dank God dat ik daar hoe langer hoe minder gelegenheit toe hebbe, en dat een nauwe gevangenis my beschermt tegen myne broosheit en tegen de verrassingen van den vyand: belovende daar en boven nimmer eenige gemeenschap (ten ware men my zulks wilde toelaten) te zullen onderhouden, als konde ik zelfs de middelen daar toe uitvinden.
Ik weet niet dat men my kan overtuigen eenige dwaling van Molinos te hebben omhelst, buiten die waar van ik hebbe gesproken. Voor my, nooit hebbe ik zulks erkent, en wat myne bekende dwaling aangaat, ik verwerp dezelve en verfoei ze waarlyk, zo wel als alle de andere, eindelyk zeer klaar het misbruik van die verderfelyke gevolgen ziende, daar de Heere Jezus Christus voor gedankt zy.
Ik hebbe niet begrepen, en men heeft my niet doen zien, dat in myn boek Analysis geheeten, of in eenige andere van myne Schriften, een eenige van de dwalingen der nieuwe Mystiken gevonden wordt, schoon men mynen naam met de hunne vermengt in het veroordeelen van hunne maximen, dewelke ik altoos hebbe verworpen, en reets over tien jaren uitdrukkelyk wederlegt, gelyk te zien is in myne tweede Analysis, dewelke ik hebbe verzogt dat men aan uwe Grootheit zou ter hand stellen. Ik hebbe die schande wel verdient door myne al te grote onvoorzichtigheit, en waarlyk dwaas gedrag in veele voorvallen. Ik onderschryf daarom gewillig de veroordeeling die van myn boek geschied is.
Ik heb met S. Joannes Climacus en andere achtbare Schryvers, staande gehouden de gewoone inblyving en geduurzaamheit des gebeds in de zielen die dezelve gave in een zeer grote verhevenheit en volmaaktheit bezitten; maar ik hebbe niet beslist of zulks geschiedt door een zelve daat natuurlyker wyze voortgezet, of alleen door een evenwichtige aanhouding, dewelke bestaat in een zeer gemakkelyk gevolg van verscheide daden, waar van de afgebrokenheit en de opvolging nauwlyks kan waargenomen worden, welk laatste my het waarschynelykste voorkoomt.
Ik ben vervallen tot buitensporigheden en elenden van zulk eenen aart als die waar van ik hier boven hebbe gewag gemaakt. Ik bekenne het met leetweezen en met tranen; maar ter zelver tyd dat ik tegen my zelve getuige, oordeele ik verplicht te zyn daar by te voegen dat ik liegen zoude, wanneer ik zeide zulks geschied te zyn met oogmerk om iemant te verleiden, of alleen om my zelven te behagen (absit), of uit het zelfde beginsel waar mede men iets ongeregelts in de waerelt bedryft. Men kan in myne schriften zien, als daar ik myn binnenste levendig hebbe afgemaalt, schryvende alleen voor my zelven, wat achting, wat liefde, wat aankleving, en welk eene overheerschende zugt God my heeft ingegeeven met opzicht tot zynen wille en tot zyne wetten. My daarna te zien overgegeven, en door een aaneenschakeling van dwaasheit en dolligheit vervallen tot dingen die verboden zyn, zonder verlies van de begeerte om hem in alles gelyk te worden, en daar toe niet te zyn vervallen dan na de herhaalde toestemmingen, welke hy verscheidene malen van my geëischt heeft, aan alle zyne vreemdste oogmerken met my, te gelyk my doende voorzien en aannemen de verschrikkelykste gevolgen daar van: dit is iet 't welk ik zelv nooit heb konnen begrypen, veel min dat ik meenen zoude, het aan anderen te doen begrypen en goedkeuren.
Myn God, onder wiens oogen ik dit schryf, weet hoe veele gebeeden ik hem hebbe toegezonden, en hoe veele tranen ik hebbe gestort in zyne tegenwoordigheit, om hem te bezweeren dat hy my zou verlossen van zulk eene elende, of wel om my dezelve te verwisselen tegen alle andere quellingen, en my liever te beladen met alle versmaadheeden, dan toe te laten dat ik my zelven zoude verleiden, of daar mede anderen bedriegen op zulke gladde en gevaarlyke weegen. 't Is waar, dat ik my ter zelver tyd daar toe overgaf aan zynen gantsch volstrekten en almagtigen wille, in de onderstelling dat het zyne eere en glorie betrof: hem niets konnende weigeren van 't geen waar aan het hem had behaagt my op te offeren, zo in den tyd als in de eeuwigheit.
Het is waar dat men altoos de zonde daar van uitzondert, omdat het is om aan God zelven niet te mishagen door eene onvolmaaktheit, of door den minsten eigendom en zelfszoeking, dat men daar toe koomt, volgens het gevoel dat men heeft van daar toe gebragt te zyn door de hoogste resignatie, dewelke men daarom de uiterste overgave noemt. Zie daar in oprechtigheit hoe my zulks is overgekomen, en hoe de waarheit my zulks zou doen zeggen in de biecht, op een Schavot, en in de uure des doots.