waren! Ik mogt hem vertoonen, dat de eene helft der menschen als eene baarblykelyke waarheid erkenden, 't geen de andere helft voor eene tastelyke valschheid erkende, en dat overzulks de eene of de andere zig bedrogen; vervolgens dat de baarblykelykheid weinig hielp, om my tot kennisse der waarheid te doen komen; hy was van zyn stuk niet af te brengen, en zei my geheel en al door toorn vervoerd, dat het geene oogenschynelyk waar was, nooit valsch konde wezen, en by gevolg, dat het geene valsch was, nooit oogenschynlyk waar kon zyn. Hier by hield hy zig geduuriglyk: en daar op sloot hy zyne deur norsselyk toe. En zond my aldus even wys, als voor dat ik hem had gesprooken, weder te rug. Dit schrikte my niet af: des anderen daags ging ik den Eerwaarden Vader.... vinden, die, zoo als u bekend is, in zyne Order voor een Orakel word gehouden. Ik stond een weinig versteld over de koelheid waar meede hy my ontting, en over de forsse wyze, waar meede hy my afvraagde wat ik hem te zeggen had. Ik lei hem myn voornemen, 't geen my te Parys had doen komen, uit; zeggende tegen hem, dat het gerugt der Wonderen welke te St. Medard geschiedden, my op het leevendigst had getroffen, dat ik gekomen was, om het getal der geener, die van alle kanten derwaards liepen, te vermeerderen; maar dat ik myn eigen verstand niet durvende betrouwen, zeer blyde zoude zyn, om my in 't onderzoek der waarheid te doen geleiden door den raad van eenen man die zoo verligt was als hy. Op deeze woorden begon het voorhoofd deezes Eerwaardigen Vaders zig te ontplooyen van rimpelen, en my de hand drukkende, zeide hy: Gy zyt wel gelukkig van een getuige te mogen wezen van de wonderen welke daaglyks alhier worden gewrogt: gy ziet op welke luisterryke wyze de regtvaardigheid Gods zig vertoond, om de heiligheid onzer Leere te doen openbaar worden, en om de boozen, die ons vervolgen, te doen beschaamt worden. Daar wierd niet minder dan zyne almagtigheid vereischt, om het klein kuddeke, dat hem getrouw is, in veiligheid te stellen voor de Vervolginge. Zonder zyne hulp waren wy verlooren: dog eindlyk heeft het zyne goedertierendheid tyd gedagt te zyn, om ons te regtvaardigen door de alderdoorlugtigste Mirakelen. Ik gaf hem ten antwoord, dat ik zeer verwonderd was te hooren, dat hy zoodanigen taal voerde, en dat my dagt, in des Heeren Pascals werken geleezen te hebben, dat de zuivere Leere, en de waarheid des Christelyken Godsdiensts, zig zelven verdeedigen, zonder behulp der Mirakelen. Dat kan niet wezen, hernam hy; zie daar zyn zyne werken, gy zult daar in niets diergelyks vinden: Ik nam het boek, 't geen hy my aanbood, en gaf hem deeze plaats te leezen. ‘Eer Jesus-Christus nog opgewekt was, en de Volkeren bekeerd waren, was alles nog niet vervult, invoegen 'er, geduurende dien ganschen tyd, Mirakelen noodig waren; dog thans zyn dezelve niet meer noodig om de waarheid des Christelyken Godsdiensts aan te toonen; want de vervulde Profetiën zyn een geduurig Mirakel.’ Hier op antwoordde hy my met andere plaatsen, die hy uit dat zelve boek aanhaalde, en welke alle het tegendeel inhielden; dog ik hield my niet op met dezelve te wederleggen; maar verwonderde my alleen by my zelven, hoe een verstandig man in een werk niet anders aanmerkte, dan 't geen met zyne gevoelens overeenstemde, zonder eenigszins agt te slaan, op 't geen daar tegen aanliep. Dat zelve gebeurde hem menigmaa- | |
[pagina 335]
| |
len geduurende onze zaamenspraak. Hy bragt my eene plaats uit den Heer Pascal by, welke beweerd, dat het door gebrek van liefde is, dat men geen geloof slaat aan de waare Mirakelen; dog hy lettede niet eens, dat 'er aldaar word by gevoegt, dat het geene geloof doedt geven aan de valsche Mirakelen, insgelyks een gebrek van liefde is. Ik drong niet aan op de zwaarigheid die 'er is, in te begrypen, hoedanig het gebrek van liefde kan doen twyfelen aan de waare Mirakelen, en geloof doen slaan aan de valsche, my vergenoegende met hem te vertoonen, dat het veel natuurlyker zoude zyn te zeggen, dat het 't geloof was, 't geen te weeg bragt dat men aan de waare Mirakelen geloof geeft, en dat het by gebrek van geloof was, dat men die niet geloofde. Nog een groot getal andere plaatsen bragt hy my by uit dien zelven Autheur, die wel zeer wel op de zaak in geschil pasten; dog die egter scheenen zig zelven tegen te spreeken: als onder andere die, alwaar gezegt word, ‘dat het onmogelyk is, dat iemand, die zyne kwaade leere verbergt, en die zegt, dat hy met God en met zyne Kerk overeenstemd, Mirakelen kan doen, om ongevoeliglyk eene valsche en looze Leere in te voeren.’ Dat kan niet wezen, voegd 'er de Heer Pascal by,Ga naar voetnoot(a) schoon hy eene Bladzyde te rug zelfs bekend, dat 'er waare en valsche Mirakelen zyn, en zelfs, zulks door deeze plaats van den Evangelist Marcus bewyst. ‘Daar zullen valsche Profeeten opstaan, die wonderwerken en verbaazende dingen zullen doen, zoodanig, dat zy ook, zoo 't mogelyk was, zelfs de uitverkoorene zouden verleiden. Myn Leeraar kon zeer gemakkelyk alle deeze tegenstrydigheden verduuwen, en hield zig daar meede niet op; dog hy verklaarde zig in 't breede, over alles wat eenigszins zyn gevoelen scheen te begunstigen, en met zyne Leere overeen te komen. Hier over hield hy my eene fraaye redeneeringe voor, waar in hy met zeer veel welspreekendheid aantoonde de gansche huishoudinge der genade; dog, gelyk die stoffe eeniger maaten ontoepasselyk is op het geschil, zult gy 't niet kwalyk nemen, dat ik die bewaare, om u op een anderen tyd daar van te spreeken, om alhier niets anders met u te verhandelen, dan het geene betrekkelyk is op de Mirakelen van den Abt Paris. 't Besluit zyner redeneeringen was geduuriglyk, dat men van de Leere moest oordeelen door de Mirakelen, en van de Mirakelen door de Leere. Ik mogt hem vertoonen hoe oogenschynlyk het kwaad slot deezer redeneering alderwegen doorstak; ik mogt hem zeggen, dat zoo 'er waare en valsche Mirakelen zyn, dezelve onbekwaam zyn om de gezonde Leere te onderscheiden, vermits de waarheid en opregtheid der Mirakelen afhangt van de regtzinnigheid der Leere: hy hoorde niet eenmaal naar my, en herhaalde geduuriglyk zyn zeggen, dat de Leere van den Heer Paris niet anders kon zyn dan de gezonde Leere, nademaal dezelve door zyne Mirakelen bekragtigt was, en dat zyne Mirakelen waaragtige Mirakelen waren, nadien dezelve zyne Leere bekragtigden. 't Is, zei hy my nog daar en boven, met de Mirakelen eveneens gelegen, als met de Martelaaren. Daar op haalde hy my aan 't gezag van den H. Augustinus, die, naar zyn zeggen, had aangetoont, dat 'er geene waare Martelaaren waren geweest, dan die voor den waaren Godsdienst waren gestorven, en dat, overmits de Roomsch-gezinde Godsdienst alleen de waare Godsdienst was, 'er ook by gevolg geene waare Martelaaren waren, dan in den Roomsch-gezinden Godsdienst. Toen ik nu bemerkte, dat hy op deezen toon bleef, nam ik afscheid van hem, zeggende, dat de Heilige Augustinus mogelyk sprak tot zulke Lieden, aan welke hy de waarheid van den Catholyken Godsdienst had beweezen, en overzulks dat hy niet kwaalyk zou doen zyn voorbeeld na te volgen, en een begin te maaken met de waarheid der Leere van den Abt Paris aan te toonen, alvoorens aan te dringen op de waardigheid van deszelfs Mirakelen. Zoo als ik van hem ging, riep hy my wederom, om my een nieuw Gebod te geeven. Lees dit Geschrift, zei hy my, 't is van eenen heiligen Bisschop die 't met ons houd, en die wonderlyk wel de belangen der Waarheid staande houd: daar in zult gy de Mirakelen van den Heer Paris, op eene baarblykelyke wyze beweezen vinden, en byna al zoo klaar betoont, als die van de eerste Kerk. Al- | |
[pagina 336]
| |
lerwege steekt de Waarheid daar in door, en niet minder de Geest des Evangeliums: hebt gy 't geleezen? Neen, gaf ik ten antwoord; maar ik heb 'er zeer veel van hooren spreeken, en, naar men my gezegt heeft, zie ik wel dat 'er veele Menschen zyn, die 'er gansch anders van oordeelen dan gy doet; want zy zeggen, dat het meer met de Liefde, met de Godvrugtigheid, en met den Geest des Evangeliums gelykformig zoude zyn, de Vreede, Eendragt en Eensgezindheid te prediken, in een tyd waarin de gemoederen buiten gemeen aan 't zieden zyn, dan door diergelyke Schriften een vuur aan te blaazen, dat verderflyk voor den Staat kan worden. Wel hoe! viel 'er de Vader tusschen..... Is 't niet altoos tyd om de Waarheid te zeggen? Ja, zeid' ik, behoudens dat dezelve wel bekend zy, en dat dezelve niet worde tegengesprooken van de geene die 't regt hebben daar kennisse van te nemen, daar van te oordeelen, en dezelve openbaar te maaken; dog hier zyn wy niet gansch en gaar in dat geval; voor de rest kon u Prelaat zig, even als een ander, bedriegen, en ten minsten behoorde hy te denken, dat, zoo zyne Tegenpartyders niet onfeilbaar zyn, hy zulks niet meer is dan zy. Deeze reden deed den goeden Vader het hoofd schudden. Ik groette hem eerbiediglyk, en ging van hem, al zoo weinig voldaan zynde van zyne redenen, als hy zulks scheen te zyn van de myne. Ik keerde weder naar myn Huis, gansch overladen van droefheid, en overdenkende, 't geen ik gehoort had uit den mond van een Man van veel verdiensten en opregtheid. Ik kon my niet genoeg verwonderen over de uitwerkselen des vooroordeels, en hoe veele Menschen 'er zyn, die zonder moeite gelooven 't geene hen st eeld, en die de alderongemakkelykste zyn om te overreden, wanneer eene Zaak hen niet behaagd. Brengen zy redenen van hun ongeloof by; zoo konnen zy niet verdraagen dat men die niet goed vind. Werpt men hen die zelve redenen op een ander tyd tegen; zoo konnen zy niet verdragen dat men hen niet wil toestaan, om daar meede den draak te steeken. Ik beschreide, met den Heer Nicole, de zwakheid van 's Menschen Geest, die maakt ‘dat een Man, die zig eene Leere heeft laaten opdringen, de redenen, waar meede hy dezelve bewyst, voor onfeilbaar agt, waarna hy zelfs de aldergewigtigste zwaarigheden voor zeer ligt aanziet.’ Dog ik meinde myne Zinnen te missen, wanneer ik bedagt, dat de Eerwaarde Vader..... waarschynelyk ten mynen opzigte alle dezelve bespiegelingen maakte, welke ik aan myne zyde op zyne reekening stelde. Ik was verscheide Dagen agter een by my zelven opgesloten, als verzonken leggende in dit soort van overdenkingen, wanneer ik, tot myn geluk, eenen Brief van eenen myner goede Vrienden ontfing, welke my zeer sterk uitnoodigde om een Landlugtje te komen scheppen. Ik beraadde my niet lang om derwaards te vertrekken, voornemende om de droefgeestigheid, waardoor ik als verslonden wierdt, wat te verzetten. Ik vond mynen Vriend ziek, niemand tot gezelschap by zig hebbende, dan den Eerwaardigen Vader..... zynen Biegtvader, die, op het hooren zyner Ziekte, hem was komen bezoekken. Vermits hy toen buiten gevaar was, en niets meerder noodig had dan rust, deed ik met veel vergenoeginge myn voordeel met de ontmoetinge van Vader....... wiens liefkoozende en aanlokkende Manieren, gepaard met eenen schranderen Geest en studie, zynen omgang zeer aangenaam maaken. 't Kon byna niet anders wezen, of, vermits myne Gedagten toen ter tyd gestadig op myn onderwerp speelden, de praat moest eerlang op 't stuk van den Abt Paris komen te vallen: ook was dit wel haast de Stoffe van ons onderling gesprek. Zoo haast had ik hem mynen handel niet ontdekt, en den slegten uitslag myns onderzoeks, benevens den twyfelagtigen staat waarin ik my bevond, bekend gemaakt, of hy zei my op eene zeer verpligtende wyze, dat hy verwondert was, dat een Man van Verstand zig door zulke plompe Bedriegeryen hadt laaten by de neus leiden; dat ik zoo lang niet had behoeven te kwynen in myne twyfeling, zoo ik my vervoegt had by Lieden met welke ik natuurlyker wyze hadt moeten te raade gaan; dat het groot getal Menschen, geloof slaande aan de Mirakelen van den Heer Paris, my geenszins kon regtvaardigen, nademaal ik, maar eenigszins oplettend' zynde, had moeten ontdekken de middelen en konstenaryen, waardoor dezelve agtinge hadden verkreegen. Hier voegde hy by, dat God zy gedankt, de Zaaken zoo verre waren gebragt, dat men niet meer kon twyfelen aan de valschheid van die Won- | |
[pagina 337]
| |
deren; dat de ligtgeloovigheid die hadt vermeerdert, dog dat hunne vermeerdering hen hadt over hoop geworpen; en eindelyk, dat het voortaan niet dan koppige Menschen, of Lieden van die Party, waren, die geloof konden slaan aan Mirakelen, die opentlyk valsch waren, en die niet waar konden zyn, overmits de Leere, waaraan zy hun gezag byzetteden, zelve niet waar was. Naar ik zie, Eerwaarde Vader, zeid' ik, legt de knoop der gansche zwaarigheid in 't vaststellen, of de Leere van den Abt Paris waaragtig is; nademaal gy, myns bedunkens, toestaat, dat de Waarheid der Mirakelen afhangt van de gezondheid der Leere. Zoo is 't ook, gaf hy ten antwoord; dog wy hebben een groot voordeel op onze tegenpartyders, vermits wy in staat zyn, om te kunnen aantoonen dat alle hunne Mirakelen valsch zyn, zoo van regts wege, als daadshalven: valsch zyn ze van regtswege, om dat hunne Leer valsch is; daadshalven zyn ze valsch, om dat ze, wel verre van voor zoodanige, by lieden die 't regt hebben daar van kennisse te nemen, door te gaan, zelfs geenen schyn van Waarheid of bewyslykheid hebben. Ik kon my niet onthouden van te grimlachen, toen ik zag dat de Eerwaarde Vader..... zig bediende van het onderscheid van regtswege of daadshalven. Hy merkte zulks, en zei: gy zyt mogelyk verwonderd my te zien vegten met de wapenen onzer Vyanden, dog dezelve hebben de goede zaak kwaad genoeg toegebragt, om 'er ons op onze beurt van te mogen bedienen: niet, om dat wy derzelver behulp volstrektelyk benoodigd zyn; want het zal my gansch niet moeyelyk vallen, u, zonder dat, aan te toonen, dat hunne Leer t'eenemaal valsch is. Daar op vertoonde hy my een zaamenstelsel der Leere, dat zeer fraai, en wel aaneengeschakelt was, 't geen ik d'eer zal hebben, u toe te zenden, benevens dat van Vader L..... Dog, gelyk ik in zulke afgetrokkene Stoffen weinig bedreeven ben, had ik geen gedagten, om op zyne beginselen te vallen; ik maakte hem alleenlyk eenige tegenwerpingen, tegen de al te vrymoedige gevolgen welke men daar uit zoude konnen trekken; dog ik stond ze hem alle volkomentlyk toe. Wy lieten 't voor dien dag daar zoo by blyven, en vermits zyne beezigheden hem naar Parys riepen, deed hy my belooven, hem te zullen komen zien, my verzeekerende, dat hy my op alle de geschillen, welke my moeyelyk om te begrypen voorkwamen, zoo veel ligt zoude geven, dat my gansch geene twyfelingen meer zouden overig blyven, zoo nopende de gezondheid van zyne Leer, als ten opzigte der valschheid van die zyner tegenpartyders. Hoe grooten vertrouwen ik ook in de beloften van Vader D..... mogt stellen, was ik egter daarom niet te minder ongerust, ziende met het uiterste verdriet, dat ik eenen geruimen tyd zoude moeten besteeden, om zelf een naauwkeurig onderzoek te doen van de Leere van den Abt Paris; dat dit onderzoek my zoude brengen tot zeer moeyelyke bovennatuurkundige overweegingen, en deeze wederom tot andere, die nog meer afgetrokken zyn. Ik zag, door middel van de vergeefsche moeite welke ik genomen hadt om eenige zeekerheid omtrent de gebeurde zaaken te krygen, hoe veel moeite en arbeid ik nog zoude moeten aanwenden, om die te vinden in de spitsvinnige geschillen der alderdiepzinnigste Overnatuurkunde: met een woord, ik kon, zonder de uiterste rukeloosheid, my niet inbeelden, dat ik, enkel en alleen door de kragt myner reden, zoude konnen beslissen de geschillen, die, zoo veele jaaren lang, de fraaiste Verstanden, de aldergeleerdste Mannen, en de alderbeste Schryvers van Europa zyde hadden doen kiezen. Deeze gedagten vermeerderden myne ongerustheden, en hadden my bereids tot de uiterste wanhoop gebragt, wanneer my 't geval deed kennis krygen aan een buitengemeen Man, woonende in de buurt van mynen Vriend. Hy is eenigszins een Wysgeer, oud en grys geworden in 't bedienen van gewigtige Ampten, en die zig, zedert eenige Jaaren, tot het Landleeven heeft begeven, alwaar hy met middelmaatige inkomsten, welke hy, het overige zyner goederen onder zyne Bloedverwanten uitgedeelt hebbende, voor zig heeft behouden, vergenoegt leefd. En vermits hy meer werks maakt van een gerust en stil leeven, dan van eenen grooten naam, zoo is hy ook niet verder dan binnen de Landstreek daar hy woond berugt; en onbekend zynde by 't overige des weerelds, slyt hy zyne dagen gerustelyk, bemind en gezogt by een klein getal zyner vrienden, en by de arme zyns Dorps, welke door zyne liefdadigheden worden onderhouden. Een goed gedeelte van zyne leedige uuren besteed hy aan 't leezen en aan de oeffeninge der Wetenschappen, betrekke- | |
[pagina 338]
| |
lyk op de zeedekunde. 't Bepooten en beplanten van eenen maatelyk grooten Hof, de omgang met zyne goede Vrienden, en de tafel-vermaaken, welke by hem de matigheid en soberheid niet te buiten gaan, slyten het overige zyns tyds. De stille gerustheid zynes gemoeds en de zuiverheid zyner zeeden, zyn op zyn aangezigt afgemaalt, zyn wezen en gedaante neemen alle herten in; en hy betooverd voorts als 't ware alle de geene die met hem omgaan, door de gelykheid van zynen luim en inborst, door de schoonheid van zynen geest, door zyn oordeel, vol van verstand, en door zyne wyd uitgestrekte kennis; alle welke gepaart gaan met de bevalligheid van eene aangeboore welspreekendheid, en met die goede saus van eenen aangenaamen omgang, die niet dan door verkeering met lieden van den eersten rang word verkreegen. Even als Ulysses, die onder zyne versletene kleederen eene volmaakte Wysheid en eene wonderbaare kragt verborgen hield, bedekt hy insgelyks, onder een zeer eenvoudig en zeedig uiterlyk gelaat, een zeer uitgestrekt vernuft en wetenschap. Zonder gelegentheid te zoekken om ergens in zyn verstand te toonen, laat hy allerwegen zyn gezond verstand blyken; en zyn goed oordeel, uit de natuur levendig, verspreid een wonderlyk licht over de aldermoeyelykste stoffen, en zulks door de order, netheid en juistheid, waar meede hy die weet te doorgronden. Schoon hy zeer veel werk schynt te maaken van den Godsdienst, en van de Wetten van zyn Land, hoord men egter die van andere Landen nooit lasteren: nooit hoord men hem met veragtinge of met oploopendheid van iemand spreeken; maar zelf eene strenge zeedekunde en eene ongelooflyke ingetoogentheid houdende, heeft hy uit 'er maaten veel toegevendheid voor de zwakheden en gebreeken van andere. Honderd andere fraaye hoedanigheden, welke ik daaglyks in dien beminnelyken Grysaard ontdekte, en welke in my eene zeer groote drift verwekten om zyn vertrouwen en vriendschap te winnen, gaa ik stilzwygens voorby. 't Lukte my daar in tot myn oogmerk te komen, en ik zag hem, met een ongelooflyk vergenoegen, deel neemen in de smert welke ik gevoelde, van niet agter de waarheid te konnen komen, niet tegenstaande alle moeite en arbeid welke ik daar toe had aangewendt. Dog ik was ten uitersten verwondert van het antwoord, 't geen hy my eens gaf over myn genomen besluit, van de reden tot eenen leidsman te nemen, in 't onderzoek der Leere en der Mirakelen van den Abt Paris, en van niets voor waarheid aan te nemen, dat 't geene my dezelve klaar zoude aantoonen. De staat, waar in gy zyt, zei hy my, bedroefd my op eene gevoelige wyze. Ik zie met verdriet de verkiezinge welke gy gedaan hebt, van uwen toevlugt te nemen tot het licht der Wysgeerte, om te komen tot de kennisse der waarheid: dat is een weg der dwaalinge, nergens toe bekwaam, dan om de aldergewigtigste waarheden te verwarren, en waar op gy verlooren zult gaan, zoo gy u niet wend tot het Geloof, en tot het Goddelyk gezag, als tot den eenigen regel uwer Reden. En ik zal u daar op zeggen, voegde hy 'er by, 't geen de Heer d'Ablancourt aan zynen Vriend Patru schreef. ‘De mensch kan met geen volle verzeekerdheid door zig zelven oordeelen, 't zy ook waar in het zy, zyne Reden bedriegt hem zoo wel als zyne zinnen, en hy is verweezen om in dwaalingen of twyfelingen te leeven, tot dat hy erkend dat 'er hier beneden geene onwrikbaare waarheden zyn, dan die, welke God aan zyne Kerk heeft geopenbaart.’ Hoe dieper gy in de kennisse der zaaken zult indringen, hoe meer zwaarigheden gy zult ontmoeten. Meenigmaalen gebeurd het, dat twee tegenstrydige gevoelens, beide even waarschynelyk, zig opdoen, gy zult het een liever als het ander aanneemen, al zoo zeer uit geneigdheid, als door de Reden. De aldergeringste zwaarigheden zullen u doen stil staan op alle voorstel, en gy zult mogelyk al te laat erkennen, dat de Reden veel eer is een beginsel van nederwerping, dan een beginsel van opbouwing. 't Geen hy zeide, bevestigde hy ook met het gezag der Heilige Schriftuur, met dat van de alderberoemdste Wysgeeren der Oudheid, en der alderfraayste hedendaagsche verstanden, die alle hadden toegestemt de kragteloosheid der menschelyke Reden, of die uitsteekende blyken en proeven hadden gegeven van hunne dwaalingen en van hunne zwakheden. Ik zal alhier niet ophaalen alle de redeneeringen van deezen verstandigen Man, welke hy deed, om my te betoonen, dat de alderuiterste trap van kennis, waar toe een mensch kan komen, is, dat hy kenne en weete dat hy niets weet, en dat hy niets zeekers kan weeten, dan 't geen | |
[pagina 339]
| |
hem door 't Geloof is geopenbaart. Ik zou hier meede niet anders doen, dan zyne verheve denkbeelden door myne zwakke uitdrukkingen ontzeenuwen, zulks ik my zal vergenoegen, met u een verhaal te doen, zoo goed my mogelyk zal zyn, van een gedeelte, van 't geen hy my zei wegens het geschil nopende de Mirakelen. Om u te overtuigen, zeid' hy, van de noodzaakelykheid des Geloofs, en van de kragteloosheid der Reden, zoo overdenk eens, in welke vertwyfelingen, en in welke dieptens zy u kan ter nederploffen. De Wysgeeren hebben, door behulp van het schemerlicht hunner Reden, de Mirakelen bepaalt, te zyn gewrogten van de Almagtigheid Gods, welke, omtrent dat stuk, de algemeene wetten, die hy in de Natuur gestelt heeft, opschort. Dog hier uit volgd, dat 'er geen valsche zyn: Want overmits God alleen de stoffe kan scheppen en dezelve onderhouden, zoo volgd ook, dat God alleen de wetten der order en der beweeging kan maaken, dat hy alleen die kan intrekken, die veranderen en opschorten, en by gevolg, dat de Duivel zulks niet zoude konnen doen. Maar kan men egter wel zonder godloosheid twyfelen, dat de Duivel de magt niet zou hebben, van de algemeene Wetten der Natuur te stremmen, te veranderen, en te overtreden, terwyl de Heilige Schriftuur hem verscheide wonderteekenen toeschryft, en na al 't geen dezelve verhaald van de Toovenaars van Pharao, en van het oproepen der schimme Samuels enz. Men mag op dit alles met veele opgeschikte redeneeringen vraagen, hoe geschied zulks? En hoe kan dat wezen? maar ik zal gestaadig antwoorden, dat zulks zoo is, om dat zulks door het gezag der Heilige Schriftuur bevestigt is, en by gevolg, dat zulks niet strydig is, nog met de Goddelyke Wysheid, nog met de Godlyke Almagt. Is 'er iets dwaazer, dan te redeneeren tegen gebeurde zaaken, en wel tegen zulke zaaken, die door 't Goddelyk gezag bevestigt, en daar meede bekleedt zyn? En is het niet duizendmaal redelyker, te erkennen, dat het licht der Reden, welkers klaarheid ons een onfeilbaare leidsman schynt te zyn, bedrieglyk is, en dat het zelve geloutert moet worden door nieuwe kennisse, welke het van de Openbaaringe ontfangt? Deezen wyzen raad niet volgende, in welken afgrond zult gy uwe Reden niet nederstorten? Want, eens uit de borst gesproken, van wat nuttigheid denkt gy haar te zyn, om de eindens te doorgronden, welke de Voorzienigheid zig heeft voorgestelt, wanneer dezelve een schepsel, zoo schrikkelyk als de Duivel is, die gestaadig kryg met God voerd, en deszelfs heiligen naam eeuwiglyk zal doen lasteren, heeft geschaapen? Zult gy door het licht der natuurlyke Reden begrypen, waarom de Duivel, onder een Weezen dat de Regtvaardigheid en de Goedheid zelve is, de magt heeft, om valsche Mirakelen te doen, waar door de menschen tot dwaalingen worden gebragt, en waar door de verdoemenisse van het grootste gedeelte der menschen word uitgewerkt? Zal u de Reden doen begrypen, waarom de valsche Mirakelen, die de werken des Duivels zyn, zeer gemakkelyk geloof vinden by het grootste gedeelte der menschen, en waarom de waare Mirakelen, die het werk Gods zyn, alleen worden aangenomen by een klein getal gepredestineerden, die, in vergelykinge van alle andere menschen, niet dan een hand vol volks zyn? Na wel agt gegeven te hebben op de boosheid, waar meede de Duivel de valsche Profeeten verwekt, en valsche Mirakelen doedt, om den waaren Godsdienst te verdeelen in verscheidene Secten, zult gy ook konnen begrypen waarom hy van gelyken handeld in de valsche Godsdiensten, waar van hy de uitvinder is; vermits het hem onverschillig is, of, by voorbeeld, een Mahometaan van de Secte van Aly, van die van Omar, of van die der Sophis enz. is? Wilt gy naderhand uwe gedagten laaten gaan over de grilligheid en onregelmaatigheden van 's menschen geest; wat zult gy zeggen van de onbeschaamtheid, waar meede de een den anderen over 't stuk van Godsdienst bespot; van de hardnekkigheid, waar meede elk Volk en elke Natie godsdienstiglyk geloof slaat aan duizend fabelagtige vertellingen, en daar en tegen voor belachelyke hairklooveryen aanziet de alderwaarschynelykste redenen der geener, die dezelve van valschheid beschuldigen? Welke redenen zult gy daarenboven geven van de ligtgeloovigheid der Heidenen en der verstandigste Grieken en Romeinen aan de valsche Mirakelen, van de ongeloovigheid der Jooden en der Egyptenaaren aan die van Moses en van Jesus-Christus, die waaragtige zyn? Zult gy wel klaar en onderscheiden begrypen, waarom die zelve Natie, die ge- | |
[pagina 340]
| |
loof had gegeven aan de Mirakelen van Moses, die van Jesus-Christus, welke niet minder klaar waren dan die van Moses, en welke daarenboven voorzegt en verkondigt waren, niet wilde gelooven? Moet men niet met den Heer Nicole bekennen, dat ‘de menschelyke Reden, wanneer die naar zig zelven luisterd, in zig bevind eene algemeene verheffinge tegen deeze onbegrypelyke waarheden; dat haar verstand, in plaats van die te doorgronden, hen niet anders dan wapenen om dezelve te bestryden geeft, en dat, om die te gelooven, zy alle haare redeneeringen moet doen stilzwygen, en zig vernietigen onder 't gewigt des Goddelyken gezags. Maar, met een woord, voegd' hy 'er met iever by, 't geen u meer dan al het overige moet overtuigen, hoe noodzaakelyk het Geloof, hoe onnut de Reden, en hoe zorglyk het is, zig van derzelver behulp te bedienen, is, klaar te zien, dat het geen aan het grootste gedeelte der menschen als waar voorkomt, egter valsch is, en dat het geen hen als valsch voorkomt, in tegendeel waaragtig is; 't is te zien, dat de leugen meer magt op 's menschen geest, en veel meer voorstanders heeft, dan de waarheid. Want, vermits de Mirakelen van Moses en van Jesus-Christus waaragtig zyn, schoon dezelve zulks niet dan aan een klein getal van menschen schynen te zyn, en aan de Egyptenaaren, Jooden, en alle andere menschen valsch voorkomen, en dat daarentegen de valsche Mirakelen aan het grootste gedeelte des menschdoms als waaragtige voorkomen, schoon zy valsch zyn; besluit ik, dat het geen aan het grootste gedeelte der menschen als valsch voorkomt, waaragtig is, en dat het geen hen als waaragtig voorkomt, valsch is. Nu hier uit volgd noodzaakelyk, dat het geene de menschen gelooven, of niet gelooven, niets doedt tot de valschheid of tot de waarheid der zaaken. Wyders volgd 'er dit nog uit, dat zy uit het licht hunner Reden alleen de waarheid van de valschheid niet konnen onderscheiden, en by gevolg, dat zy van nooden hebben gehad het geopenbaarde licht, om te vervullen 't geen aan de Reden ontbreekt, en om hen door het Geloof te leeren onderscheid maaken tusschen het geene waar is, en het geene leugen is. Zie daar, vervolgde die geleerde Man, het einde en besluit van alle myne redeneeringen, en gelyk het menschelyk vernuft die ongelukkige eigenschap heeft, van de alderklaarste zaaken te verwarren, en de alderwaaragtigste te vervalschen, moeten wy alle de dagen onzes leevens aanbidden en erkennen de goedheid en de oneindige wysheid Gods, welken 't behaagt heeft, ons eenen onfeilbaaren Regter te laaten, welkers beslissingen het Geloof en den Godsdienst der Geloovigen kan bestieren, en hen verlossen van de gestaadige onzeekerheid, waar in alle menschen, die deszelfs gezag niet erkennen, gedompelt zyn. Deeze aanmerkinge heeft my onder andere den Catholyken, Apostolischen en Roomschen Godsdienst altyd doen aanzien, als alleen den waaragtigen, en heeft my doen besluiten; om niets anders voor waaragtig te houden, dan 't geene die als zoodanig oordeeld; om geene andere Leerstukken aan te nemen, dan welke die goedkeurd; om aan geene Mirakelen geloof te slaan, dan waar aan my denzelven gebied geloof te slaan; en eindelyk, om al het overige te verwerpen als dwaalingen, fabelen en bedrog. Ik kan u niet uitdrukken, Myn Heer, hoedanigen uitwerking de redeneering van dien Christen-Wysgeer op myn gemoed te weege bragt. My dagt, dat ik eensklaps uit de duisternisse wierd overgebragt in het licht. Ik zag het geschil over de Mirakelen en over de Leere van den Heer Paris klaar opgelost, vermits derzelver waarheid of valschheid enkel en alleen afhangt van het oordeel en de beslissinge eenes onfeilbaaren Regters, waar aan ik, niet zonder buitenspoorigheid en zonder Godloosheid, kon weigeren my te onderwerpen. Hier door zag ik my, met de uiterste vergenoegtheid, ontslagen van zoodanigen moeyelyken en vergeefschen onderzoek te doen; dog 't geen my, ik ben genoodzaakt het te bekennen, nooit uit de gedagten zal gaan, en 't geen my ten alderuitersten verwonderd, is, dat ik meine, door zulken korten en gemakkelyken weg gekomen te zyn tot de kennisse der waarheid, en zulks onder de bestieringe van eenen Leidsman, die met goed regt zoude konnen doorgaan voor den Apostel der twyfelinge en der onzeekerheid. |
|