Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVierde hoofdstuk,
| |
[pagina 157]
| |
dien langs de Kaap de goede Hoop bevaren hebben, onder den naam van Egypten hebben begrepen; dewyl men by eenen der eerste AutheurenGa naar voetnoot(a) die van dat volk gewag maakt, vindt, ‘dat in 't jaar 1433. de Ciganes, die zeiden dat zy uit Egypten kwamen, in het Duitsche Ryk zyn aangeland’, en 't was ten naastenby in den zelven tydGa naar voetnoot(b), volgens een ander oud Autheur doorGa naar voetnoot(c) Pasquier aangehaalt, dat zy Vrankryk kwamen doorkruissen. De plaats is merkenswaardig. Men leest daar dat die luiden oorsprongelyk waren uit Neder-Egypten, en dat zy het Christelyk Geloof verlochent hebbende, zich in een elendigen staat bevonden, verdreven wordende van hunne nabestaanden, en in verachting by alle menschen, zo dat de Keizer, die hen even als de andere Christen-Mogendheeden afwees, hun te gemoed voerde, ‘datGa naar margenoot+ zy zich tot den H. Vader te Romen moesten begeven...... Daar gekomen zynde, deeden zy een algemeene belydenisse van hunne zonden..... Vervolgens beval hun de Paus, dat zy zeven jaren lang tot penitentie de waerelt moesten doorzwerven, zonder op eenig bed te slapen enz...... Daar op vertrokken zy, en kwamen, na nog geen vyf jaren door de waerelt gezworven te hebben, te Parys aan. De voornaamste onder hen kwamen daar den 17. Augusti des jaars 1427. en de rest volgde op den dag van St. Jan decolaceGa naar voetnoot(d)’. De Autheur voegt 'er by, dat die Egyptenaren alle doorboort waren aan de ooren, hebbende aan yder oor eenen ring, of ook wel twee ringen; dat de mannen zeer zwart waren, en kroest hair hadden; dat hunne vrouwen ook zeerGa naar margenoot+ zwart waren, en zeer leelyk, met hairen die naar een paardestaart geleeken; dat de kleedy van die vrouwen bestondt in een zeer grove oude FlossoyeGa naar voetnoot(e), met een zelfkant van laken of met een touw omgord; en dat onder die vrouwen waarzegsters waren die de menschen in de handen keeken, dat is, die goeder geluk zeiden. Met één woord, die gebanne, afvallige, elendige Egyptenaren, die over al verstoten wierden, en verwezen waren om, volgens de penitentie hun door den PausGa naar voetnoot(f) opgelegt, zeven jaren te zwerven, komen in allen deelen overeen met de Boheemers of Heidens van onzen tyd. De Schryver, by Pasquier aangehaalt, voegt 'er nog by, dat zy geëxcommuniceert wierden nevens alle die zich van hen lieten goeder geluk zeggen, en dat zy van Parys naar Pontoise vertrokken op Lieve Vrouwen dag in September. Ik ben geneigt te geloven dat men alGa naar margenoot+ hoger dan tot die Egyptenaren moet opklimmen, om den oorsprong te vinden van het volk dat wy Boheemers noemen; en ik meen ook dat onze oude Druiden, de Kaulissen van Persien, en de Uxianen van Armenien maar zeer weinig deel hebben in den oorsprong van die elendige gelukzoekers. Zouden zy hunnen oorsprong niet verschuldigt zyn aan dieGa naar voetnoot(g) MassalianenGa naar margenoot+ die in Thracien en Bulgarien enz. omgezworven hebben, en menigmaal nevens veele andere Secten en Ketteryen voorkomen onder den naam van Manicheen? en waar aan de verzamelaars van Ketteryen mildadiglyk veeleGa naar voetnoot(h) toenamen gegeven hebben, die hen met den tyd zwarter en gedrochtelyker dan helscheGa naar voetnoot(i) Duivelen in de oogen der | |
[pagina 158]
| |
Rechtzinnige Christenen maakten. Men rekent de beginselen dier Massalianen van de Regeering van den Keizer Constans. Eerst was hun getal zeer klein; zy vermenigvuldigden allengskens, en toen zy begosten bekend te worden, verwarde men hen met de Manicheen: ook kwamen hunne LeerstukkenGa naar voetnoot(a) voor een groot gedeelte met die der Manicheen overeen, volgens de Schryvers der vierde eeuw. De eerste Straf-Wetten, die in dien tyd tegen de Scheurmakers en Ketters uitkwamen, gaven de Kerk macht om onderzoek te doen op de Massalianen: en toen wierden die luiden, dewelke men niet zo zeer voorGa naar voetnoot(b) Christenen, als wel voor Afgodendienaars en Heidenen hadt aangezien, wel degelyk Christenen, en zelfsGa naar voetnoot(c) zeer Rechtzinnige Christenen, zegt men ons, 't zy zulks uit vreeze, of uit staatkunde en belang geschiedde. Ga naar margenoot+ Dewyl ik hier van die Messalianen niet anders gewage, dan voor zo verre zy overeenkomst hebben met de Boheemers, zal ik maar alleen aanwyzen in wat betrekking zy tot elkander zyn. Zy deeden geen arbeid, zegt men ons, en leefden alleen van aalmoessen, om zich gelyk te stellen met de Apostelen, aan de welke J.C. bevolen hadt niets in eigendom te bezitten. Die geduurige ledigheit, hunne gewillige armoede, en het verachten van de gemaklykheeden des levens en van alle subordinatie, konden niet missen hen te brengen tot een afkeer van tucht en wetten. 't Is derhalven zeer waarschynelyk, dat de ondeugden en ongeregeltheden in de kudde zyn ingeslopen, en dat onder de welmeenende Messalianen welhaast een grote menigte quaad willigen zich bevondt, die heel wat anders deeden dan God te bidden. Men beschuldigde hen niet alleen, dat zy onder elkander leefden zonder order, zonder regelen, en zonder waarneming van de gemeenste betamelykheeden: maar men meende ook, dat zy een gantsch hondsch leven leiden, en dat zy, den geheelen dag ten platten lande hebbende omgezworven, des nachts zich by een verzamelden,Ga naar voetnoot(d) en, zonder onderscheit van jaren en sexe, als een hoop beesten onder elkander gingen leggen. Zy waanden, (volgens het zeggen der Orthodoxen) dat men de Natuur in allen deelen moest volgen, met te eeten en te drinken, enz. wanneer zy het beveelt, en nooit anders te vasten, dan wanneer de gezondheit en de noodzakelykheit zulks vereischen. Behalven dat, hadden zy vergaderingen en maaltyden by nacht, waar op zy, volgens de Orthodoxen van dien tyd, alle de verfoeilykheeden bedreeven die de Heidenen den Christenen hadden te last gelegt, en die in 't vervolg aan de Ketters der laatste eeuwen wierden toegerekent, om hen des te hatelyker aan de Catholyke volkeren te doen voorkomen. Omtrent het einde der dertiende eeuwGa naar margenoot+ zag men in Italien zekere Fraticellen, dewelke men ook Bizoques noemde, door welke beide benoemingen men dom en bygelovig kan verstaan. Ik verbeeld my, dat hun die naam gegeven wierdt om hunne ruwe manier van leven, en om de plompheit hunner zeeden. De strenge devotie, dewelke zy in den aanvang voorgaven, konde oorzaak zyn waarom men hen Bizoques noemde. Wat belangt den naam van Fraticellen of Frerots, dien men meent hun gegeven te zyn omdat de eerste Fraticellen Monniken waren; zou men niet mogen geloven dat het de zelvde is met dien van Adelphiers, die aan de Messalianen is gegeven geweest? Wy zullen zien wat overeenkomst deze hebben met de Fraticellen, die, gelyk men ons zegt, Pierre Maurato en Pierre de Fossombrone tot hunne eerste Leeraren hebben gehadt. Men geeft hun tot Hoofd zekeren afvalligen Monnik, uit het Klooster Pongiloup weggelopen. Hoe het zy, die luiden voor het meerendeel omzwervers en landlopers, wegens de vervolgingen die men hun aandeet, en het libertyns leven waar van zy wierden beschuldigt, mengden veele grove dwalingen onder hun onrein en losbandig levensgedrag: en volgens de Schryvers | |
[pagina 159]
| |
van dien tyd waren de ondeugden by de Fraticellen en Massalianen de noodwendigeGa naar margenoot+ gevolgen van hunne dwalingen. De eene zo wel als de andere waanden dat alle goederen moesten gemeen zyn, verwerpende tevens allen arbeid met de handen. Zy ontkenden dat men de Overheeden moet gehoorzamen; zy stonden de veelwyvery voor, en oordeelden dat de vrouwen gemeen moesten zyn aan alle mannen; waar by de Grieksche Orthodoxen nog voegden het verwyt, 't zy waar of valsch, dat zy hunne vergaderingen by nacht hielden om allerleye buitensporigheeden te bedryven, even als de Orthodoxen in Italien zulks in dezelve eeuw aan de Fratricellen te last leiden. Wy zullen in de volgende Verhandeling zien, dat de Opperhoofden der Dweepersche Anabaptisten tot alle de uitsporigheeden van die drie misdadige dwalingen vervielen, nevens veelen van hunne Aanhangers; 't welk ten minsten eenigsins tot een bewys strekt van het Libertynsch leven, waar mede de Massalianen en de Fratricellen beschuldigt wierden. Het schynt ook, dat zulks genoegzaam rechtvaerdigde de vervolgingen welke die Ketters van de Orthodoxen moestenGa naar margenoot+ ondergaan. Zou men evenwel niet mogen de party trekken van een gedeelte dier ongelukkigen? 't Is wel waar, dat men uit de Leere der Opperhoofdenmag oordeelen niet alleen van hunne eigene zeeden, maar ook van die hunner kudden; nochtans is het mede waar dat het trekken van zulk een gevolg, hoe gemeen doorgaande by allerleye Secte en partyen, niet altoos billyk is: want even als de heiligheit der Leere niet altoos verhindert dat de kudde, die belydenis doet van dezelve op te volgen, tot vrygeestery vervalt, zo verhindert de quade Leere niet altoos de deugt der geenen die het ongeluk hebben van leeden te zyn van zulk eene Secte. Niemant denke daarom dat ik de Ketteryen wil voorstaan; maar men behoorde te verminderen dien haat, die by veele menschen een gedeelte van hun geloof uitmaakt. Ik ben ook geneigt te geloven, dat, uitgenomen een zeker getal van personen, die zich onder het gezag van eenige gevaarlyke stellingen aan de ondeugden overgeeven, het overige van de kudde geensins toelegt om de gevoelens te doorgronden, waar van zy navolgers geacht worden. Zy leven en blyven daar in door gewoonte, even als andere leven en blyven in de allerbeste Rechtzinnigheit. Laat ons tot de Massalianen, zo Grieksche en Levantynsche als Italiaansche, wederkeeren. Zo het waar is, dat onder hen zo veele volslagene Libertynen als de Controversisten en Historieschryvers derGa naar margenoot+ voorgaande eeuwen gezegt hebben, zyn ingeslopen, mag men ook wel geloven dat de omstandigheit des tyds, gevoegt by de onkunde en vervolging, niet weinig heeft toegebragt om de buitensporigheeden dier valsche Leeringen tot gebruik te brengen. 't Is hier mede gelegen als met een persoon die tot een zware misdaat vervalt, of die zich door eenig wanbedryf tot eerloosheit gebracht ziet. Hy wordt geschuwt en veracht van de menschen, en die verachting, die hem in den Burgerstaat hatelyk maakt, brengt hem meest altoos tot armoede, en vervolgens tot een soort van wanhoop, waar door hy eindelyk geheel en al verdorven wordt. Nog moet ik hier aanmerken, dat zoGa naar margenoot+ wel de oude als de nieuwe Controversisten menigmaal de Secten en hunne stellingen veel gevaarlyker hebben voorgestelt, dan men geloven moet dat zy waarlyk geweest zyn. Men moet den yver wat toegeven, zullen de geene zeggen die hun werk maken van aan hunne gemeentens te leeren, dat men in 't bestryden der Ketteryen niet te bepaalt wezen moet: maar men zou konnen antwoorden, dat de yver in dien stryd niet moet strekken tot uitdoving van de liefde, en dat een hairklovend zintwister, die het venyn dat uit een wangevoelen kan getrokken worden, al te sterk uitperst, aan de zamenleving meer quaads toebrengt, dan de geen die zulk een gevoelen zomwyl te haastig omhelst heeft, en vervolgens uit spyt of hovaardy gedwongen is het zelfde hardnekkig staande te houden. Die zelve yver, waar van ik spreeke, heeft ook aan eene en dezelve Secte volstrekt strydige Leerstukken doen toeschryven. Zulk een groten haast maakt de Orthodoxie, wanneer het te doen is om haare vyanden in den haat van eene heerschende party te brengen. Ik meen dat men aan die zo liefdeloze verhaasting mag toeschryven die groote lysten van voorstellingen, uit deeze of geene Gevoelens gehaalt, zonder zich te bekommeren of die voorstellingen aaneenhangen, dan of zy elkander bestryden, enz. Die dat gebrek voelden, zich verlegen vindende om met eere daar af te komen, hebben zich toegelegt op het uitvinden van verachtelyke namen, om daar mede te brandmerken de Secten die men alzulke Contradictien hadt opgelegt; dus wierden de Manicheen, de Massalianen enz. | |
[pagina 160]
| |
by de Grieken benoemt met een woord, dat zo veel zegt alsGa naar voetnoot(a) onrein Mengelmoes, even als de Albigenzen, de Waldenzen, en zelfs de Lutheranen en Calvinisten, by de Latynen zyn bestempelt geweest met een ander woordGa naar voetnoot(b) 't welk ruigt of janhagel te kennen geeft. Ga naar margenoot+ Laat ons hier nog een aanmerking byvoegen. De naam van Adelphianen, die den Massalianen gegeven wierdt, was ontleent van zekeren Adelphius, eenen hunner Leeraren. Flavianus Patriarch van Antiochien deet dezen Adelphius uit Syrien verdryven, na dat hy hem met list het geheimzyner leere hadt doen klappen. De Massalianen verwyderden door hun gestadig omzwerven ongevoeliglyk van hun oorsprongelyk land. Ik heb reets aangewezen, hoe de vervolgingen en mishandelingen, hun door de Rechtzinnigen aangedaan, immers zo veel konden toebrengen om hen uit de Steeden te doen wyken, en in den haat en afkeer des volks te brengen, als de valsheit hunner grondstellingen en de ongebondenheit hunner zeeden. De voortplanting der Secte bragt die der Leerstukken te weeg, en 't is wel te gelovenGa naar margenoot+ dat zy zich in Europa uitstrekkende, aldaar even als in Azia Vrygeesten vondt, die zich naar de werkloosheit en luiheit, door de Secte gepredikt, wisten te schikken. Het kaf mengde zich onderGa naar voetnoot(c) het goede graan, en het gemeene volk dat meesttyds van het byzondere tot het algemeene oordeelt, hieldt zelfs het goede graan voor kaf. Zy onthielden zich in Griekenland, in Thracien, in Bulgarien, in Hongaryen, en eindelyk in Bohemen. In de Landen daar de Schlavonische taal gesproken wordt, veranderden de Massalianen, of liever hunne vyanden de Orthodoxen, den naam der Secte in dienGa naar margenoot+ vanGa naar voetnoot(d) Bogomylen. Na dat zy gevlucht waren in Bulgarien en daaromheen, maakten zy den naam vanGa naar voetnoot(e) Bulgaar hatelyk door gantsch Europa, en vooral in Vrankryk en in Italien. 't Is waarschynelyk, dat zy uit Bulgarien en Hongaryen naar Bohemen overgegaan zynde in een tyd, wanneer de Boheemsche Broeders den standaart tegen de Kerk begosten op te richten, de Orthodoxen of Rechtzinnigen de Boheemers welhaast zullen verwart hebben met de Bogomylen of Massalianen, en dat in die tyden van Crisis voor de Kerk van J.C. veele landlopers en beedelaars zich onder den hoop gemengt hebbende, men allerley slag van menschen onder een en den zelven naam begrepen heeft; en dus is eindelyk door den naam van Boheemers niet anders verstaan dan vagebonden of landlopers, die, als zynde menschen zonder wetten en Godsdienst, niet konnen geleeden worden in de steeden van welgeregeldeGa naar voetnoot(f) Koningryken en Staten, en die tegenwoordig geen ander verblyf hebben dan onderaardsche holen en spelonken; noch geen ander middel om hun leven te onderhouden, dan bedelen en steelen. Indien men geloven moet al 't geen in de Nieuwstydingen romansgewyze verhaalt geworden is aangaande de Boheemers die omtrent vyf jaren geleden hoog en laag Duitschland hebben afgelopen, zouden hunne bewyzenGa naar voetnoot(g) van dapperheit zekerlyk ongemeen zyn. |
|