Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 146]
| |
Tweede hoofdstuk,
| |
[pagina 147]
| |
Ga naar margenoot+ de, gaven Cavalier, Roland, Catinat, en Ravanel, die de Opperhoofden waren, zich uit voor Goddelyk-Geinspireerden, en gedroegen zich als Bedienaars van het Evangelie. Zy gaven den zegen over de Huwelyken, zy doopten, en deelden het Nachtmaal uit; zy maakten en deeden Predikatien, of liever zy flansten een menigte texten uit den Bybel tot hun oogmerk te samen, of hechteden eenige lappen byeen uit predikatien die hun te voren gedaan waren door gerefugieerde Zendelingen uit andere landen wedergekeert, of door Predikanten, die voor de aankomst dier Missionarissen zich onder de broeders van de Cevennes en het Vivaretz hadden opgeworpen. Daarenboven wierden zy versterkt met eenGa naar voetnoot(a) renfort van oude devotie, hun van tyd tot tyd uit Geneve toegezonden, en dus waanden zy hunne vergaderingen te spyzigen met het ware Manna, 't welk zy echter door hunne dweepery en onkunde vervalschten. Ga naar margenoot+ Cavalier, die door zyne geboorte tot de bediening van een Muil-ezel-dryver of iet diergelyk geschikt scheen, werdt wel haast de Generaal of opperste Veldheer, en in zeker opzicht de Wetgever en de Profeet van die Camisars: doch eer hy tot dien hogen trap geraakte, hadt hy verscheidene andere bedieningen bekleedt, dewelke ik onnodig achte om op te tellen, dewyl de voornaamste die van bakkersknegt geweest is.Ga naar voetnoot(b) Genoodzaakt zynde een broodwinning te zoeken, verkoor hy die van zelv brood te konnen maken, zegt Mad. du Noyer niet onaardiglyk in haare Brieven. Dit ambacht nu, waar in hy zich zeer slegt queet, verlaten hebbende, maakte hy een aanvang van zyn leerlingschap in 't werk der Inspiratie. God, zeide hy, hadt hemGa naar voetnoot(c) zynen wille door droomen bekend gemaakt, en bevolen zynen broederen te hulp te komen. Hy begaf zich dan tot hen, en werdt, gelyk reets gezegt is, hun Profeet, hun Leerraar, en hun Generaal. Volgens MadameGa naar margenoot+ du Noyer,Ga naar voetnoot(d) hadt hy ‘een jonge Profetesse by zich, Isabeau genaamt, dewelke hem nacht en dag bybleef. Hy hadt een jong en mooi meisjen uitgezogt; zy ging altoos nevens hem, en maakte zich door hare verrukkingen zeer noodzakelyk aan de bende...... Deze Profetesse, na het maken van woelende lichaamsbewegingen.... die zeer hevig waren, verklaarde van Gods wegen, dat men het Opperhoofd gehoorzamen moest, en hem houden voor een anderen Mozes...... Allengskens, vaart du Noyer voort, wilde hy (Cavalier) de ampten van Aäron en Mozes in zyn persoon vereenigen. Hy bekleedde zich met het Priesterschap; rechtte een Kerkelyk Lichaam onder de Cevenneezen op, en wierp zich tot Paus of Patriarch daar van op’. In deze hoedanigheit hadt hy het bevel over de boetvaerdigheit zyner gelovigen, en straste de onboetvaerdigen met de Excommunicatie. Indien de aangehaalde Brieven geloof verdienen, ging zulks toe op de volgende wyze. Cavalier ‘vermaande de gelovigenGa naar margenoot+ voor dat hy hun het Avondmaal uitdeelde, tot berouw, en kondigde hun aan dat zy de Tafel niet moesten naderen voor dat zy de vereischte gesteltenis om te Communiceeren hadden verkregen, met verzekering dat God hem zou doen kennen de geenen die ter Tafel mogten worden toegelaten...... Onder de plechtigheit zag men zynen arm van tyd tot tyd verstyven, en het brood weigeren aan sommige die zich kwamen aanbieden om het te ontfangen...... De geweigerde dropen zeer bedroest af, en begaven zich in den gebeede tot nader bevel...... Hy riep ze wederom, wanneer hy meende dat zy genoegzame boete gedaan hadden.... Zulk een was die GeneraalGa naar voetnoot(e) der Dwee- | |
[pagina 148]
| |
Ga naar margenoot+ pers. Hy was loos genoeg om zyne aanhangers te doen goedkeuren het vergelyk dat hy met den Maarschalk van Villars maakte, verzekerende dat hy het deetGa naar voetnoot(a) op bevel van God, en ten beste van de Kudde. ‘Hy viel in verrukking voor dat hy den Maarschalk ging vinden: het bed waar op hy lag, schudde door de kracht zyner ontroeringen, en God beval hem, door een stemme die uit zyn eigen mond voortkwam, enz.... dat hy doen zoude 't geen men van hem begeerde.... doch die openbaring hadt geen ingang by de verstandigsten’. Het vergelyk dat het Opperhoofd maakte, bragt de verstrooing van zynen aanhang te weeg. Deze dweepers hadden onder hen aangenomen het overschot van de Dauphineesche Cabale, en uit dat overschot was de nieuwe kudde in de Cevennes geformeert. Zy verzamelden zich op dezelve wyze in Engeland, en rechteden wederom eenGa naar margenoot+ nieuw gezelfchap van Profeeten op. Cavalier, de beloften en de voorwaarden, in het vergelyk bedongen, mistrouwende, trok daar heen met zyne Broederen, en werdt in 't eerst als een Bescherm-Engel van den Protestantschen Godsdienst ontfangen. 't Is te weinig gezegt, dat hy wierdt nagelopen van alle de Vluchtelingen in Holland en Engeland; en dat hy een tyd lang overal nabestaande en goede vrienden vondt, die met alle geweldGa naar voetnoot(b) op de eene of de andere wyze hem wilden toebehoren. Ga naar margenoot+ Men deet hem zulke ongemeene eerbewyzingen aan, dat hem niets anders ontbrak dan die byna godsdienstige eerbied, welke de Roomsche Kerk aan de Heiligen bewyst. Een recht yverige Resugié zou toen ter tyd verlegen zyn geweest als hy hadt moeten beslissen, wie van beiden behagelyker aan God was, Cavalier die van een Bakkersknegt, Profeet, Opperhoofd van Geestdryvers, en uitroeier der Papisten geworden was, of Marlboroug den verlosser van Duitschland. Men moet ter goeder trouwe bekennen, dat de eerste jaren dezer eeuwe vruchtbaar in dweepers geweest zyn. In Duitschland was toen een Tenhart, wiens Visioenen, die wel verdient hadden in haarGa naar margenoot+ eigen taal te blyven, in de Fransche zyn overgezet. Deze man, die half gek was, (en wie weet niet, zal men mogelyk zeggen, dat alle Dweepers zo zyn?) hadt nogtans leerlingen en navolgers, en zelfs verstandige navolgers, die nergens anders om voor dwazen konden gehouden worden dan omdat zy de dromeryen van Tenhart geloof gaven: trouwens zal het altoos een waarheit zyn, dat de zotheit besmettelyker is dan de wysheit. Die man scheen alle de gedachten tot de goddelykeGa naar margenoot+ inspiratie te brengen, de belagchelykste en onheiligste niet uitgezondert: doch naderhand beginnende te twyfelen of wel alle de gedachten van goddelyke ingeeving waren, schreef hy een gedeelteGa naar voetnoot(c) aan de ingevingen van den Satan toe. Hy geloofde dat hetGa naar voetnoot(d) eezweeren quaad was, volgende hier in het gevoelen der Quakers: maar hy deet 'er een zeer verderfelyke clausul by, strekkende om het quaad te verschonen wanneer het onderstelt wordt onvermydelyk te zyn. Hy scheen het arbeiden voor onnodig te houden. Doch onder zekereGa naar voetnoot(e) voorwaar- | |
[pagina 149]
| |
de. Hy kwam met de Quakers ook in een ander stuk overeen, te weten in de onverschilligheit van Godsdienst, welke hy deet gepaart gaan metGa naar voetnoot(a) veel verachting voor de geenen die de Religie hadden hervormt. Hy verklaarde zich tegen de vermaaken, en boven al tegenGa naar voetnoot(b) die van de smaak. Eindelyk hy sloeg, volgens het caracter van zyn land, veel geloof aan deGa naar voetnoot(c) verschyningen van den Duivel. Een ander Hoogduitsche ProfeetGa naar margenoot+ van dien tyd was Godfried of Godefroy Winkler. De gaaf der Profetie kwam hem over in het jaar 1707. toen hy 14. jaren bereikt hadt, dat is, omtrent dien tyd des levens welken de Natuur heeft bepaalt tot een begin van werkzaamheit ten nutte derGa naar margenoot+ menschelyke samenleving. Het 14. Jaar, waar omtrent eene der grootste revolutien in het menschelyk lichaam voorvallen, dient ook om te ontdekken de meer of min rypheit van oordeel, en waar heen het verstand overhelt. Het bleek klaar, dat de voorzeggingen van dien jongman ontstonden uit een ongezond verstand, en de uitkomst van der zelver valsheit hielp het gemeen verder uit den dut. Men zou meer Dweepers van dat slagGa naar margenoot+ konnen te berde brengen: maar waar toe zou het dienen? Immers weet de Lezer reets dat men een Visionaris of ziender by toeval kan worden, dat men het blyven kan indien men wat voorspoedig is, en eindelykGa naar voetnoot(d) dat men zich zelven kan bedriegen terwyl men anderen bedriegt. Ik bekenne dat 'er Dweepers op zich zelven zyn, gelyk de twee Duitschers waar van ik hebbe gewaagt, als mede veele andere die het geluk niet gehadt hebben van aanhang te maken. Hier uit blykt dat de dwaasheit niet altoos slaagt, en dat zy, nevens een zeker caracter, zekere omstandigheeden nodig heeft, om volgers te winnen. Ontbreekt het daar aan, zy blyft in 't duister. Omtrent een jaar na de pest van Provence,Ga naar margenoot+ zag men in Languedoc een Secte, of Gezelschap, of Broederschap van weinig uitgestrektheit, daar zeer verscheidentlyk van gesproken wierdt. Eenige meenden, dat zy zich den naam van Geillumineerden gaven, en dat zy eenige overeenkomst met de Secte of Broederschap van 't Rozenkruis hadden. Andere geloofden dat het de rechte Dweepers waren, en dat onder hun ook schuilde eenig overblyfzel der Cevenneesche Dweeperye, dewelke wy welhaast wederom in Engeland zullen zien het hoofd opsteeken. Andere eindelyk, hielden die luiden voor vrygeesten en volslage debauchanten, die onder schyn van geheimenissen, daar een zweem van Godsdienst onder liep, veele godloosheeden pleegden. Hoe het zy,Ga naar margenoot+ die Verlichtede of Geillumineerde zeiden, of ten minsten doet men hen zeggen, ‘dat, dewylde Vader en de Zoon hunne regeering gehadt hebben, de H. Geest nu op zyn beurt regeeren moet, en dit is het Ryk 't welk zy waanden op te rechten. Daar toe gebruikten zy verscheidene kinderlyke plechtigheeden, die tegen het Evangelie stryden. Onder die Ceremonien waren eenige uit het Jodendom genomen. Zy hielden den Saturdag en den Zondag beide voor rustdagen. Zy deeden de inwyding tot de geheimen van hunne Secte door een Doop met brandewyn, en nevens dien doop verzekert men ons dat zy ook de Besnydenis oefenden. DeGa naar margenoot+ gewaande Opperhoofden dier Secte, zo 'er slechts een of meer geweest zyn, waren gekleed in witte rokken zo lang de vergadering duurde, en droegen kroonen op het hoofd, of hoge mut- | |
[pagina 150]
| |
sen met een soort van quispel daar op. Aan de kroonen waren twaalf pluimen, die, naar hun zeggen, de twaalf Apostelen verbeeldden. Het glas waar uit die kroonen waren gemaakt, verbeeldde de zuiverheit, waar van de doorschynentheit een zinnebeeld was. De quispel van den muts was een zinnebeeld van de ongestadigheit der menschelyke zaken. Zy droegen ook een draagband, en deze draagband, die mogelyk voor een teken van een Ridder-Orde diende, was versiert met linten van verscheidene coleuren, met Lelien enz’. Men voegt 'er by, dat de witte zyde stof waar mede de kroonen of mutsen bekleed waren, de onnozelheit verbeeldde; en dat de kant, waar mede de zyde geboord was, betekende (zeer duister waarlyk) de zaligheit en de liefde Gods; dat de linten van de kroon, kruisgewyze geknoopt, te kennen gaven dat J.C. onze zonden als met een hoed bedekt hadt. Wie zou de buitensporigheit of het bedrog van eene diergelyke vergadering niet bemerken? |
|