Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede hoofdstuk,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ in dezelve hoedanigheit,Ga naar voetnoot(a) op den dag van zyne Kroning bekleed is met het Koorkleed, met de Stool, en met den Kasuifel (Dalmatique). Wanneer 'er een Bisdom open valt, geven de Kanonniken van de Hoofdkerk kennisse daar van aan den Koning, met verlof tot het verkiezen van een anderen Bisschop. Zyne Majesteit benoemt, met hun dat verlof toe te zenden, den geenen dien hy begeert; waar na de Deken en het Kapittel den genoemden persoon verkiezen. De nieuwe Bisschop vervolgens verkoren, gewyd, en geinstalleert, doet hulde aan den Koning, legt den eed af, en betaalt het regaal. De andere voorrechten welke de Souverain heeft als Hoofd van de Kerk, bestaan in het maken van OrdonnantienGa naar voetnoot(b) rakende de Ceremonien en Kerkgebruiken, gezamentlyk met de Kerkelyke Commissarissen en den Aartsbisschop; inGa naar voetnoot(c) het geven van verlof tot het beroepen van Synoden; in aan de besluiten van die Synoden de kracht vanGa naar margenoot+ wetGa naar voetnoot(d) te geven, enz. Maar met dat alles is de Souverein niet meer dan een Leek-Opperhoofd, en men zou hem verkeerdelyk den naam geven van Eersten Bisschop of Paus van Engeland, schoon het aan verscheidene Roomsgezinde Schryvers behaagt heeft hem dus te noemen. De Geloofs-Belydenis zegt, ‘dat de Souvereine Regeering van alle de Staten des Koningryks, zo Geestelyke als Waereltlyke, in allerlei soort van zaken hem toebehoort........ zonder hem magt te geven tot de bedieninge des Goddelyken Woords, noch der Sacramenten......’ En men berispt in dat Leek-Opperhoofd, dat hy Leerstukken heeft willenGa naar voetnoot(e) beslissen, en de Leere naar zyn goeddunken veranderen, verbeteren, en vaststellen: dit nu is 't geen enkel aan den Paus, of aan de Kerk toekoomt. In de voorgaande Verhandeling hebbe ik deze stoffe ter loops aangeroert: en dewyl het een verschilpunt is, moet men zich dienaangaande begeven tot de Auteuren die voor en tegen geschreven hebben. De Bisschop is boven den Priester, enGa naar margenoot+ de Priester boven den Diaken. Het Engelsch Kerkgewoonteboek leert ons, dat de ware bediening des geenen die Diaken geworden is, bestaat in het bezorgen van den armen; In den Priester (of Predikant) behulpzaam te zyn in de uitdeeling des Nachtmaals; in den zegen te geven aan die zich in 't Huwelyk willen begeven, in te dopen, in opzicht over de begrafenissen te hebben, en eindelyk in te prediken en den volke de H. Schrift en Predikatien voor te lezen. De Inwyding van die Diakenen bestaat in een vermaning die hun gedaan wordt, waar na de Eerstdiaken, of de geen die zyn plaats bekleedt, hen den Bisschop aanbiedt; en de Bisschop, aan den Aartsdiaken gevraagt hebbende of hy ze geëxamineert, en het Diaken-ampt waardig bevonden heeft, richt zich tot de Gemeente, zo om te weten of 'er eenige verhindering in de verkiezing gekomen zy, als om de verkorenen aan de gebeeden der gelovigen aan te beveelen. Na die gebeeden en eenige Lofzangen, leest men den Diakonen eenige texten voor, 't zy uit het III. Kapittel van den eersten Brief aan Timotheus, van het 8 vers tot aan het einde van 't Kapittel; 't zy uit de Handelingen der Apostelen het VI. Kapittel, van vs. 2. tot 8. De Bisschop neemt de Verordenden den eed van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Suprematie af, en doet hun de volgende vrage, onder veele andere die onnodig zyn hier aan te roeren; te weten ‘Of zy deGa naar voetnoot(a) inwendige roeping van den H. Geest tot het Diakenschap hebben?’ Op zulk eene vrage is het antwoord terstond gereet, en het is zonder voorbeeld dat een Ordinand of verordende neen geantwoord heeft, omdat het besluit reets genomen is, en omdat de H. Geest altoos zamenstemt met de oogmerken en begeertens van den Ordinand. De Bisschop vervolgens aan die Diakonen het N. Testament ter hand stellende, geeft hun de macht om Gods Woord den volke voor te lezen en te prediken. Daar op Communiceert de Bisschop, gelyk alle de andere ook doen. De plechtigheit eindigt met een toepasselyk gebed, en met den zegen. Ga naar margenoot+ Zie hier het merkwaardige in de Verordening der Priesteren. Laat ons eerst zeggen, dat zy ten deele Calvinische en Protestantsche Predikanten, en ten deele Roomsche Priesters zyn. Zy doen geen offerhande volgens den zin der Roomsche Kerke, maar, zegt men,Ga naar voetnoot(b) zy zyn Bedienaars van het Evangelie, en als zodanige zyn zy echter offeraars; zy doen offerhanden van gebeeden, lofzangen, dankzeggingen, enz. Indien men derhalven door een Priester die Lofofferen enz. doet, een offerpriester moest verstaan, zou de Engelsche Priester alleen niet een offerpriester weezen: een Calvinisch Predikant zou het ook zyn. Doch die offerhanden, voegt 'er de Bisschop by, wiens woorden ik hier uitschryve, moet men niet anders dan leenspreukig en geestelyk verstaan. Daar is eene andere offerhande die onbloedig is, en welke de Anglicaansche Priester offert ter gedachtenisse van den doot des Zaligmakers; deze offerhande nu is het welke den naam van Priester geeft aan dien Bedienaar van het Evangelie die de Sacramenten bedient en het woord van God predikt, enz. by de Anglicanen. Het Kerkgewoonte-Boek maakt gewag van zaken die de Verordening voorgaan, gelyk zyn de getuigschriften, de geboorte, de levens-staat, de studie, en de opvoeding. Wegens alle die artykelen, die het wezentlyke van 't Examen uitmaken, doch niet tot myn bestek behoren, zou veel te zeggen vallen: niet dat men volgens den aart der liefde niet geloven zou, dat men zyn uiterste best doet om tot een zeker en nauwkeurig Examen te komen: maar alle menschen konnen bedriegen en bedrogen worden, de oogmerken zyn menigmaal niet oprecht, en onder het examen en getuigenis schuilen dikwils kuiperyen en bedrieglyke streeken. Van den kant der Verordenden bindt men zich veeltyds in, en vervolgens doet men zyn plicht niet anders dan of het een handwerk ware. Maar onnodig is het, hier op te tellen de onvoorziene gevallen, en zulke die uit byzondere gesteltenissen, of uit verscheidene omstandigheden konnen ontstaan. EenGa naar voetnoot(c) zeer geestigGa naar margenoot+ Autheur vindt de zeeden der Engelsche Geestelykheit veel geregelder dan die der Fransche. Eene der redenen welke hy daar van geeft, is dat de Anglicanen in de Universiteit van Oxford, en die van Cambridge, verre van de verdorvenheit der Hoofdstad afgelegen, worden aangequeekt. Men kan hun de ondeugt van Galanterye niet verwyten. ‘De Priesters zyn meest alle getrouwt; de ongemaniertheit op de Universiteit gehaalt, en de weinig ommegang welke men in Engeland met de vrouwen heeft, zyn de oorzaken datGa naar voetnoot(d) men gemeenlyk genoodzaakt is zich met de zyne te behelpen...... De Kerkelyken zyn meest alle eigenzinnig en Pedants.......’ Daar op volgt een kort verslag waar in de Autheur de Petits Maitres van de Roomsche Kerk fraai afschildert, en ten besluit onderstelt dat de Anglicaansche God danken dat zy Protestantsch zyn. Ik antwoord dezen Schryver, dat men de onderscheidene gebreken van deze en geene Geestelyken tegen elkander moet opwegen. De Fransche geestelyken zyn gansch lichtvaerdig, vrolyk en vermakelyk in vergelyking met de zynen: zy spatten wel eens uit, doch hunne inbeelding maakt hunne uitsporigheden groter dan ze in der daat zyn. De Engelschman is omzichtiger en heimelyker in zeker soort van vermaken. Hy voedt zich niet met lichtvaerdige praat, noch met de denkbeel- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, en wil geen tyd verliezen met Fransche fleurettes. Welgevoede sterke lichamen, en die driftig zyn in hunne begeertens, moeten iet hebben daar lyf en stof aan is. Zy pogen naar het Solide, en om dat te vinden putten zy de vermakelykheden uit even als de wetenschappen: maar dit is 't geen de Franschen noemen se divertir tristement, dat is, zich op een droevige wyze vermaken. Met zulk een caracter kan men Minnaressen hebben van een zekeren smaak of van een zekere waarde, en galant zyn op een andere wyze dan de Fransche GeestelykheitGa naar margenoot+ begeert te wezen. Wat aangaat het drinken van wyn, de Philosoofsche Briefschryver zegt; de Priesters gaan zomwylen in de herberg: (hy hadt konnen zeggen, dat zy menigmalen daar in gaan, en wel met zo weinig ingetogenheit, dat het den vreemdelingen ergert) het gebruik wettigt zulks, en zo zy dronken worden, zulks geschiedt op eene eenvoudige wyze en in een soort van meditatie. Niets heeft meer waarheit, noch steekt meer door, dan die schyn van ingetogenheit en applicatie, welke de Engelsche Geestelyken in deGa naar voetnoot(a) Tavernen aannemen, en men zou niet konnen zeggen wat meerder opmerking verdient voor iemant die aan zulke manieren niet gewoon is; de ernst waar mede de debauches gepleegt worden, of de standvastigheit waar mede de Engelschen dezelve weten te hervatten. De Koffyhuizen zyn ook plaatzen van uitspanning en tydverdryf voor de Kerkelyken. Gelyk zy niet schromen in de Tavernen te verschynen met hun Kerkelyk gewaad, zo vreezen zy nog minder zich te vertonen in de Koffyhuizen, en daar breed te redeneeren over de belangen van het gantsche Heelal, van die der Godheit af tot die van den minsten Leek hunner Parochie toe: en dewyl in die Koffyhuizen, even als in de Tavernen, het gebruik is elkeen voor zyn geld te ontfangen en te dulden, wordtGa naar margenoot+ aan een Engelsch Priester daar niet meerder achting beweezen dan aan een ander persoon. Wyders moet men uit myn gezegde geen al te groot vooroordeel opvatten tegen de Geestelyken van Engeland, en uit het algemeen caracter dat wy beschreven hebben, moet men niet besluiten dat de gantsche Geestelykheit verachtens waardig is. Het is aan niemant onbekend, dat 'er onder de Engelsche Geestelyken een menigte van uitmuntende mannen, zo ten aanzien van geleerdheit als van deugt, gevonden wordt. Zelfs verdoven de aangehaalde gebruiken, hoe strydig zy tegen de betamelykheit schynen, niet volstrektelyk de verdiensten. Wanneer eene gantsche natie daar aan eenigermate haare toestemming by oogluiking geest, en van geen ergernis klaagt, dunkt my dat zulks hen eenigsins van belagchelykheitGa naar margenoot+ bevrydt. Laat ons wederkeeren tot de verordening der Priesteren. Zy bestaat in drie dingen, de gebeeden, de vermaning, en de oplegging der handen. Volgens de instellingen van den jare 1603. moet de Verordening der Priesteren en DiakonenGa naar voetnoot(b) geschieden op de Zondagen die de Vier Getyden volgen, en wel by den gewonen Dienst in de Hoofdkerk of wel in een Parochie-Kerk ter plaatse daar de Bisschop zyn verblyf houdt, in de tegenwoordigheit van den Aarts-diaken, den Deken, en twee Prebendarissen of Domheeren, of ten minsten van vier aanzienlyke personen die Meesters der vrye konsten zyn, en voor wettige Predikanten bekend staan: doch zy zyn maar getuigen van de Verordening: want dit behoort alleen tot den Bisschop, en zy hebben daar geen ander deel aan dan dat zy gebeeden doen en de oplegging der handen verrichten. Met één woord, de Bisschop heeft alleen het recht van aan de Verordenden te zeggen, Ontfangt den Heiligen Geest. Het onderscheit dat men in Engeland, zo wel als by de Roomsgezinden, stelt tusschen de oplegging der handen van een Bisschop, en die der getuigen of bystanders, bestaat hier in dat de eene de magt van verordenen te kennen geeft, en de andere alleen de toestemming, of de Medebroederschap, indien men zo spreken mag. Schoon men, om Priester te worden, eerst Diaken moet geweest zyn, gebeurt het nochtans dat een Ordinandus de beide Ordens op eenen en denzelven dag ontfangt. Het examen gedaan zynde, en vervolgens de vermaning, welke het Avondmaal onmiddelyk voorgaat, leest men den Epistel, Kap. XX. uit de Handelingen der Apostelen, van vers 17. tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36. en zo de Verordende het Diakonaat en Priesterschap op den zelven dag ontfangt, voegt men 'er het III. Kapittel van den eersten Brief aan Timotheus by: waar na men leest in het laaste Kapittel van Matheus, van vers 18. tot aan het einde, of in het Evangelie van Johannes, aan het XX. Kapittel, van vers 19. tot 24. Voorts zingt of leest men het Veni Creator. Het overige der Verordening, byna niets verschillende van 't geen by de Inwyding van een Diaken geschiedt, sla ik over. Na het nodigen van de Vergadering der gelovigen, om door inwendige gebeeden de verdienste en het goed gevolg der Verordening te willen helpen bevorderen, (op die nodiging volgt een stilte van eenigeGa naar voetnoot(a) oogenblikken) bidt de Bisschop hard op, en verricht onmiddelyk daar na de oplegging der handen, nevens de adsisterende Priesters. De Ordinanden zyn geknielt. De Bisschop hun de handen opleggende, gebruikt het volgende formulier, 't welk zeer onderhevig is aan de berispingGa naar voetnoot(b) der Puriteinen: ‘Ontfangt den H. Geest. De zonden zullen vergeven worden aan alle de geenen welke gy die vergeven zult, enz. Zyt getrouwe uitdeelers van het Woord Gods en der Sacramenten, enz.’ Op dat formulier volgt het overleveren van den Bybel. Ga naar margenoot+ Nu komen wy tot de Inwyding of Verordening der Aartsbisschoppen en Bisschoppen. Zou het my passen hier ter plaatse hunne plichten te doen aanmerken? Een Bisschop is, volgens het denkbeeld der AnglicanenGa naar voetnoot(c) naast J.C. de eerste Herder der Kerke, en de mindere Bedienaren zyn zyne Pastoors of Curees. In zyne afwezentheit geeft de Priester den zegen aan de gelovigen: maar wanneer de Bisschop den Godsdienst bywoont, koomt het hem toe den zegen uit te spreken. Want, zegt men ons, dewyl volgens den Apostel in het VII. Kapittel, het 7. vers van den Brief aan de Hebreen, het mindere gezegent wordt van het meerdere, zou het wel passen dat een Bisschop den zegen ontfing van zynen Pastoor? Neen geenzins. De Curé moet door zynen Bisschop gezegent worden, en dan is het werk in den haak. De aangehaalde plaats is een der geliefdste, welke van de Dienaren der Christen-Kerk godvruchtiglyk in geheugen gehouden wordt: en wie weet of men niet de meeste onder hun bevinden zoude enkel en alleen door diergelyke plaatsen overtuigt te zyn van de inspiratie of Goddelykheit van het Oude en Nieuwe Testament? Voorts wordt de zegening van den Bisschop by de Anglicanen zeer hoog geacht: niets is gemeener dan hem denzelven af te vragen, en wel op de knien. Hier in bevindt men dat de Anglicanen, die voorwenden zorgvuldige navolgers van de gebruiken der eerste Kerke te zyn, nog een gedeelte van hetGa naar voetnoot(d) oud gebruik behouden hebben. Men weet genoeg, ook hebbe ik hetGa naar margenoot+ te voren gezegt en herzegt, dat de Anglicaansche Kerkregeering of Hierarchie op Koninglyk Recht steunt, en niet op Godlyk Recht: doch dit is volgens de Episcopale denkbeelden niet waar naar de letter, dat is wat de Religie aanbelangt, schoon het waar zy ten opzicht van de traditie der authoriteit welke zy in de Kerk hebben. Volgens den Schryver derGa naar voetnoot(e) Philosophische Brieven ‘is het een grote reden van beschaamtheit voor hen, te moeten bekennen dat zy al hun gezag ontleenen van eene elendige Wet door waereltgezinde Leeken gemaakt’. Echter zulk eene WetGa naar voetnoot(f) die van de Geestelykheit goede Burgers maakt, daar anders dat denkbeeld van Goddelyk Recht maar dienen zoude tot voortbrenging van tyrannen in Kerkelyk gewaad. Doch zy zo 't zy, daar zyn in Engeland twee Aartsbisschoppen en vierentwintig Bisschoppen. Zy hebben den rang der Baronnen, en gaan nog voor dezelve,Ga naar voetnoot(g) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ en de Bisschop van Londen de eerste onder de Bisschoppen zynde, is ook de eerste Baron van 't Koningryk. Alle zyn zy Pairs: in die hoedanigheit hebben zy alle zitting in 't Parlement, uitgezondert den Bisschop van het Eyland Man, die van een byzonder Heer afhangt. ‘Het Canonyke Recht, voegt 'er onze Autheur by, wil niet dat de Bisschoppen hun gevoelen zeggen en hunne stemmen geven in het Hogerhuis, wanneer gehandelt wordt over het veroordeelen van een misdadiger, 't zy hy het leven, of eenig lid des lichaams verbeurt hebbe, om dat de Kerk geen bloet vergiet’. Onze Schryver, zyne aanmerkingen over die maxime gemaakt hebbende, brengt een uitzondering by, welke men in zyn boek kan nazien. Die Prelaten worden vereert met den tytel van uwe Goedertierenheit (grace zegt men in 't Engelsch) welke tytel men ook den Hertogen geeft. 't Is ook niet ongemeen hen te horen noemen Eerwaardige Vaders in God, en ten bewyze hier van behoeft men maar een boek te openen, om den Opdrachtbrief te zien. De Presbyterianen van Schotland hebben het geladen op hunne trotsheit en verwaandheit, op hunGa naar voetnoot(a) tafelhouden, hunne lekkernyen, huissieraden en Vorstelyke woningen. Zy wilden wel, dat alles hedendaagsch nog toeging in de eenvoudigheit der ApostelenGa naar voetnoot(b). Zy meenen ook, dat 'er geen onderscheit tusschen het Bisschoppelyke der Anglicanen en dat der Roomsgezinden gevonden wordt: men vindt 'er, zeggen ze, dezelve regeering, dezelve bediening, dezelve Consistorien, dezelve gedingen, dezelve rechtbanken, dezelve Kerkelyke Officieren, enz. Dat verslag wordt metGa naar margenoot+ eenige broederlyke scheldwoorden gespekt. Laat ons nu de Inwyding, zo der Bisschoppen als der Aartsbisschoppen beschouwen. Na de lezing van het derde Kapittel van den eersten Brief aan Timotheus, van het eerste vers tot het achtste, en eenige verzen uit het X of XXI Kapittel van het Evangelie van Johannes, nevens het opzeggen van 't Geloof, wordt de verkoorne Bisschop door twee andere Bisschoppen aan den Aartsbisschop van de Provincie gepresenteert, of aan eenen anderen die deszelfs plaats bekleedt, met byvoeging van deze woorden. ‘Zeer Eerwaardige Vader in J.C. wy bieden u dezen vromen en geleerden man aan, om tot Bisschop te worden ingewyd.’ Dan doet de Aartsbisschop het bevel des Konings tot de inwydinge voor den dag brengen en opentlyk voorlezen, en hy laat den nieuwen Bisschop den eed van Suprematie, en dien van gehoorzaamheit aan zynen Metropolitaan doen: dit laatste wordt niet gevordert als men eenen Aartsbisschop inwydt. De Inzegenaar spreekt voorts, na dat hy de omstanders vermaant heeft om den bystand des Hemels te smeeken, den verkoornen toe met deze woorden. ‘Myn broeder, in het Evangelie van Lucas staat geschreven, dat J.C. onze Zaligmaker den gantschen nacht in den gebede hadt doorgebracht, voor dat hy zyne Apostelen verkoor om hen in de waerelt te zenden. Ook staat geschreven in de Handelingen der Apostelen, dat de discipelen..... gevast en gebeeden hadden voor dat zy aan Paulus en Barnabas de handen opleiden, en hen tot de verrichtingen van den heiligen dienst afzonderden. Dus zullen wy ook, in navolging van J.C. en zyne Apostelen, gebruik maken van het gebed, enz.’ Vervolgens zingt men de Litanien, en na de woorden die dus in 't Latyn beginnen; Ut Episcopos, Pastores, & Ministros Ecclesiae, & c. voegt men 'er by, ‘wy bidden u, Heere, dat het u gelieve uwe genade en uwen zegen uit te breiden over onzen broeder den verkoornen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bisschop, opdat hy waardiglyk vervulle het ampt waar toe hy geroepen is om de Kerk te stichten, enz.’ Dit wordt door de Gemeente beantwoord met Verhoor ons, o Heere, enz. Die Litanien eindigen met een gebed, waar na de Aartsbisschop in een leunstoel zittende zich schikt om den nieuwverkoornen eenige vragen te doen, zeggende. ‘Myn Broeder, dewyl de Heilige Schrift en de oude Canons of Kerk-regels ons waarschuwen van aan niemant lichtvaerdiglyk de handen op te leggen, noch hem al te gereedelyk toe te laten tot de bestiering der Kerk van J.C. welke hy door de uitstortinge van zyn bloed verkregen heeft; om deze reden is het billyk dat wy u, voor dat gy in den Heiligen dienst wordt aangenomen..... eenige vragen doen........’ Die vragen worden gevolgt vanGa naar voetnoot(a) den Lofzang des H. Geests dien men zingt, en geeindigt wordt met een lang gebed, 't welk gedaan wordt door den Aartsbisschop, die voorts zyne handen legt op het hoofd van den verkoornen Bisschop, gelyk ook doen alle de aanwezende Bisschoppen, zeggende de Inzegenaar tot hem, ‘Ontfang den H. Geest, en gedenk dat gy in u opwekke de genade Gods, die u door de oplegginge der handen medegedeelt is, enz.’ De Aartsbisschop deze woorden uitsprekende, en de eene hand op het hoofd van den gekoornen houdende, biedt hem met de andere eenen Bybel aan, daar by voegende, ‘Zyt oplettende in de lezinge, in de vermaninge, en in de leere in dit boek begrepen, enz. Gedraag u niet als een wolf, maar als een Herder jegens de schapen van J.C..... ondersteun de zwakken...... zyt vervult van mededogen...... oeffen u in de Discipline of Kerkelyke tucht......’ Vervolgens communiceert de Aartsbisschop, gelyk ook de nieuwverkoorne, en alle aanwezende Bisschoppen. De plechtigheit eindigt met een gebed dat de gedaante heeft van een Collecte, of algemeen gebed, waar in men God smeekt dat hy zynen zegen over den nieuwen Prelaat wil uitstorten, enz. Ik moet hier gewag maken van eenigeGa naar margenoot+ veranderingen in die Verordeningen, volgens het Rituaal of Kerkgewoonteboek dat ten tyde van Karel II. uitkwam. Deze stoffe zal aan zommige lezers al te droog voorkomen; doch in een Werk als dit, is zy van eene volstrekte noodzakelykheit. 1. Wat de Verordening der Priesteren aangaat, daaromtrent heeft men eenige verandering in de orde der gebeeden gemaakt. Voorheen begon de plechtigheit met de lezing van den Brief en het Evangelie, en werdt voorts vervolgt met het Veni Creator; waar na de aanbieding der Ordinanden door den Aartsdiaken geschiedde, nevens de bekentmaking welke de Bisschop daar van aan de Gemeente doen moet, als mede de Collecte. In het verandert Rituaal onder Karel II. begint men met de aanbieding der Ordinanden: daar op volgt de bekentmaking aan 't volk, voorts wordt de Collecte gelezen, vervolgens de Brief en het Evangelie verschillende van die men in het oude Kerkgewoonteboek vindt. 2. In het een en het ander Rituaal staan dezelve vermaningen en dezelve vragen uitgedrukt: daarna vindt men in het nieuwe het Veni Creator, 't welk in 't oude na het Evangelie wordt opgezongen. Voorts verschynt het Gebed, 't welk de plaats bekleedt van de Voorreden van het Roomsch Pontifikaal, en gevolgt wordt van de Oplegging der handen, nevens een formulier, 't welk in 't nieuw Rituaal voor een gedeelte verandert is. Het oude luidt dus, ‘Ontfang den Heiligen Geest. De zonden zullen vergeven zyn aan dieGa naar voetnoot(b) gy dezelve vergeeft, en zullen behouden worden aan die gy dezelve zult behouden. Zyt derhalven een getrouw uitdeeler van de woorden Gods enz.’. In het nieuw Kerkgewoonteboek heeft men dat formulier dus verandert. ‘Ga naar voetnoot(c) Ontfang den Heiligen Geest, om in de Kerke Gods te vervullen het ampt en het werk des Priesterdoms, 't welk u is aanbevolen door de oplegging onzer handen. De zonden der geenen, aan wie gy ze vergeeft, zullen vergeven zyn, en aan die gy ze behoudt, die zullen behou- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den blyven. Zyt een getrouwe uitdeeler enz.’ 3. In de eerste uitgaven van het Rituaal van Eduard staat aangewezen, dat men, na aan de te verordenen het boek der Evangelien ter hand gestelt te hebben, zal zingen het Geloof, zonder te bepalen welk formulier van geloof: maar in dat van Karel den tweden staat uitgedrukt, dat hetGa naar voetnoot(a) de Geloofsbelydenis van Nicea wezen moet. Vervolgens vindt men een Collecte of algemeen Gebed, waar mede die Verordening in de eerste Editien van Eduard een einde neemt. In het veranderde Rituaal onder Karel II. wordt die Collecte gevolgt van een ander gebed en van den zegen. Minder veranderingen heeft men gemaakt in de Verordening der Bisschoppen. Zie ze hier. Eerst begint men het Officie met een Collecte die in de eerste uitgaven van Eduards Gewoonteboek niet gevonden wordt. 2. Na de Lezing van het Evangelie zegt het Rituaal van Karel II. dat men de Geloofsbelydenis van Nicea zingen moet; in dat van Eduard wordt het Symbolum niet bepaalt. In het Gewoonteboek van Karel II. staat mede, dat men een Predikatie doen zal, en dat vervolgens de verkoorne, met een fyn linnen overtreksel gekleed, zal worden gepresenteert aan den Aartsbisschop; in plaatze dat in het eerste Rituaal noch van Predikatie, noch van overtreksel gewag wordt gemaakt. 3. By de vragen, aan den nieuwverkoren Bisschop te doen, heeft men 'er eene bygedaan die oudstyds niet geschiedde. Zie dezelve hier in substantie:Ga naar voetnoot(b) zult gy getrouw zyn in de Verordeningen en in de Opleggingen der handen welke gy doen zult? In het Rituaal van Karel II. heeft men ook byna geheel verandert het formulier van deGa naar voetnoot(c) Oplegging der handen. 4. Het oude Kerkgewoonteboek zegt niet in wat postuur de Bisschop wezen moet, over wien men dat formulier moet uitspreken, maar in het nieuwe staat dat hy op zyne knien leggen moet. Eindelyk het gebed en de zegen welke by de verordening der Priesteren gevoegt zyn na de Collecte waarmede de plechtigheit eindigde volgens het Gewoonteboek van Eduard, zyn ook ingevoegt na een diergelyke Collecte by de Ceremonien van de Verordening der Bisschoppen. De Presbyterianen spotten met het onderscheitGa naar margenoot+ dier plechtigheden tusschen een Priester en een Bisschop: Zy spreken daar van metGa naar voetnoot(d) verachting. De Verordening van beide, zeggen ze, is eene en dezelve. De Inwyding alleen onderscheit den Bisschop van den Priester: en geeft die inwyding andere sleutelen aan den Bisschop? Neen: maar hy ontfangt eene Waardigheit die hedendaagsch een zeer trotsch aanzien heeft, doch in de eerste Kerk zeer eenvoudig was, en waar toe men op eene zeer eenvoudige wyze gekoren wierdt. Toen ter tyd was de Bisschop, ten aanzien van de andere Priesteren, 't geen de Aartsdiaken is met opzicht tot de andere Diakenen. Laat ons die geschillen daar laten, en eenige byzondere rechten, welke volgens den Rubryk of Kerkregel aan het Bisschopschap toekomen, beschouwen. De Bisschoppen hebben het rechtGa naar margenoot+ van de Diakonen en de Kerk-Dienaren (of Priesters) te ordenen, volgens hetGa naar voetnoot(e) Ordinaal; van de nieuwgebouwde KerkenGa naar voetnoot(f) op te dragen, van de grafsteeden te wyden, en de kinderen te vormen. Hierna zullen wy van dit vormsel spreken. Laat ons wegens de KerkenGa naar margenoot+ maar in aanmerking nemen, dat de Anglicanen daar voor een groten eerbied hebben, en dat in de Kerkelyke Instellingen van Cantelberg van den Jare 1604. uitdrukkelyk verboden wordt daar in eenigGa naar voetnoot(g) Waereltlyk Hof te houden, noch eenige | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere ongewyde Vergadering. Zy myden ook in een Hoofd- of Cathedrale Kerk te treden met iet te dragen, en vatten dus, naar het zeggen derGa naar voetnoot(a) Presbyterianen, den text van Marcus Kap. X. vers 16. naar de letter op. In eenige Kerk komende nemen zy den hoet af, en zelfs maken veele Anglicanen een halve kniebuiging in het voorbygaan van den Altaar: ten minsten groeten 'er alle voor. Dit laatste gebruik mishaagt den Presbyterianen nog meer dan de andere, schoon zy naar den aart der liefde schynen te geloven, dat de eere aan den Altaar bewezen, betrekkelyk is tot de Communie: maar 't geen men met hun geloven moet, en niet zonder reden, is dat de opdracht en de inwyding der Kerken, met toestemming te geven aan die geringe observantien, de voorrechten der Geestelykheit hebben vermeerdert, de vrydommen ter waerelt gebragt, en het recht van toevluchtGa naar voetnoot(b) herstelt; een recht zo schadelyk voor de zamenleving in eenige Christen-Landen, en vooral in Portugal, daar het zeer misbruikt wordt. De inwyding der Grafsteden komt den Presbyterianen niet minder ongerymt voor. De graven, zeggen ze, zyn uit hun zelve geheiligde plaatsen. Zulk een denkbeeld hadt inderdaat het gantsche Heidendom daar van, en het is onnodig hier plaatsen aan te halen tot bewys van een zaak die men by het opslaan van den eerstvoorkomenden Griekschen of Romeinschen Autheur lezen kan. Niets anders hebbeGa naar margenoot+ ik hier aan te merken, dan dat het gebruik van het bouwen van Grafsteden rondom of by de Kerken (Kerkhoven) wel degelyk standgreep by de Heidenen, en dat Lycurgus langen tyd voor de Christenen bevolen hadt de doden in de Steden en omtrent de Kerken te begraven. Al wat de Christenen daar boven hebben gedaan, heeft bestaan in dat gebruik door een beginsel van Godsdienst te billyken; en om dezelve reden heeft men verscheide andere gebruiken gebillykt, die by de Heidenen voor ons in zwang gingen. Het is onnodig hier te spreken van de magt van censureeren, van te verbieden het waarnemen van eenige Kerkelyke Bediening, van 't verminderen van iemants waardigheit, van volkomen af te zetten, van den Vloek uit te spreeken en te excommuniceren; noch van het recht van tienden te eisschen en te heffen, van vryheit en toestemming te geven tot onderwyzing, enz. noch ook van het recht van deGa naar voetnoot(c) Beneficien te vergeven, noch van veele an- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dere voorrechten die enkel en alleen tot het Kerkelyk Recht behoren. By gelegenheit dat wy van de BisschoppenGa naar margenoot+ spreken, moet ik hier mededeelen een aanmerking welke niet zeer gemeen is, gehaalt uit de voorreden van M. des Maizeaux aan het hoofd van een boek dat den naam draagt van Melanges curieux des pieces attribuées a Saint Evremond, uitgegeven in 't jaar 1726. Die aanmerking werdt gemaakt ten aanzien van M. Collier die van P. de Courbeville een Anglicaans Bisschop geheten wordt. ‘De Heeren Eedweigeraars, zegt M. des Maizeaux, goedgevonden hebbende zich zedert de Revolutie aan de Anglicaansche Kerk te onttrekken, en eene afzonderlyke Secte te maken, wilden ook hunne Aartsbisschoppen, hunne Bisschoppen van Cantelberg, van Londen, enz. hebben. De Roomsgezinde hebben ook de hunne: invoegen dat wy in Engeland twee soorten van héterodoxe of onrechtzinnige Bisschoppen hebben, of, om wat beleefder te spreeken, Bisschoppen in partibus, die daar hunne functien oeffenen..... Men dult ze.... hoe groote vyanden van den Staat zy ook zyn, enz. Ga naar margenoot+ De Anglicaansche Bisschoppen hebben hunne Vicarissen en hunne Officianten. In yder Bisdom is een Officiant, doch by de Anglicanen het best bekend onder den naam van Kancellier. Behalven dezen, die de ware en voorname Kerkelyke Officier is, zyn 'er zekere Commissarissen die den zelven naamGa naar voetnoot(a) voeren, gelyk ook de Aartsdiakens, die eertyds niet anders dan de eerste onder de Diakonen waren. Tegenwoordig zyn zy by de Anglicanen den Priesteren boven 't hoofd gewassen.Ga naar margenoot+ De Bisschoppen, zegt een Presbyteriaan,Ga naar voetnoot(b) worden aangesproken met Reverendi, de Aartsbisschoppen met Reverendissimi, de Aartsdiakonen met Venerabiles: maar wat aangaat de arme Priesteren, deze worden van het gemeen niet onderscheiden. Eene der functien van den Aartsdiaken bestaat in, by procuratie en by de afwezendheit van den Bisschop of van den Vicaris, bezoeking te doen in het Bisdom. Die bezoekingen of visitatien hebben zoGa naar margenoot+ veel werks inGa naar voetnoot(c), dat het geen wonder is dat de Bisschoppen den bystand hunner Officianten van noden hebben. Het bezoek van den Aartsdiaken moet ten minsten alle drie jaren geschieden. Voorts is het Archidiakonaat niet minder in verachting by de Presbyterianen, dan de andere Kerkelyke Waardigheden. ZyGa naar voetnoot(d) konnen niet dulden, dat twee bedieningen, die ten tyde der Apostelen gescheiden waren, nu vereenigt zyn in eenen persoon, noch dat de Aartsdiaken, in qualiteit van Priester, den voorrang heeft boven de andere Priesteren: en zulks dunkt hun nog te onregelmatiger, omdat een Aartsdiaken zelfs niet altoosGa naar voetnoot(e) een Priester is. Wat aangaat de geenen die ik CommissarissenGa naar voetnoot(f) genoemt hebbe, het zyn rechters onderhorig aan de Bisschoppen en Aartsdiakenen; de meeste zynGa naar voetnoot(g) Leeken en Rechtsgeleerden. Ik zegge niets van de Kanoniken, van de Dekens, van de Voorlezers, noch van de Koor-kinderen. Men weet wat het is. Ik eindig met eenige aanmerkingen, die mede tot de Geestelykheit der Anglicaansche Kerk betrekkelyk zyn. De Plechtigheden der Verordeningen, waar van ik een beschryving gegeven hebben, worden in het Roomsch Pontifikaal gevonden, maar de Anglicanen hebben 'er | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige verworpen, die hun als bygelovig of onnut voorkwamen. Men kan de Anglicaansche Verordeningen vergelyken met die der Roomsgezinden, zo als ik zeGa naar voetnoot(a) beschreven hebbe volgens den inhoud van de beste Ritualen of Kerkgewoonteboeken.Ga naar margenoot+ De Lezer zal daar kunnen bespeuren, dat van het Monnikschoeisel af tot den Myter toe, 'er geen een stuk in is 't welk niet ten uitersten significatief is, en zelfs zyn 'er eenige die een half dozyn typi of voorbeelden vervatten; invoegen dat, van wat kant men dezelve beschouwt, men ze heilig en godsdienstig bevindt te wezen, waardig den eerbied der Leeken, en gevende luister, kracht, en deugt aan den geenen die 'er mede bekleed is. Insgelyks in de weinige ceremonien die het Anglicaansch Ordinaal behouden heeft, vindt men mede zeer mysterieuse voorbeelden en beduidenissen. De Anglicanen geloven, even als de Roomsgezinden, dat de plechtigheit en de waardigheit der kledinge waardigheit byzetten aan de Godsdienstige handelingen: waarom doch, zegt ons een hunner Autheuren, zou de Godsdienst beroost worden van een luister die altoos de plechtige bedryven der Koningen en tydelyke Rechters verzelt, en veel toebrengt om hun eerbiedigheit te doen bewyzen?Ga naar voetnoot(b) De toestel van den Godsdienst strekt niet minder om achting voor dezelve in te boezemen: en dewyl die achting onafscheidelyk wezen moet van den Godsdienst, is het nodig dat 'er onderscheit van rang in de Kerk is, en dat 'er heilige klederen zyn om onderscheit te vertonen. Het zyn betamelykheden die eene eerbiedige vreeze verwekken, en de ondervinding leert, dat daar die betamelykheit en die vreeze weggenomen wordt, de Religie te gelyk verloren gaat. Zie daar het zeggen van een doorluchtig Anglicaansch Bisschop, onder aangehaalt. Is 'er meer noodig om de waarde der voorbeelden en zinspeelingen in de plechtigheden eener Kerke vast te stellen? Het wezentlykste der sieraden, die dienenGa naar margenoot+ om een Kerkelyk Persoon van een Leek te onderscheiden, is het linnen overkleed. Een Anglicaansch Prediker moet het aantrekken om de Sacramenten te bedienen, als medeGa naar voetnoot(c) in andere gelegenheden waar van ik hier ter plaatse geen gewag maak. Men verzekert ons dat 'er Anglicanen zyn, zo vervult van veneratie (of van superstitie) voor het overkleed, dat zy het Nachtmaal niet zouden ontfangen van een Predikant die daar mede niet omhangen was. In tegendeel vindt men buitensporige Presbyterianen, die het aanzien voorGa naar voetnoot(d) een livrei van den Antichrist. By het Overkleed moet gevoegt worden de tabbaart: dit is het sieraad der Bisschoppen gelyk ook van de Kanonniken en van de Diakens in de Cathedrale Kerken, en daar mede moeten zy bekleed zynGa naar voetnoot(e) in het bedienen der Sacramenten, en in alle andere plechtelyke functien van Godsdienst. De witheit van het Overkleed geeft te kennen de heiligheit die de Kerkelyke persoon bezit, of moet bezitten. Men kon derhalven geen bekwamerGa naar margenoot+ noch betamelyker kleed verkiezen voor die Dienaren van God, die door hunne bedieningeGa naar voetnoot(f) voor het aangezichte van dat Opperwezen moeten verschynen even alsGa naar voetnoot(g) Engelen, uit liefde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de menschen: maar gelyk het wit linnen Overkleed een zinnebeeld is van zuiverheit en onnozelheit, even zo kan men ook met grond zeggen dat de zwarte kleederen van een Kerkelyk persoon een zinnebeeld zyn van zedigheit en eenvoudigheit; dat zy het ook konnen en moeten zyn van zyne vernedering; en eindelyk dat zy het mogelyk mede zyn van de droefheit, welke de plicht van zyn ampt hem noodzaakt te betuigen over de ongeregeltheden der menschen die hy ter bekeeringe roept, met hun de boetvaerdigheit voor te prediken. Wat 'er van zy, niets valt gemakkelyker dan het uitvinden van schaduwen en zinnebeelden. Ga naar margenoot+ Om Diaken te worden moet men 23 jaren hebben bereikt. 24 om Priester te worden, en 30. om het Ampt van Bisschop te bekleeden. De Verordeningen geschieden op den Zondag na de Vier GetydenGa naar voetnoot(a) of Quatertempers, volgens de Kerkelyke Constitutie van den jare 1603. ‘De Oudvaders der Kerke, volgens het voorbeeld der Apostelen, een tyd bepaalt hebbende om zich door den gebeede en door vasten te bereiden tot den plechtelyken opdracht der heilige verordeningen aan die men tot den dienst der Kerke zou hebben verkoren; hebben wy, in navolging van die Godvruchtige en heilige instelling, ingestelt en geordonneert, dat de Verordening van Diakonen en Predikanten geschiede des Zondags na de Vasten der Vier Getyden, als zynde een tyd door de zelve Kerk geschikt tot vasten en bidden voor die verordent staan te worden; 't geen ook tot den huidigen dag toe in die Kerk is geobserveert geworden.’ De Engelschen meenen dat hunne Verordening, van weinig ceremonien verzelt, gelyk men uit de beschryving heeft konnen zien,Ga naar voetnoot(b) zeer veel gelykenisse heeft met die der eerstbeginnende Kerk. Ga naar margenoot+ Onder de Anglicaansche Herders (Priesters of Predikanten) zyn 'er veele die den tytel van Rector voeren, en deze zyn 'tGa naar margenoot+ die de Kerken, welken ten tyde van de Reformatie onashangelyk van de Kloosters bevonden wierden, bedienen. Andere hebben maar den tytel van Vicarissen, andere zyn slechts Pastoors zonder tytel van Beneficie, en cynsbaar,Ga naar voetnoot(c) indien men 't zeggen mag, aan hunnen Bisschop. Onder deze zyn 'er die zeer arm zyn, ja zelfs onder die gebeneficeert zyn of een standplaats hebben, zyn 'er, zegtGa naar voetnoot(d) ons een verstandig Schryver in zyne Observatien wegens Engeland, ‘wier Beneficie niet genoeg opbrengt om hunne klederen te bekostigen, waarom zy genoodzaakt zyn tot het uitvinden van andere middelen, en menigmaalGa naar voetnoot(e) verachtelyke middelen, om aan de kost te komen. De Geestelykheit maakt een soort vanGa naar margenoot+ Parlement uit, waar in de Aartsbisschoppen en de Bisschoppen het Hogerhuis verbeelden. Het Lagerhuis wordt verbeeldt door de mindere Geestelyken. De lage Geestelykheit bestaat in zes en twintig Dekens, sestig Aartsdiakens, 576 Kanonniken, behalven de Pastoors en de Diakonen. De beide Huizen verzamelen om Kerkelyke zaken te verrichten, gelyk zyn de tienden, de schattingen, de Kerkelyke wetten, enz. welke van den Koning en het eigentlyk Parlement vervolgens moeten geratificeert worden: maar behalven dat worden 'er Nationale Synoden gehouden, die in alle hunne overwegingen correspondentie houden, indiervoegen dat zy geen finale resolutie nemen dan met algemeene toestemming. De Universiteiten hebben te veel betrekkingGa naar margenoot+ tot den Godsdienst, om 'er niet in weinig woorden iet van te zeggen. Zy zenden haareGa naar voetnoot(f) Gedeputeerden in 't Parlement. Te Cambridge moet men elf jaren gestudeert hebben om den graad van Docter der Godgeleertheit bekomen, na dat men tot Meester der Vrye Konsten verklaart is, te weten zeven jaren voor dat men Baccalaureus wordt, en vier om het Doctoraat te verkrygen. Zulk een lange | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leertyd zou zekerlyk bekwame lieden moeten voortbrengen. De Studie der Geneeskunde is even zo lang. Maar te Oxford is het nog erger: hier moet men zeven jaren gestudeert hebben om Meester der Vrye Konsten te zyn, zeven andere jaren om Baccalaureus in de Godgeleerdheit te worden, en nog vier om het Doctoraat te bekomen, of om den naam daar van te hebben. De Examens zyn, zo men zegt, niet minder gestreng, dan de leertyd lang is; en desniettegenstaande komen 'er, even als elders, ongeleerde Doctoren uit voort: maar dit schynt daar echter zo gemeen niet te zyn als in andere landen, daar menigmaal een nauwlykshalfgeleerd verstand, glinsterende als klatergoud van weinig duur, geholpen door loosheit en kuiperyen, een Docter zonder Geleertheit uitmaakt, en dus gestelt kan worden onder deGa naar voetnoot(a) Errata of drukfeilen van zeker Spotter. Het zoude onnut zyn hier gewag te maken van de rechten en privilegien van beide die Universiteiten. Wy moeten blyven by het Godsdienstige, als zynde dit eigentlyk de stoffe dezer Verhandelingen. Echter zal ik een eenig Recht aanhalen, bestaande hier in, dat op het Feest van St. Scholastica de Burgers van Oxford hoofd voor hoofd een stuiver aan de Universiteit opbrengen als een schatting, of als een blyk van onderwerping. Ik ben verzekert dat die Heilige alleen om die reden in den Engelschen Almanak aangetekent staat. Laat ons hier spreken van een gebruik dat de oplettenheit van den Leezer meer verdient, en buiten Engeland weinig bekend is. 't Is het Beneficie der Geestelykheit. Ik zal het aanhalen met de eigene woorden van een Autheur die geenzins voor een uitschryver zonder oordeel te houden is. ‘Ga naar voetnoot(b) 't Is omtrent 600 jaren geleden, te weten onder de regeering van Willem den 11den, dat de Engelsche Natie in zulk eene diepe onwetenheit stak, dat de Priesters nauwlyks lezen konden. De Koning, de zaken zyns Ryks in een beter stand willende brengen, gaf een Edikt uit, waar by hy beval dat in zommige gevallen, als begane moord enz..... een overtuigd misdadige zyn leven zou konnen behouden, en vry zyn met zich alleenlyk met een heet yzer in de hand te laten brandmerken, indien hy maar zo veel bekwaamheit hadt dat hy lezen konde. En schoon hedendaagsch de allerslechtste boer in Engeland lezen kan, blyft die wet nog in wezen. Men zegt tot den Misdadigen. Gy N. die overtuigt zyt van zulk of zulk een misdaat begaan te hebben, wat hebt gy in uw voordeel te verzoeken, om voor te komen dat 'er geen dootvonnis over u uitgesproken werde? De misdadige antwoordt Ik verzoek het Geestelyk Beneficie. Het verzoek wordt hem toegestaan, en de dienaar der gevangenhuizen van Newgate, dien men den Ordinaris noemt, biedt hem een boek aan metGa naar voetnoot(c) Gottische Letters, waarin de misdadige eenige woorden leest. Dan vraagt de Meester of Cypier, of een der Rechters aan den Dienaar, legit ne vel non? en de Dienaar antwoordt,Ga naar voetnoot(d) legit ut Clericus. Wanneer de misdadige uit hoofde van zyn misdaat recht heeft om het Geestelyk Beneficie te vorderen,Ga naar margenoot+ onderzoekt men niet of hy lezen kan of niet. 't Zy hy een Docter is, 't zy hy geen A van een B kan onderscheiden, dat is evenveel, zo hy den Dienaar maar iet in de hand stopt; want dan zegt de Dienaar met een zagte stem (die echter van elk een gehoort | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt) hem drie of vier woorden voor, dewelke hy overluid nazegt, en daar medeGa naar voetnoot(a) is hy 'er af. Een Lord of Pair wordt altoos geoordeelt te konnen lezen, en wordt niet in de hand gebrandmerkt, wanneer hy zich door het voorrecht der Geestelykheit vrykoopt. Ga naar margenoot+ Ik zal van de Geestelykheit afscheiden met den Lezer een korte beschryving van de Koninglyke Kapelle te doen. De Deken van die Kapelle is doorgaans een Bisschop, die geene andere beveelen dan van den Koning ontfangt. Onder hem heeft hy een Onderdeken, twaalf andere Predikanten om den Goddelyken dienst te verrichten, twintig leeksche voorzangers die men Klerken van de Kapelle noemt, en twaalf Koorkinderen. Twee andere voorzangers doen het werk van Organisten. Driemaal daags wordt in de Koninglyke Kapelle gebed gedaan, en daar worden alle zondagen en op Hoogtyden twee predikatien gedaan. De byzondere Gebedeplaats des Konings heeft tot Bestierder een Kerkelyk Persoon dien men in 't Engelsch Clerk of the Closet, dat is, Klerk van 't Kabinet noemt, en die zich gemeenlyk by den Koning bevindt: hy heeft ook twee Predikers onder hem die in zyne afwezendheit het Oratorie of de Gebedeplaats waarnemen. Boven dien prediken achtenveertig Kapellanen beurt om beurt op de Zondagen en Hoogtyden. Men zegt ons, dat om een evenwicht tusschen de partyen te houden, en om de jalouzy voor te komen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschen de twee Universiteiten Oxford en Cambridge, men vierentwintig Kapellanen uit de eene, en vierentwintig uit de andere Universiteit verkiest. Den groot Aalmoesienier en den Onder-Aalmoesenier, den Kapel-bewaarder, enz. gaa ik met stilzwygen voorby. Ga naar margenoot+ Nu komen wy tot de gebruiken in de devotie der Anglicanen. Vooreerst zyn, volgens het Kerkgewoonteboek, alle de Priesters en Diakonen verplicht dagelyks, 's morgens en 's avonds, de gebeeden te doen. Voor de Morgen-gebeeden leest de Predikant eenige Spreuken en texten uit de heilige Schriftuur. De Anglicanen zyn met reden overtuigt van de waarde dier openbare Gebeeden, ziende dezelve aan voor een soort van opdracht dien men van den dag aan God doet. Alle Godsdiensten hebben dat gebruik, en zullen het wel altoos behouden. De Heidenen waren lang voor ons overtuigt van de nuttigheit der openbare Morgen-gebeeden; gelyk ook de Joden. De Mahometanen zyn in 't byzonder zeer nauwkeurig inGa naar margenoot+ dit stuk. Wat hebben wy boven die Religien in de onze voor uit? gy zult zeggen, de zekerheit en het vertrouwen 't welk den Heidenen schynt ontbroken te hebben; de bondigheit die den Mahometanen ontbreekt; de eenvoudigheit en de klaarheit, welke de Joden misschen: maar met die voordeelen hebben wy ruim zo veel schynheiligheit, als in de andere Godsdiensten gevonden wordt. Wy wanen (te weten de Roomsgezinden) een byzondere verdienste by God te hebben wegen de regelmatigheit van onze gebeeden, en die regelmatigheit is zeer dikwyls het eenigste bewys van onze getrouwigheit aan den Godsdienst. Zie hier de order in de Gebeeden waar van ik spreeke. De spreuken worden gevolgt van een Kerkelyke vermaning, tot voorbereiding van de Belydenisse der zonden, welke de gelovige Gemeente, na den Predikant, geknielt leggende doen moet. Men zegt ons, dat dat gebruik van den Godsdienst aan te vangen met de Belydenisse der zonden reets in zwang gingGa naar voetnoot(a) ten tyde van S. Basilius, en dat, wel verre van maar in 't byzonder eigen te zyn geweest aan de Kerk van dien heiligen Leeraar, het in alle andere Kerken nauwkeurig wierdt waargenomen; gelyk ook de gewoonte van die belydenis te herhalen na den Predikant. De absolutie of vergeving wordt uitgesproken door dien Dienaar of Prediker overendstaande, maar de Gemeente blyft altoos geknielt, omdat AbsolutieGa naar margenoot+ te ontfangen een nederig postuur vereischt, gelyk de Absolutie te geven een gestalte van Authoriteit of gezag vereischt. Laat ons hier in 't voorbygaan zeggen, dat de Anglicaansche Kerk drie verscheidene formulieren van absolutie heeft; namelyk een by de Morgen-gebeeden, een by het bezoek der kranken, en eindelyk een by het houden van de Communie. Na de absolutie bidt de Predikant het Onze Vader op de knien, en de Vergadering herhaalt het na den Prediker ook op de knien leggende. Vervolgens zingt men een Psalm nevens eenige andere gezangen, en men doet eenige lessen uit het Oude Testament, volgens de voorgeschreven order in den Almanak die aan het hoofd der Liturgie staat; men zingt of leest ook hetGa naar voetnoot(b) Te Deum of Benedicite omnia; dan volgt nog eene andere les uit het N. Testament, een lied of een Psalm, het zingen of opzeggen van het Geloof terwyl het volk overend staat; dan het Vader-Ons nog eens, verscheidene gezangen, drie Collecten of algemeene gebeeden, een gebed voor den Koning en voor de Koningin, een voor de Koninglyke familie, een ander voor de Geestelykheit, en eindelyk het gebed van S. Chrysosthomus. Dat alles hebbe ik volgens de order aangehaalt, en zie hier de aanmerkingen der geenen die de Liturgie hebben uitgelegt. Vooreerst merken zy aan dat de Doxologie is weggenomenGa naar margenoot+ uit het Onze-Vader in den Anglicaanschen dienst: de Doxologie bestaat in deze woorden, Want u is het Koningryk enz. De reden van die uitlating, welke in de Oudheit niet zonder voorbeeld is, bestaat hier in dat die woorden geen gedeelte van 't gebed uitmaken. Men geloost ook, dat die Doxologie een byvoegsel is van de Grieksche Kerk. Wegens het gezang, beginnende Heere opent myne | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lippen enz. Na ons vermaant te hebben, dat God ons den mond opent, dien mond die door de zonde gesloten was, zegt men ons, dat die woorden, als mede die van het volgende gezang, haast u tot onze hulpeGa naar voetnoot(a) een uitnemend preservatief zynGa naar margenoot+ tegen de aanvallen van den Duivel, enz. waar uit men zien kan dat by de Anglicanen, gelyk ook by de andere Christenen, de Duivel die gezegt wordt op de menschen aan te vallen, zo niet in 't geheel, ten minsten voor een goed gedeelte, autheur is van het quaad dat de menschen lyden, en aan anderen doen lyden. Wegens de lessen, genomen zo uit het Oude als uit het Nieuwe Testament, zegt men ons dat zulks overeenkomt met het oud gebruik der Kerken van Egypten, en zinnebeeldig te kennen geeft die harmonie welke tusschen de twee verbonden gevonden wordt, waar van het een vervat het Evangelie zo als het voorzien en van verre vertoont is, en 't ander het EvangelieGa naar margenoot+ zo als het voltrokken is. Het Boek der Kerk-regelen beveelt dat de Predikant de lessen voorlezende moet overend staan, en zich omkeeren moet (naar de Gemeente toe) om te beter te worden verstaan. Dat is zeer wel, omdat die lessen, gelyk ook de Tien Geboden, enz. dienen tot onderwys van het volk: maar wanneer hy in den gebeede God aanspreekt, en Psalm zingt of opzegt, en de Belydenis leest, dan moet hy zich afwenden van de Gemeente, dat is, hy moet zich keeren naar dat gedeelte van de KerkGa naar voetnoot(b) daar het Autaar is,Ga naar voetnoot(c) welk Kerk-gedeelte ook is het aanzienlykste, en het eerwaardigste uit hoofde van de mysterieuse tegenwoordigheit Gods (by de Communie), en dat is mede onderworpen aan leenspreukige uitleggingen, welke onnodig zyn hier te worden aangehaalt. By het zingen of opzeggen van een Lied of Psalm staat men overend, omdat die gestalte beter te kennen geeftGa naar voetnoot(d) dat het hart zich verheft van vreugd: het opzeggen of zingen van het Geloof in dezelve gestalte betuigt hoe zeer wy gereet zyn tot het doen van onze Geloofsbelydenis, en tot rechtvaerdiging en verdediging derzelve. Tusschen het Geloof en het Onze Vader voor de tweede maal gereciteert, geven deze woorden van den Predikant, de Heere zy met u, en het antwoord der gemeente, en met uwen geest, onder anderen te kennen de gemeenschap der Heiligen, die als leeden van een en 't zelve lichaam onderling voor elkander bidden. Laat ons overslaan het geen aangemerkt wordt over het Oremus, een kleine Lofzang, en andere Gezangen Repons genaamt, om te komen tot de drie Collecten, dus genaamt, zegt men, of omdat de Priester die gebeeden doetGa naar voetnoot(e) ter liefde van de gemeente, of omdat zy zyn als eeneGa naar voetnoot(f) Verzameling van 's volks devotie, om dezelve te presenteeren aan God; ofGa naar voetnoot(g) om dat de Priester verscheidene gebeeden tot een lichaam verzamelt en vereenigt; of eindelyk omdat zy als een bondel van verscheidene kleine gedeeltens der H. Schrift uitmaken. De order der avondgebeeden is dezelveGa naar margenoot+ met die van 's morgens. Alleenlyk verandert men op zekere dagen de gebeeden, de collecten en de lessen: by voorbeeld op Kersdag, op Drie-Koningendag, enz. zingt men of reciteert men het Symbolum van Athanasius in plaats van dat der Apostelen. Des zondags 's morgens, des Woensdags en 's Vrydags zingt men of reciteert van gelyken de groote Lofzangen. Behalven dat, zyn 'er zomwyl omstandigheden die byzondere gebeeden vereisschen. Men heeft 'er voor den regen, voor mooi weêr, tegen hongersnood en duurte, tegen den oorlog en tegen oproeren des volks, tegen besmettelyke en grasseerende ziektens; voor die tot de gewyde Ordens moeten worden toegelaten, op alle de dagen van de weeken der Quatertempers; ook voor het Parlement geduurende deszelfs zittingen. Ik behoef den Lezer niet te leeren, dat die gebeeden gedaan worden of by Predicatie of tot dankzegging.Ga naar margenoot+ Is de Zondag een plechtige dag by alle de Christenen, hy is zulks nog vry meer by de Engelschen, en het schynt dat men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezien hebbende den aandagt, de order, de geregeltheit en de uiterlyke devotie op dien dag door het gantsche Koningryk, zou mogen vaststellen dat de Zondag alleen voor de EngelschenGa naar voetnoot(a) een dag van licht is. In Holland ontheiligt men dien dag met te arbeiden, en zelfs in 't openbaar, onder toelating van de Magistraat: in Vrankryk ontheiligt men den zelven door Schouwspeelen, concerten, en de Comedie. In andere landen wordt dezelve openbaarlyk ontheiligt door verscheidene uitsporigheden, die by God en menschen veroordeelt worden. In Engeland is het ongeoorloft eenig spel te speelen, of eenig lied te zingen, zelfs in zyn eigen huis, en schoon, wat het spel belangt, de groote lieden zich van dien regel uitzonderen, volgens het zeggen van den Schryver derGa naar voetnoot(b) Lettres Philosophiques, is echter ook waar dat zy zich dan gemeenlyk voor hunne huisgenoten verbergen, om hun geen ergernis door het kaartspel te geven. Dewyl 'er geen middelweg is tusschen te arbeiden, of zyn vermaak te nemen, en God te bidden, is men eindelyk byna gedwongen om zich te gewennen aan de Godvrucht, ten minsten aan eene uiterlyke godvrucht; schoon men in Engeland die soort van Inquisitie niet oefent, welke te Geneve en in verscheide plaatsen van Switserland in zwang gaat,Ga naar voetnoot(c) daar men de menschen dwingt om naar de Kerk te gaan. De Prsbyterianen zyn in 't byzonder strenge waarnemers van den Zondag, en men is, zegt men ons, de heiliging van dien dag aan hun verschuldigt. Uit de Wetten spruit de gewoonte onder de volken, en uit de gewoonte ontstaan daden zonder overleg, zonder verheffing van gedachten. Zo zwak is 't menschdom: en echter is het nodig dat 'er wetten zyn, regels van tucht,Ga naar voetnoot(d) zommige onder de menschen die geleiden en bestieren, en andere die geleid en bestiert worden. Eene zaak is 'er die opmerking verdient wegens een byzondere manier van zwarigheit teGa naar margenoot+ maken, namelyk dat de veroordeelde misdadigers hunne Confessie beginnen, met te bekennen dat zy nalatig geweest zyn in het Godsdienstig waarnemen van den Zondag. ‘Al hadden zy vader of moeder vermoord, zegt ons eenGa naar voetnoot(e) Autheur dien ik nog dikwyls zal aanhalen, zouden zy dit artykel altoos plaatsen achter dat van nalatig te zyn geweest in het waarnemen van den Sabbath.’ Hier door verstaat hy den Zondag. Niettegenstaande die Wetten, de daar op volgende gewoonte, en de daar uit spruitende vreesachtigheit des gemoeds, speelen in Engeland de hertstochten niet minder haare rolle dan in andere landen. Men zou zeggen dat zy aan de ziel wederom geven die veerige kracht, welke de wetten en het algemeen gebruik haar schynen te doen verliezen in dat geval. De Zondag wordt geheiligt door openbare en geregelde devotien:Ga naar voetnoot(f) maar, zegt onze Autheur, op dien zelven Zondag maakt men goede cier, bedryft men uitsporige vrolykheit, en, zo men wil, men drinkt zich dronken in zyn eigen huis: en schoon men de predikatie heeft bygewoont tot stichting van zyn naasten, gaat men ook wel eens naar de herberg en by lichtvaerdige vrouwlieden. Laat ons overgaan tot de Feesten ofGa naar margenoot+ Hoogtyden. Deze soort van plechtig- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heit, die naar een bygelovigen dienst zweemt (ik spreek als een Puriteins yveraar) was niet geloutert in den smeltkroes van den gestrengen Calvyn. De Anglicaansche Almanak is nog overladen met Feesten, waaronder zyn die strekken ter eere van de Apostelen, alleen erkent voor Heiligen die Vierdagen verdienen nevens de Evangelisten, Stephanus, Johannes den Doper, en Barnabas. De plechtigheit dier dagen bestaat in gebeeden op het onderwerp passende, in Collecten, in lessen, en in overeenkomstige meditatien, als mede in een gewagmaking der deugden van den Heilig wiens dag geviert wordt. Echter staan de winkels open als naar gewoonte, elk heeft vryheit om zyn werk te doen, en ook om zyn vermaak te nemen. Geschiedt dit juist niet op Kersdag, op Paaschdag, enz. dat is alleen, zegt men, uit gewoonte of om welstaans wille, en omdatmen vrywillig deelGa naar margenoot+ neemt aan de devotie van die dagen. Wat aangaat de Feesten der Heiligen, de Puriteinen konnen die benaming niet dulden, als smakende naar Afgodery: maar men geeft hun ten antwoord, dat de benaming alleen aanwyst dat de lessen uit de Heilige Schrift genomen tot de plechtige viering van den dag die den naam van dezen of geenen Heilig draagt, altoos haar opzicht hebben op het leven, de daden, het lyden, en den marteldoot van den Heilig, zonder daar mede eenige de minste bygelovigheit te vermengen. Daar op zeggen de Puriteinen met schyn van reden, dat het gemeen de zaak zo niet begrypt, maar de benaming naar de letter opvat. Men moet bekennen, dat, indien hun zeggen bondig ware, men zou moeten verwerpen, te gelyk met een groot gedeelte van de dingen die onmiddelyke betrekking tot den Godsdienst hebben, alle de figuurlyke uitdrukkingen der Heilige Schryveren, als mede hunne verhevene beschryvingen; dewyl het zeer te vrezen is, dat het gemeene volk, wier bequaamheit zich tot stoffelyke denkbeelden bepaalt, van al 't geen het in die beschryvingen boven het bereik der zinnen bevindt, op dezelve wyze oordeelt. Verscheidene van die Feesten of Heilige dagen hebben Vigilien of Heilige Avonden. Men weet dat die Vigilien dienen om zich met vasten en onthouding te bereiden tot het Feest. De Puriteinen zeggen van die Heilige AvondenGa naar voetnoot(a) en andere Vastendagen der Anglicaansche Kerk. ‘Men vast om het vleesch te doden en des zelfs woestheit te betomen, maar des anderen daags geeft men het vleesch met woeker wederom, 't geen men daar aan onttrokken hadt, en men maakt het veel woester en wederspanniger tegen den Godsdienst dan te voren’. Zie hier het gevoelen van eenGa naar voetnoot(b) Anglicaansch Bisschop over de nuttigheit der Heilige dagen. 1. Zy zetten denGa naar margenoot+ Godsdienst luister en waardigheit by. 2.Ga naar voetnoot(c) Zy zyn onwedersprekelyke getuigen der oude waarheit. 3. Zy wekken de Godvrucht op. 4. Zy zyn als een schaduw van onze eeuwige gelukzaligheit in de Hemelen. 5. Zy zyn hier op aarde als gedenktekenen die ons duidelyk leeren wat wy te geloven hebben. ‘Alle onze Hoogtyden, vaart die Bisschop voort, hebben hun opzicht tot een eenig Hoofd, 't welk Christus is, enz. en daarom is het dat ons Kerkelyk jaar begint met de glorieuse Verkondiging van zyne geboorte (door de Heilige Maagd)...... en dewyl J.C...... ook zyne grootheit en zyne waardigheit heeft openbaar gemaakt in zyne Heiligen, en dewyl de dag van hunnen uitgang uit deze waerelt aan de Christen-Kerk zo veel is als die der geboorte of der kroning van Keizeren en Koningen, heeft men verscheidene van die Heiligen uitgekipt om hunne geheugenisse jaarlyks te vieren, niet anders dan om hun voorbeeld na te volgen, en den naam van J.C. die in hun is verheerlykt, te celebreeren. Dus mediteeren wy in hem over het martelaarschap der gelukzalige kinderen, die onschuldig zynde ter liefde van hem den doot hebben ondergaan voor dat zy tot de jaren waren gekomen waar in zy hem konden kennen; over dat van Stephanus die met kennisse om Jezus wille geleden heeft, en voor zyn doot reets de glorie van het Paradys aanschouwt; over de reize van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Wyzen uit het Oosten om den Zaligmaker aan te bidden, geleid zynde door een buitengewoon licht; over de prediking van Johannes den Doper den tweeden Elias en den voorloper van J.C. Wy celebreren St. Michael en alle de Engelen, opdat wy opgewekt worden om God te verheerlyken gelyk zy doen: ook is het deze zelve plicht die ons het Feest van alle deGa naar voetnoot(a) Heiligen doet plechtiglyk vieren. Na alle die aanmerkingen, die mogelyk niet onnut zullen schynen, en waar by ik nog eene andere zou konnen voegen, te weten dat de Kerk haar jaar begint met den 25. Maart, den dag op welken men gelooftGa naar voetnoot(b) de Vleeschwording geschied te zyn; na die aanmerkingen, zegge ik, zal ik hier laten volgen een tafel van de Feesten der Anglicaansche Kerk, nevens de Vigilien en andere dagen van vasten en onthouding; daar na zal ik aanhalen de byzondere gebruiken op zommige Feesten.
De andere tyden van vasten of Abstinentie zyn de Groote Vasten; De Vastendagen der Vier Getyden of Quatertempers, namelyk Woensdag, Vrydag, en Zaturdag na De drie dagen voor Hemelvaartsdag, of de Kruisdagen, die zyn de Maandag, Dingsdag, en Woensdag voor den Donderdag der Hemelvaart. Alle de Vrydagen van het Jaar, uitgenomen die op den 25sten December verschynt, zynde Kersdag. Ik zal maar een woord zeggen van denGa naar margenoot+ Advent. Dit wordt zo genaamt, zegt ons de aangehaalde Anglicaansche Bisschop, omdat het een tyd is van voorbereiding tot de komste van J.C. in het vleesch. ‘De Zondagen van den Advent zyn tot het Kers-Feest, als Johannes de Doper is tot den Zaligmaker van het menschelyk geslacht’. Een ander Autheur zegt ons, dat gelyk een groot getal van voorzeggingen zyn voorgegaan voor de Vleeswording van den Zaligmaker, even zo de Christen-Kerk heeft gelooft te moeten een soort van gedachtenis houden van die voorzeggingen door de vier Zondagen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den Advent. ‘Zy zyn,Ga naar voetnoot(a) voegt hy 'er by, als Herauten die het aannaderende Feest aankondigen. Ga naar margenoot+ Ik zal niet twisten over de oudheid van het Kers-Feest, zynde de tyd daar van onzeker, volgens de Oordeelkundigen. Dit Feest is niet eerder in 't algemeen vastgestelt geworden op den 25. December, dan zedert den jare 500. of daar omtrent. De Kersdag is, zegt men ons, by de Engelschen een mengsel van Christelyke devotie en van waereltsche vermakelykheden: en dat duurt tot na Driekoningen. In Engeland begint men op Kersdag al Nieuwjaarsgiften te geven, en zelfs geven de Herbergiers en de Ordinarishouders voor een gedeelte om niet, het geen men by hen koomt te drinken en eeten op Kersdag en de daar aan volgende Feestdagen. Zy doen den wyn betalen, maar zy geven om niet het brood en de kaas,Ga naar voetnoot(b) zo wel bereid dat de Geestelyken en de Leeken daar door verlokt worden om ettelyke malen de boordevollen van sterke wynen gelyk die van Portugal en Xerés te herhalen. ‘In de familien, zegt de Schryver van deGa naar voetnoot(c) Memoires & Observations, &c. bakt men op Kersdag een vermaarde Pastei, welke men de Kerspastei (Christmas pie) heet. Men houdt het voor een grote kunst die pastei wel te konnen maken: 't is een kunstig haksel van Ossetong, Spier van gevogelte, eyeren, Suiker, Corenthen, Citroen en Oranjeschil, en verscheidene soorten van speceryen, enz. enz. St. Steven, St. Jan, en Onnozele Kinderendag, die onmiddelyk op Kersdag volgen, brengen my te binnen het zeggen van zeker oud Schryver over de Feestdagen die herhaalt worden en zo na op elkander volgen: ‘Het eene Feest verheidt het ander niet, men doet den knegt terstond na den Heer eere aan. (of woordelyk). De eerbewyzingen aan den dienaar volgen op de Theophanie van den Meester’. Men gaf eertyds aan het Feest der Geboorte van J.C. den naam van Theophanie, dat is, GoddelykeGa naar margenoot+ verschyning of openbaarmaking. Maar waarom komen die Feestdagen zo net achter malkander? Immers wil de overlevering dat Stephanus in de maand van Augustus is gesteenigt: hoewel men toestaat dat de Onnozele Kinderen dag omtrent Kerstyd invallen moet. Dienaangaande heeft een geestig Mystagogus of Geheimuitlegger gelukkiglyk ontdekt eenige redenen waarom misschien die Feesten zo achtereenvolgende geplaatst zynGa naar voetnoot(d). ‘Daar zyn (inGa naar margenoot+ die drie Plechtige Dagen) drie onderscheidene soorten van Martelaarschap; een 't welk vrywillig en inderdaat voltrokken is, gelyk dat van St. Steven; een dat vrywillig was, maar niet voltrokken is, namelykGa naar voetnoot(e) dat van St. Jan den Apostel; en een 't welk in der daat voltrokken is, doch niet vrywillig, te weten het Martelaarschap der Onnozele Kinderen,’ die geen kennis hadden van de verdienste deszelfs. WatGa naar voetnoot(f) is die ontdekking troostelyk en geestig! Zeker Anglicaan koomt voor den dag met andere redenen die ook hunne verdienste hebben. ‘St. Stephanus volgt J.C. dat is zyne Geboorte, omdat hy de eerste Martelaar geweest is. St. Jan de Evangelist volgt even na hem, omdat men zyn Feest niet konde vieren op den dag van zyn doot,Ga naar voetnoot(g) 't welk de dag is van St. Johannes den Doper’. Wat den dag der Onnozele Kinderen betreft, daar omtrent is men eensgezind. Zy staan op hunne eigene plaats. Ik weet niet of ik den Lezer vermaak of onderrecht met het aanhalen van zulke geringe zaken, hoewel zy my toeschynen niet gantsch onnut te wezen, ten minsten steekt 'er eenige nieuwigheit voor veele menschen in. Wegens het Feest der Besnydenis, zyndeGa naar margenoot+ Nieuwjaarsdag, hebbe ik niets anders aan te merken, dan dat de naam van Be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
snydenis-dag daar aan van de Kerk niet gegeven is dan omtrent den jare 1090. en dat men het meer dan 400 Jaren te voren by verscheidene Kerkelyke Schryvers vindt aangewezen onder den naam van Octaaf der Geboorte. De reden waarom men dien dag oudstyds niet vierde, is, naar de meening van den hier onder aangehaaldenGa naar voetnoot(a) Autheur, omdat hy juist op Nieuwjaarsdag inviel, 't welk by de Heidenen een dag van ongeregeltheit en ontheiliging was, en uit dezen hoofde verbood het sesde Algemeen Concilie uitdrukkelyk, dat men niet zoude vieren een Feest 't welk St. Chrysosthomus voor dat verbod een Duivelsch Feest genoemt hadt. 't Is zekerlyk waar dat die Heilige dag, genomen voor het Nieuwjaarsfeest, zelfs by de Christenen niet vry is van de ongeregeltheden des Heidendoms, en dat wy met de vernieuwing van het jaar niet minder dan die oude Afgodendienaars onze ondeugden en ons ongeregelt leven vernieuwen. Maar laat ons die stoffe voor de Predikanten overlaten, en alleen aanmerken dat de zegenwenschingen, de geschenken, en de gastmalen op den eersten dag van de maand January by de Ronen in zwang gingen even als by ons, en dat zy het jaar aanvingen met gebeeden enGa naar voetnoot(b) offerhanden. Ook namen zy in acht een begin van 't jaar te maken met werken; waanende, gelyk veele Christenen nog heden doen, dat wanneer men op dien dag tekenen van naerstigheit en bequaamheit gaf, zulks een goed voorteken was van die zelfde deugden voor het gantsche jaar. 't Is aan niemant onbewust, dat het Feest der drie Koningen ook Epiphanias genaamt wordt, en dat het geviert wordt op den 6den van Januarius. Ik moet hier aanmerken een gebruik der Koningen van Engeland; te weten dat zy op Driekoningendag offeren een beurs met goud, eenGa naar margenoot+ met myrrhe, en een derde met wierook. Dit geschiedt ook op Nieuwjaarsdag; en by deze gelegenheit moet ik ook aanmerken, dat die Koningen op andere Feestdagen ook offerhanden doen. Zy offeren een stuk gouds op Kersdag, op Passchdag, op Pinxterdag, en op Allerheiligen dag. Zy offeren mede op Vrouwendag of Maria lichtmisse, op den Zondag van Drievuldigheit, op het Feest van St. Jan Baptist, en op dat van St. Michiel. Een onzer SchryverenGa naar voetnoot(c) spreekt zeer verachtelykGa naar margenoot+ van het gebruik op Driekoningenavond, wanneer het Boontrekken iemant Koning of Koningin maakt, en van het geschreeuw, de Koning of de Koningin drinkt, meenende dat zulk een Feest by de Christenen zeer veel gelykenisse heeft met de Heidensche Saturnalien. 't Is zekerlyk waar, dat men op die Feesten van Saturnus, even als by ons op het Driekoningen Feest, by 't lot om de Koninglyke waardigheit trok; ten bewyze hier van zal het genoeg zyn een plaats uit TacitusGa naar voetnoot(d) aan te halen. De Bekeering van S. Paulus is zeer merkwaardig.Ga naar margenoot+ Een wrede wolf wordt een lam, die bekeering is eenGa naar voetnoot(e) mirakel, zo wel als het gezicht dat daar mede verzelt ging. Daar uit leert men dat de grootste zondaars nooit moeten wanhopen van hunne verzoening met God. Billyk is het dan dat de Kerk hare blydschap over die miraculeuse bekeering openbaarlyk betuigt. Wat aangaat het Feest, of liever deGa naar margenoot+ Vasten welke de Anglicaansche Kerk heeft toegeheiligt aan Koning Karel den eersten, 't is een verzoening wegens het bloed van dien Vorst die door zyne onderdanen veroordeelt en ter doot gebragt is. Een onzer Dichteren hieldt met reden dat geval voor eenGa naar voetnoot(f) geval zonder exempel. Maar de gantsche Natie hadt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'er geen deel aan. Het is veroorzaakt door den stoutmoedigsten van alle Opperhoofden van partyschap, die de behendigheit gehadt heeft van zich te bekleden met een gezag dat ontzaggelyker en gevaarlyker was dan 't geen hy hadt omverregeworpen. Men heeft een byzonder formulier van gebeeden, lessen, en collecten, passende op het Jaarlyksch Feest van Karel den Isten, dien men by die gelegenheit den naam van Martelaar geeft. Wanneer die dag, zynde de 30ste van January, op een Zondag verschynt, stelt men de Vasten tot 's anderendaags uit. Vrouw-Lichtmisdag, of de Reiniging van de Heilige Maagd sla ik over, als daar van niets byzonders te zeggen hebbende: doch dat Feest verplicht my te sprekenGa naar margenoot+ van den zegen der uit het kraamhedde opgestane vrouwenGa naar voetnoot(a) 't welk een zoort van Reiniging is, en een overblyfsel van den verkeerden Joodschen yver, volgensGa naar voetnoot(b) de uitdrukking van een Presbyteriaansch Autheur. Een vrouw haar kraambedde verlaten hebbende, moet zich naar de Kerk begeven in een zedig gewaadGa naar voetnoot(c) en zelfs met een overdekt aanzicht. Waar op de Presbyterianen, rechte bedillers van alle de Anglicaansche Ceremonien, zich dus uitlaten. Is het de schaamte die haar noodzaakt zich te verbergen, even of zy eenige daat van onzuiverheit begaan hadt? Ik zou den Presbyteriaan antwoorden, dat zich dus te verbergen een uitwerksel is van de zedigheit door den Godsdienst voorgeschreven; en op die wyze is de zedigheit daar zeer wel geplaatst, daar zy in tegendeel zeer qualyk geplaatst zou wezen, indien die Kerkgang het gevolg was van een ongeregelt gedrag, aan de Kerk onbekend. In de Kerk gekomen zynde, valt zy op de knien aan den ingang van het Choor, of zelfs wel dicht by de heilige tafel. In dien staat reciteert zy met den Priester eenen Psalm die op de zaak toepasselyk is; waar na hy haar den zegen geeft, en met een gebed aan God beveelt. Maar waarom doet men doch by die gelegenheit zulke plechtige dankzeggingen, vragenGa naar voetnoot(d) de PresbyterianenGa naar margenoot+ wederom? Is de kraamziekte gevaarlyker dan het vuur en het water, dan andere ziektens, dan zo veele andere gevaaren waar aan men dagelyks is blootgestelt? En nochtans stellen de vrouwen zich zo gewillig aan zulk gevaar bloot! zouden de spotters zeggen. Wil men weten waarom de dankzeggingen meer in 't byzonder nodig zyn by 't opstaan uit het kraambedde, men zal in eenGa naar voetnoot(e) Engelsch boek vinden, dat God zelf de kraamziekte in 't byzonder heeft onderscheiden. Het overige van 't geen de Autheur daar in verhandelt, koomt uit op het voorstellen van de ongemakken en zorgen der zwangerheit, die zulke doornen in 't begin niet scheen te voorspellen; veel pyn en smert in 't kramen; veel vermoejing, bekommering, en onrust daarna. Dit zyn de gevolgen der oorspronkelyke zonde. Men kan daar byvoegen veel quelling des geestes en veelerleye zorgen, die aan de opvoeding en onderwyzing van de kinderen vastzyn; en dit deet voor een gedeelte zeker PoëetGa naar voetnoot(f) wat spotachtig zeggen, dat het wel de pyne waard was geboren te worden. Doch dewyl het van de Goddelyke Genade afhangt die doornen in rozen te veranderen, is het billyk en noodzakelyk dat een vrouw, die haar kraambedde verlaat, haare dankzegging op eene plechtige wyze in 't aanzien van de gantsche Kerk aan God opdraagt. Ik keer weder tot de Anglicaansche Feesten.Ga naar margenoot+ De Engelschen houden de Groote Vasten, maar zy kennen of willen niet kennen de uitsporige vermakelykheden van den Carnaval. Het zou gantsch on- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nodig zyn hier de oudheit en de verdienste van de Groote Vasten te herhalen, noch hoe men daar in navolgt het Vasten van O.Z., noch hoe die Vasten eene uitmuntende voorbereiding is tot de Paasch-Communie die geen Christen mag verzuimen, nochte ook de mysterieuse betekenis daar van, namelyk dat, gelykGa naar voetnoot(a) al het lyden van J.C. geeindigt is met een Paaschen, de Kerk alzo gemeent heeft dat onze geestelyke smerten en onze penitentien daar in ook moeten eindigen. Nog veele andere zaken van dezelve kracht zou men hier konnen verzamelen, maar ik zal alleen een eenig voorbeduidzel bybrengen. De Paasch-Vasten betekent de rampen en de smerten van dit leven. De Paaschen zelv betekent de hemelsche rust, en de eeuwige gelukzaligheit. Vindt men wyders vreemd, dat een Vasten in navolging van het vasten O.H. niet geplaatst is op den behoorlyken tyd, te weten na den Doop van Christus, omtrent Driekoningen, men krygt onder andere redenen ten antwoord, dat de tyd waar in men vast ('t is in 't begin van de Lente) een tyd is van ongemeene roering en beweging in het bloed. Het gist dan op, de hartstochten zyn heviger en ongeregelder. Men moet ze door het vasten tot bedaren brengen: en daarom vasten wy op een zeer bequamen tyd, zegt S. HieronymusGa naar voetnoot(b), die door den hier onder genoemden Schryver aangehaalt wordt. Die Revolutien in 't menschelyk lichaam, of liever in de gantsche Natuur door de Lente veroorzaakt, doen my gedenken aan zeker vermakelyk Feest, te weten datGa naar margenoot+ van St. Valentyn. Daags voor dat Feest, in den Almanak vastgestelt op den 14 February, ‘vieren de jonge lieden, zegt ons de SchryverGa naar voetnoot(c) van Memoires & Observations &c. in Engeland en in Schotland, volgens eene zeer oude gewoonte, zeker klein Feest (Ga naar voetnoot(d) als een verbeelding van de vernieuwing der Natuur, en, zo men 't zeggen mag, van dien ingeboren drift van voortteeling die in alle levendige en bezielde wezens gevonden wordt). Een effen getal van vrysters en vryers vergaderen te zamen. Yder vryer en vryster schryft zynen of haren naam, of ook wel een geleenden naam op onderscheidene briefjes; dan worden die briefjes opgerolt en by het lot getrokken, in diervoegen dat de meisjes de briesjes van de jongelingen, en de jongelingen die van de meisjes in handen krygen. Dus ontmoet elk jongman een vryster die hy zyne Valentyne noemt, en yder vryster vindt een jongeling, dien zy haren Valentyn heet. Dat gezelschap dan door het lot tot verscheidene paaren of koppels gebracht zynde, geven de Valentynen bals en gastmalen aan de Vrysters, en dragen ook eenige dagen de briefjes van hunne Valentyntjes op hun borst of arm...... In deze ceremonie ontmoet men eenige verandering naar de verscheidenheit van deze of geene Provincie, en ook naar de meer of minder strengheit der Valentyntjes. Men houdt nog voor een ander soort van Valentyn of Valentyne den eersten jongman of jonge dochter, die men by geval, den dag van het Feest, op de straat of elders ontmoet. Ga naar voetnoot(e) Den eersten dag van de Vasten, datGa naar margenoot+ is op Assche-Woensdag, geschiedt het geen de Engelschen den naam van Commination of Bedreiging geven, dat is de aankondiging van de Oordeelen Gods tegen de zondaren. Na de ochtentgebeeden, en het reciteeren of zingen (volgens 't gebruik van die of die plaats) van den Loszang, laat de Priester zich uit in deze woorden. ‘Myne broeders, de discipline of tucht der eerstbeginnende Kerk verplichtte de grove zondaren en zulke die van hunne zonden waren overtuigt, openbare boete te doen in den aanvang van de Vasten. Zy wierden gekastyd in deze waerelt, om hunne zielen te behouden, en opdat de vreeze voor een diergelyke kastyding andere zondaren mogt afschrikken. In plaats van die tuchtGa naar voetnoot(f) welke met den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tyd is afgeschaft, heeft men goedgevonden u voor te lezen de vervloekingen welke God heeft uitgesproken tegen de onboetvaerdige Zondaars, enz.’ Deze inleiding die de Priester of Predikant voor den lessenaar doet, wordt gevolgt van de lezing dier vervloekingen, op yder van dewelke de vergadering der gelovigen Amen zegt, en vervolgens gaat de Predikant, die op den Predikstoel geklommen was om dezelve uit te spreken, over tot het doen van eene vermaning aan de Gemeente, nevens eenige gebeeden.Ga naar margenoot+ Een Presbyteriaansch AutheurGa naar voetnoot(a) beeldt zich in, dat de Anglicanen met het opzeggen van Mozes vervloekingen op den predikstoel, en het doen van de vermaning, de gebeeden, de lofzangen enz. voor den lessenaar, hebben willen navolgen het bevel dat God aan Mozes gaf om de zegeningen uit te spreken op den berg van Guerizim, en de vervloekingen op den Berg Hebal: maar uit het geen een Anglicaansch SchryverGa naar voetnoot(b) verhaalt, blykt dat het gantsch onnut is geheimen te zoeken in die gewoonte, dewyl zulks by geval is toegekomen, en behoort tot die dingen welke ingevoert worden zonder dat men weet hoe. Ga naar margenoot+ Dit brengt my natuurlyk totGa naar voetnoot(c) de Vier Getyden of Quatertempers. Men weet den oorsprong van dien naam, en wanneer dezelve waargenomen worden. De Engelschen geven daar aan een naam die letterlyk moet overgezet worden deGa naar voetnoot(d) weeken der warme asschen, ‘omdat onze voorvaders, zegt Bacon door Doctor Sparrow aangehaalt, in dien Vast tyd niets anders aten dan koeken onder de assche gebakken, om zich te beter te errinneren dat zy zelve niets anders dan stof en assche waren. Ga naar margenoot+ Gesproken hebbende van de Commination of Bedreiging, kan ik niet voorby gewag te maken van de twee Excommunicatien. De kleine Excommunicatie, de Mindere genaamt, onthoudt van de Communie den geenen, die, na behoorlyk gedagvaart te zyn, weigert voor het Geestelyk Hof te verschynen. Die magt van excommuniceeren kan door den Bisschop overgegeven worden aan een Anglicaansch Priester, dien de Kancellier, als de eerste Officiaal van den Bisschop, toegevoegt wordt. Wat aangaat de grote Excommunicatie, behalven dat zy van de Communie afhoudt, sluit zy den geëxcommuniceerden ook eeniger mate buiten burgerlyke zaken, dewyl hy, zegt men ons, noch klager noch getuige mag wezen voor eenige Rechtbank, 't zy burgerlyke of Kerkelyke: en vaart hy in zyne wederspannigheit voort tot veertig dagen toe, verleent het Kancelery-Hof vryheit om den geëxcommuniceerden te grypen en gevangen te zetten. De Bisschop alleen heeft macht om met den grooten Ban of Excommunicatie te slaan, maar hy maakt daar van geen gebruik, of moet daar van geen gebruik maken dan tegen welbeweezene hoofdmisdaden van ketterye, overspel, bloedschande, enz. De Anathema of vervloeking is nogh geduchter dan de groote Excommunicatie. De Ketter wordt daar door verklaart tot een vyand van God, en overgegeven aan de eeuwige verdoemenis. De Bisschop spreekt dien Vloek uit in de tegenwoordigheit van den Deken en het Kapittel, of van twaalf andere Predikanten. Die Excommunicatien geschieden niet in 't openbaar, gelyk ook niet de absolutie, maar in de gerechtskamer. Op Witten Donderdag, bekend in deGa naar margenoot+ Oudheit, ten minsten in de Kerken van het Westen, en nog hedendaagsch te Rome, onder den naam van Coena Domini, geven de Koningen van Engeland Aalmoessen aan zo veele arme menschen als zy jaren bereikt hebben. Die armen worden gebragt in een groote zaal van Whitehall, daar zy een tafel gedekt vinden die wel voorzien is, te weten, voor elk van hun een schotel visch, zes kleine broodjes, een flesch wyn, bier, laken tot een kleed, linnen voor twee hembden, koussen, schoenen, en twee beurzen van rood leer, waar van de eene zo veel kleine zilvere stukjes, en de andere zo veel Engelsche schellingen vervat als de regeerende Koning jaren heeft. Eertyds ging voor dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onthaal en die geschenken de plechtigheit van aan die arme menschen de voeten te wasschen; en indien de Koning niet in persoon die daat van ootmoedigheit en vernedering wilde verrichten, welke aan de Roomsgezinde Hoven der andere Monarchen op eene grootsche wyze de nedrigheit van J.C. verbeeldt, liet hy zulks doen door zynen Groot-Aalmoesenier. Deze is 't die gemeenlyk de geschenken uitdeelt, en de arme lieden vergast. Dewyl de eene ceremonie doet denken aan de andere, kan ik niet beter doen dan hierGa naar margenoot+ te plaatsen de gewaande kracht van kropzweeren te genezen, welke de Koningen van Engeland zich toeschryven, doch die de Fransche Schryvers hun altoos hebben betwist, zeggende dat die geneezing den Koningen van Vrankryk alleen eigen is. Het schynt zeer vreemd, dat menschen, die, ik bekenne het, wel zeer verheven zyn boven andere door waardigheit en geboorte, maar die by ongeluk zich dikwils van de Goddelyke deugden, die alleen de Koningen van het overige menschelyk geslacht behoorden te onderscheiden, zeer verre verwydert vinden, zich het grootste der Goddelyke voorrechten, namelyk de gave der mirakelen of de miraculeuze en bovennatuurlyke genezingen, toeschryven. Het schynt ook dat de miraculeuze werking niet zo zeer aan de kracht van hunne personen, als wel aan die van hunne Zalving hing. De Protestanten hebben die soort van genezingen in verachting gebracht, en ik weet niet of in de eeuw die wy beleeven, wel veele andere Christenen gevonden worden, wier lichtgelovigheit zo verre strekt dat zy die genezingen voor wezendlyker houden dan die men in de Oudheit toeschreef aan de hand en aan den voetGa naar voetnoot(a) van Vespasianus, en aan den groten teen van Pyrrhus, die de zogenaamde mildzuchtigen genas. De gaaf van kropzweeren te genezen word ook toegeschreven aan de Koningen van Arragon, enGa naar voetnoot(b) Favin meende dat hy ze niet weigeren mogt aan die van Navarre. Men vindt ook gewag gemaakt van de gaaf om schurft te genezen, als eertyds in 't byzonder eigen aan de Koningen van Engeland; van het voorrecht om den Duivel te verdryven, en de stamelenden te doen spreken, als alleen toegestaan aan de Koningen van Spanjen, en aan de Prinsen van het Huis van Oostenryk. Laat ons daar by voegen de gaaf van Kropgezwellen te genezen. Du MaiGa naar voetnoot(c), die van die gewaande miraculeuze genezingen handelt, zegt ons dat zy zonder veel plechtigheit geschieden. Om de kropgezwellen weg te nemen, geven zy met hunne eigene hand een glas water aan den lyder; en zy kusschen den stamelaar om hem de tong los te maken. Het zy zo 't wil, laat ons zien hoe de genezing der kropzweeren door de hand der Koningen van Engeland eertyds toeging. ‘Elk weet, zegt de Schryver der Memoires & Observations, &c.Ga naar voetnoot(d) dat Eduard de Belyder, door Alexander III. gecanonizeert, de eerste geweest isGa naar voetnoot(e) die voorgaf de kracht te bezitten van kropzweren te genezen, door het aanraken van die daar mede besmet waren.....Ga naar voetnoot(f) Die opinie heeft mogelyk zonder tusschenpozing geduurt tot op Willem III..... Het Engelsch Gemeen sloeg voorheen, en slaat mogelyk nog heden veel geloof aan dat hulpmiddel. In de laatste maanden der Regeering van Jacob II...... kwamen veele menschen van alle kanten toelopen om van hem aangeraakt te worden. De Koning daarvan verwittigt wordende, hadt de goedtheit van te laten zeggen dat hy de aanraking menigvuldiger dan naar gewoonte doen zoude, en zelfs alle dagen. By de laatste ceremonie was ik tegenwoordig. De Koning zat (in de groote zaal van Whitehal) in een armstoel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ geplaatst op een voetbank van twee of drie trappen. Pater Peter stondt met zyn klein befjen en met zyn slependen mantel overend aan 's Konings rechterhand. Na eenige gebeeden, deeden de lyswachten de lyders of die zich zo hielden (De Autheur zegt op den kant dat 'er by de drie hondert waren.) alle een voor een voor den Koning komen; zy gingen door een dubbel hek, dat nauw was en opzettelyk daar toegemaakt, recht tegen over den Koning geplaatst. Elk lyder..... viel op zyn beurt op de knien voor de voeten des Konings. De Koning beide zyne handen uitstekende, raakte den lyder aan beide de wangen. De Jezuit, die een reeks van goudene medailles ge hecht aan witte linten in de handt hieldt, deet een lint om den hals van elken lyder, terwyl de Koning hem aanraakte, en zeide iet diergelyks als men in Vrankryk zegt, Le Roi te touche, Dieu te guerisse, De Koning raakt u aan, God geneeze u. Die plechtigheit geschiedde in een oogenblik, en uit vreeze dat een en dezelve lyder zich wederom onder de menigte mogt begeven, om een nieuwenGa naar voetnoot(a) gouden penning te bekomen, namen andere lyfwachten hem by de armen op, en brachten hem in een verzekerde plaats. Wanneer de Koning moede was geworden van zyne handen zo menigmaal uit te steken, en van wangen of kinnen aan te raken, gaf Vader Peter hem maar het lint over dat aan den hals des lyders was. Dus ging de genezende kracht van de hand in het lint, van het lint in de klederen, van de klederen in de huit, en van de huit tot de bron of oorsprong van het quaad. Na die Koninglyke aanraking, wierden de geenen die waarlyk eenig ongemak hadden, in de handen der geneesheeren gestelt; de andere, die alleen gekomen waren om den gouden penning te winnen, hadden geene geneesmiddelen nodig. De Goede Vrydag is de strengste Vasten-dag van de gantsche Paasch-Vasten by de strenge Anglicanen, ter liefde van J.C. die op een Vrydag gekruist is. De Saturdag is mede een dag van droefheitGa naar margenoot+ en onthouding. De Zondag, zynde de eerste Paaschdag, brengt den gelovigen tot een troostelyke devotie: en maakt hem, zo ik het zeggen mag, ook blygeestiger. Het Evangelie, de Epistel, de Collecten, en de Beurt-gezangen zyn zo veele middelen van vertroostinge voor de ware Anglicaansche Christenen. De Kerk wil ook dat het een dag van blydschap voor hun zyGa naar voetnoot(b), na dat zy den voorgaanden Vrydag en Saturdag om de doot van O.Z. gevast en geweent hebben. By den Paasch-Zondag, zegt myn Autheur, voegt men den volgenden Maandag en Dingsdag, als een vervolg of aanhangsel van het Paasch-Feest, en om het zelve te beter te vieren. Ook zegt hy, dat dat Feest voorheen den naam hadt van Koninginne der Feesten, en de plaats die hy uit S. Ambrosius aanhaalt, schynt te willen zeggen, dat al de tyd tusschen het Paasch-en Pinxter-Feest niet anders danGa naar margenoot+ als een aanhoudend Feest moet gerekent worden. Men vatte die passage niet zo naar den letter op, dat men daar uit een gevolg trekken zou om alleen bedagt te zyn tot het nemen van allerlei vermaak. De ware Christenen weten de blydschap te onderscheiden in twee soorten: maar ik kan my niet onthouden van als een koud en flaauw zeggen aan te merken het geen uit Tertullianus door myn Schryver aangehaalt wordt; te weten dat alle deGa naar margenoot+ Heidensche Feesten te zamen genomen niet konnen opwegen het Paasch Feest, dat grote en plechtige Feest der Christenen. Zulks konde zelfs niet in ernst gezegt worden tegen verharde en vooringenomene Heidenen: want immers komt die redenering hier op uit; al de eerbewyzing die men aan den Duivel doet, kan niet opwegen dien men aan God doet. Doctor Sparrow merkt nog aan,Ga naar voetnoot(c) dat geduurende de vystig dagen van Vrolykheit tusschen Paaschen en Pinxter, de gelovigen niet knielden, omdat zulks een gestalte van bedroesde menschen is: maar dat zy hun gebed overend staande deeden, volgens het gebruik op den Zondag, tot betuiging van hunne | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blydschap. De Oudvaders hebben een groot getal aanmerkingen van dat gewicht nagelaten. Zie hier iet wezendlyks voor leezers die de ware redenen van zommigeGa naar margenoot+ gebruiken begeeren te weten: namelyk de Doop, die eertyds (in de eerste Kerk) alleen toegestaan wierdt aanGa naar voetnoot(a) bejaarde Catechumenen, vastgestelt zynde op de dagen voor Paaschen en Pinxter, wilden de gelovigen de dagen die op die Feesten volgden, doorbrengen in verheuging, in gebeeden en dankzeggingen, terwyl op die zelve dagen de nieuwgedoopten altoos met witte klederenGa naar voetnoot(b) in de Kerk verscheenen, in het midden van waschkaarssen die den ingang verlichteden. In vervolg van tyd wierdt de Doop meest aan kinderen verricht: maar de dagen om den Doop te solemnizeren, bleven vastgestelt als te voren, zonder tot het zelfde einde geschikt te zyn. Door de woorden van de Collecte of het algemeen Gebed op den derden Zondag na Paaschen, waar mede men God smeekt om zyne genade over de geenen die in de Gemeenschap van het Christendom aangenomen zyn, enz. houdt de Anglicaansche Kerk eeniger mate gedachtenis van den ouden Doop, zo even aangeroert. De Collecte van den vyfden Zondag bereidt ons tot het ontfangen van de vertroostingen des H. Geests. De Anglicanen noemen dien dag de Zondag der Kruisdagen, uit hoofde van de drie volgendeGa naar margenoot+ dagen. Wegens die Kruisdagen moet ik aanmerken dat de Anglicanen vasten, doch zonder uitdrukkelyk bevel van de Kerk. De Loszangen en de gebeeden van die dagen van Veld-omgang strekken om den zegen van God af te bidden over de vruchten en andere gewassen van het Aardryk. Ik vind by een Autheur die ten uitersten tegen de Anglicanen is aangekant,Ga naar voetnoot(c) een gebruik, waar van ik niet zeggen kan of het in 't algemeen doorgaat. Te weten de Processie rondom de velden en akkers, wel ontbloot van de plechtigheden der Roomschgezinden, maar echter, volgens onzen Schryver, een bygelovigGa naar margenoot+ overblyfsel van het Pausdom en van het Heidendom. De Anglicanen doen, zegt hy, een lustratie over de velden, onder het zingen van Psalmen en groote Lofzangen, en het reciteren van overeenkomstige gebeeden. De Priester, die aan het hoosd van die Processie vooruitgaat, wordt gevolgt, even als by de Roomsgezinden, van een menigte Boeren en andere Godvruchtigen, die of uit Godsdienst, of ter liefde van hunne akkers, in die Velddevotie deel nemen. Wegens den Hemelvaartsdag hebbe ik niets anders aan te merken, dan de welgepastheit der Collecten, en andere gebeeden, en der lezingen,Ga naar voetnoot(d) volgens Doctor Sparrow, nevens veeleGa naar voetnoot(e) Voor-en Zinnebeelden,Ga naar margenoot+ waar van ik zou mogen zeggen 't geen ik reetsGa naar voetnoot(f) elders gezegt hebbe, zonder dat ik meene daar mede te kort te doen aan den eerbied dien ik aan onzen uitmuntenden Godsdienst schuldig ben; te weten dat indien de Indianen van ons oordeelden volgens onze leenspreuken en mystique uitdrukkingen, zy ons met even zulke ongerymde denkbeelden zouden bezet vinden, als wy hen doen, omdat het ons lust naar den letter op te vatten 't geen zy ons op een verbloemde wyze zeggen van hunne Goden, of van hunne Bescherm-Engelen, en van andere verborgenheden van hunnen Godsdienst. De Zondag en de week na Hemelvaartsdag worden in 't Engelsch week vanGa naar margenoot+ verwachting genaamtGa naar voetnoot(g), omdat de Apostelen de vervulling van de beloften des Heeren verwachteden. De Anglicanen noemen Pinxter denGa naar voetnoot(h) Witten Zondag, om de plechtigheit des Doops van daags te voren, dewyl, gelyk ik gezegt hebbe, de nieuwgedoopte zich in 't wit gekleed by de vergadering der Gelovigen bevonden: mogelyk heeft men ook dien naam aan Pinxter gegeven, uit hoofde van dat licht 't welk de Heilige Geest | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het hart der gelovigen verspreid Ga naar margenoot+ De 23ste April, de dag van S. George, dien Engeland voorheen, nog Roomsgezind zynde, als zyn Patroon aanzag, is merkwaardig om de Processie der Ridderen van den Kousseband. Die Processie brengt my te binnen de ceremonie van die Ridder-Orde. De oorsprong daar van is al te bekend, dan dat ik dezelve wederom zou ophalen. Het zy genoeg dat ik hier wegens die Ridder-Orde uitschryve 't geen daar van gezegt wordt by den Autheur derGa naar voetnoot(a) Memoires & Observations.Ga naar margenoot+ ‘Eduard III. stelde de Ridder-Orde van den Kousseband in, onder het opzicht van S. George Patroon van Engeland. Het getal der Ridderen is 25. daar onder begrepen de Souverain, 't welk de Koning is. Zy dragen een blaauw lind als een draagband, en aan dat lind is gehecht de beeltenis van S. George of Joris, den Draak bevechtende. De Kousseband wordt aan het linker been vastgemaakt, en is zomtyds maar een enkel blauw lind, van dezelve breedte als de draagband. Zomwyl is dezelve versierd met deze woorden, Honni soit qui mal y pense.... Het Kapittel van de Orde wordt doorgaans gehouden te Windsor, ende plechtigheit van Installatie geschiedt in de Kapelle van 't zelfde Kasteel..... In Engelandt wordt aan niemant buiten personen van den eersten rang die waardigheit opgedragen. Indien nochtans een Edelman die geen tytel heeft, dat is die noch Marquis, noch Hertog, enz. is, zich behalven een groten naam door eenige brave daden verkregen, in de gunst des Konings, op eene byzondere wyze heeft weten in te wikkelen, behoeft hy juist niet onder het getal der Lords te wezen om in de Ridder-Orde te worden aangenomen. Wanneer de Koning Ridders maakt, raakt hy hen met een bloten degen op den schouder, terwyl zy geknielt zyn, en zegt tot hen, of liever, zeide tot hen eertyds, zyt Ridder in den name Gods. Sta op, Ridder, en nader my’. Laat ons hier in 't voorbygaan zeggen, en wel met den zelven Autheur, dat, dewyl het woord edel in een enger zin genomen wordt in Engeland dan in Vrankryk, men daar van geenzins een en 't zelfde denkbeeld maken moet: en wil men weten wat hy tot bewys daar van bybrengt, men leze hem in 't Artykel over den Adel, als mede over het onderscheit der benamingen van Ridder, Baronnet, Knigt, gelyk ook over het woord Esquire. Laat ons by de RiddersGa naar margenoot+ van den Kousseband voegen anderen die vry minder in rang zyn; te weten die van 't Bad, ingestelt door Hendrik IV. Koning van Engeland, ten getale van 46. Men noemde hen Ridders van 't Bad, om dat zy 's avonds voor de plechtigheit van hunne receptie, na dat zy een Kluizenaars gewaad hadden aangetrokken, den gantschen nacht gingen waken en zich badden. 't Is genoeg bekend, dat de neergevelde Draak een der grootste daden van den ouden Patroon van Engeland uitmaakt, en de schoone vrucht is van de dapperheit van dien Heilig. De Engelschen, eertydsGa naar margenoot+ zulke uitmuntende Legendemakers als eenige andere Christen-Natie, maakten hem een Legende, waar van de Schryver der Memoires & ObservationsGa naar voetnoot(b) ons een zeer lang uittreksel geeft. Het is al te groot om het uit te schryven, en ik vreeze dat ik het zou bederven, indien ik het bekortede. Ik kenne geenen Ridderlyken Roman, die meer origineele trekken heeft dan die legende, en men mag zeggen dat de Draak, die na dan Heilig de held van 't stuk is, alle Draken, die in de Christelyke en Heidensche Oudheit eenig figuur gemaakt hebben, zeer verre te boven streeft. Wy hebben in Vrankryk ook Draken gehad: maar zy zyn met minder moeite bevochten, en de toestel der onderneeming was eenvoudiger dan die men nodig hadt om den Lybischen DraakGa naar voetnoot(c), en alle die andere neergeveldeGa naar margenoot+ Draken in Griekenland en in 't Oosten te overwinnen. By voorbeeld S. Romain, die aan de Stad Rouan het privilegie van de Beenderkas of Fierte heeft nagelaten, gebruikte niet anders dan zynen stool, om den DraakGa naar voetnoot(d) die de omgelegene landen van de stad onveilig maakte, te temmen. Hy wierp hem den stool om den hals, en deet hem in dien staat binnen Rouan slepen door een gevangen die ter doot veroordeelt was, en dien hy | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot getuige van zyne onderneming medegenomen hadt; vervolgens liet hy het dier in 't openbaar verbranden in 't gezicht van al het volk. De doot van den Draak veroorzaakte het pardon van den gevangen die S. Romain in zynen Krygstocht verzeld hadt: en om de geheugenis van dit geval te bewaren, is het dat men alle jaren op Hemelvaartsdag een ter doot veroordeelden loslaat, wat misdaat hy ook mogte begaan hebben, mids dat hy de Beenderbus, of de FierteGa naar voetnoot(a) van S. Romain in Processie helpt omdragen. Ik hebbe in de onderstaandeGa naar voetnoot(b) Noot al het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merkwaardige van die Ceremonie geplaatst. Ik vind niets byzonders in de waarneming van den Zondag der Drievuldigheit, noch in die van de Feestdagen van S. Barnabas, S. Jan Baptist, en ter gedachtenisse der Apostelen. De geboorte en de herstelling van Karel den tweden en andere dagen van die soort bestaan in een devotie, die, gelyk reets gezegt is, meerder opmerking verdient aan den kant van uitsporige blydschap, dan aan dien van ware Godvrucht. Waar toe zou het dan dienen hier te beschryven, alle de ongeregeltheden van diergelyke Jaarfeesten.Ga naar margenoot+ Van deze Jaarfeesten zou men met waarheit konnen zeggen, dat men daar inGa naar voetnoot(a) het caracter en den aart der volkeren, die dezelve vieren, kan leren onderscheiden. Op zulk een dag vindt men den Engelschman woest en muitzuchtig, zyn droefgeestigheit verdryvende door behulp van Rum en sterke inlandsche bieren, of door middel van de zware wynen van Port a Port; den Duitscher krachtig overhellende tot de vreugde die de wyn verwekt, en vuur vattende op 't geringste dat zyn punt van eer schynt te raken; den Hollander op een koele wyze het vermaak van anderen aanschouwende, of ernstig zyne belangen overpeinzende met de pyp in den mond, en geduurende het Feest alzo diep in gedachten als in de moeilykste omstandigheden van zynen koophandel; den Franschman levendig en luchtig, meer vernoegt over een vrolyken luim dan over de ernstigste zaak, springende met de luchtigheit van een vlindertjen van het eene voorwerp op het ander, en met één woord, zo min bestendig in zyne vermakelykheden als in zaken van belang. Wat aangaat den Feestdag dien de Anglicanen hebben behouden ter eere van S. Michiel,Ga naar margenoot+ de Kerk wil dat men dien viere,Ga naar voetnoot(b) omdat de Engelen (want die dag is niet voor S. Michael alleen) Gods Dienaren zyn op aarde, en om onzent wille den Satan bestryden. Zy verbeelden ook onzen staat voor den troon der Genade. En draagt het Feest den naam van den Aarts-Engel Michael in 't byzonder, 't is omdat hy eerst de Bescherm-Engel der Joodsche Kerk geweest zynde, het in 't vervolg van de Christen-Kerk geworden is. Men moet niet twyfelen, of die Christen-Kerk moet hier, boven alle andere Christelyke Gemeenschap, voor de Anglicaansche Kerk genomen worden, dewyl het een Anglicaan is die hier spreekt. De Presbyterianen geven voor, dat zulk een Feest de bygelovigen onder de Anglicanen schynt te nodigen tot een Godsdienstige eere aan de Engelen: en wie heeft gezegt, varen zy voort,Ga naar voetnoot(c) dat de Engel Michael niet is Jezus Christus? Wie heeft hun gezegt, zou ik op myn beurt vragen, indien ik niet schroomde de Orthodoxen te vertoornen, dat de Engelen een gantsch byzonder belang omtrent de menschen moeten nemen? Het is waar dat wy stoutelyk vaststellen,Ga naar margenoot+ dat de gantsche Natuur om onzent wille geschapen zynde, alle de Wezens die zy vervat, zich ook ten onzen beste moeten vereenigen; ook vatten wy met vooringenomenheit naar den letter op al 't geen de Schriftuur schynt te zeggen tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begunstiging van onze eigenliefde. Volgens dat denkbeeld moeten de Engelen onze beschutters zyn, zy moeten stryd voeren tegen dat Wezen 't welk men Satan noemt, en 't welk mogelyk een minder bekende Vyand zou wezen, indien de menschen deszelfs haat zich niet voorstelden als een zeer bequaam voorwendsel om voor God te bemantelen het quaad gebruik dat zy maken van de Reden, in weerwil van de welke zy menigmaal nauwlyks van de beesten te onderscheiden zyn. De Collecte of het algemeen Gebed op het Feest van S. Michiel strekt om God te verzoeken om den bystand van Michael en zyne Engelen ten voordeele van de menschen; en de Epistel, op dien Feestdag gelezen, vervat het geen de Apocalypsis op eene historische of zinnebeeldige wyze verhaalt van hunnen stryd tegen den Satan en tegen de andere boze Geesten die de Satan tot zynen dienst heeft. Ga naar margenoot+ Ik sla over alle de Collecten en andere Gebeeden, enz. die gedaan worden op den 5. November, een dag bekend onder den naam van Buskruit-verraat in 't algemeen, of van Papisten-verraat by de yverigsten onder de Anglicanen, hoewel beide die namen den Godsdienst geen luister byzetten. Wegens den dag dieGa naar margenoot+ den naam van S. Andreas draagt, zal ik alleen aanmerken dat in de Collecte van dien dag geen gewag meer wordt gemaakt van het Martelaarschap van dien Apostel, die, volgens de overlevering en eenige Martelaarsboeken, gekruisigt is. Wat Allerheiligen belangt, elk weet dat het een dag is ter gedachtenisviering vanGa naar margenoot+ alle de Heiligen, by een gevoegt, om zo te spreken, opdat 'er geen een zou worden vergeten. De Anglicanen geven deeze beweegreden dus op. ‘Het zoude,Ga naar voetnoot(a) zegt een onder hen, al te lastig ‘zyn, de gedachtenis van elken Heilig, dien God met zyne genade begunstigt heeft, in 't byzonder op te halen; desniettegenstaande, dewyl te vrezen is dat men eenige plicht mogt verzuimt hebben in het vieren van yder afzonderlykGa naar voetnoot(b) Feest, heeft de Kerk zorg gedragen met een dag van algemeene gedachtenisviering in te stellen, om dus het gebrek van verzuim te vervullen. De Anglicaansche Kerk solemnizeerdeGa naar margenoot+ in den aanvang van hare Hervorming het Feest van S. Maria Magdalena op den 22. Julii. Men heeft dien Feestdag vernietigt nevens het daar toe behorend algemeen Gebed, omdat het aan de laaste Hervormers der Liturgie toescheen dat het onzeker was, of de Heilige vrouw, welkers Feest men tot dien tyd toe geviert hadt, Maria Magdalena, dan of het de andere Maria, zuster van Lazarus, geweest was. In die onzekerheit zouden eenige strenge devotarissen gezegt hebben, dat men dan beide de Feesten van die Heilige vrouwen maar hadt te vieren op eenen en den zelven dag: en dus zouden zy beide op eene evengelyke wyze zyn geëerd geworden. Ik hebbe de Feestdagen afgehandelt; maar het is nodig nog iet te zeggen wegens den Anglicaanschen Dienst. Men weet dat de Godsdienst in 't openbaar moet verricht worden, doch eer men den zelven zou nalaten by gebrek van een Kerk, wil het Regelboek dat men de Religie oefene in 't particulier. Men weet, dat een ander Regelboek den Priester of den Predikant beveelt den dienst te doen in het Koorkleed, en daar by te voegenGa naar voetnoot(c) den wyden Tabbert, om de Communie te houden in de Cathedrale en Collegiale Kerken. Men weet ook, dat volgens een ander Kerk-Regelboek, ‘de Pastoor van yder Parochie, of zodanig Prediker als hy in zyn plaats stelt, verplicht is alle de jonge kinderen van de Parochie in den Catechismus te onderwyzen, en vervolgens in 't openbaar te catechizeren, en wel des Zondags en op de Hoogtyden, ten minsten een half uur voor het avond-gebed’. 't Is aan 't gebrek van onderwys, zeiden de Godgeleerden van de Dordrechtsche Synode,Ga naar margenoot+ dat men de Ketteryen moet toeschryven, maar dewyl het woord Kettery een van de dubbelzinnigste woorden is die in den Godsdienst zyn ingevoert, en dat niet goed te keuren zekere uitleggingen, die door de sterkste party gezag hebben gekregen, al mede voor ketterye wordt gehouden, hadden die Theologanten 'er wel mogen byvoegen, 't is aan 't gebrek van onderwerping aan de Reden van het geauthorizeerde systema, dat men de ketteryen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet toeschryven. Laat ons verder gaan Men vindt van tyd tot tyd ongemakkelyke menschen, die opmerken dat al 't geen het werk is van 't menschelyk verstandt, ook onderworpen is aan de onvolmaaktheit. Die luiden zien de Systemata of stelsels van Godgeleerdheit niet aan voor Orakels of Godspraken van den Heiligen Geest. Zy geloven dat men oude denkbeelden beschaven kan, en ingewortelde opinien kan ophelderen. Menigmaal wagen zy uitlegging te doen van dingen die verklaart konnen worden: en dewyl de Systemata met den tyd meer en meer wortels schieten, en dat nieuwigheden met oud te worden gezag krygen en zich eerwaardig maken, kan het zelden missen of de denkbeelden die men in derzelver plaats poogt te stellen, moeten hatelyk voorkomen, en voor een aanslag tegen den Godsdienst gesmeed, worden gehouden. Een Theologant van deze gesteltenis, kan zeggen, in wat Secte het ook zy; 't Is aan de ophelderingen en aan de onderrechtingen, dat men de ketteryen moet toeschryven. Het zy zo 't zy, laat ons iet zeggen wegens de Sermoenen of Predikatien, die, naar't gevoelen van eenGa naar voetnoot(a) Anglicaansch Autheur, by de Presbyterianen al de verdienste van de Catechismen vernietigen, en ten onrechte zich aanmatigen het gezag dat het Onderwys in de Kerk hebbenGa naar margenoot+ moest. 't Is zekerlyk waar, dat hedendaagsch, even als ten tyde van dien Anglicaanschen Schryver, de Predikatien het groote onderwerp van de Calvynsche of Presbyteriaansche devotie zyn: misschien, omdat die soort van Godvrucht min moeilyk en min lastig is dan alle andere, zo voor den Prediker als voor den Toehoorder. Het schynt ook, dat de toehoorder een aangenaam tydverdryf vindt in de bloempjes en de leenspreuken die hy door de Predikatien verspreid ziet, en dat de Predikant zich doet gelden als een Apostel by zommige devotarissen, door zyne behendigheit in de schikking van die sieraden. Die aangename devotie verkeert maar al te veel in een soort van gewoonteGa naar margenoot+ of hebbelykheit: men klaagt dat zy in veele gelovigen doet ontstaan dat verwaande vertrouwen, 't welk J.C. in de Pharizeen berispte. Een devoot Calvinist of Presbyteriaan, vyf of zes Predikatien in een week hebbende aangehoort, wordt zo trots op zyne verdienste voor God, dat hy meent recht te hebben om als macht hebbende te oordeelen van den Godsdienst van iemant die des Zondags maar eene predikatie heeft bygewoont. Zulks authorizeert hem om op eene vriendelyke wyze quaad te spreken van alle de geenen die hy in de Kerk gezien heeft, en welkers gedrag tot de onverschilligste gesten toe, hy met eene heilige nieuwsgierigheit heeft begluurt. Ondertusschen gaat die soort van devotie zelfs met geene uitwendige geregeltheit gepaart, en het schynt dat men daar op zou mogen toepassen 't geen een Romeinsch Fraai vernustGa naar voetnoot(b) berispt heeft in de geenen die ten zynen tyde in de Pleitzaal de redenvoeringen der Orateuren gingen aanhoren. Niets gelykt beter naar 't geen in onze Kerken omgaat. Laat ons recht doen aan de PredikatienGa naar margenoot+ der Anglicanen. Die Predikatien strekken tot onderwyzing, en spreken aan het hart, zonder onmatiglyk, van den aanvang der redenvoering tot aan het einde, te gebruiken die stoute trekken der Redeneerkunde, die menigmaal den toehoorder het hoost breken zonder hem te overtuigen, noch die aangename bloempjes die meer tot vermaak dan tot stichting dienen. Zy bewyzen de waarheden van den Godsdienst alleen met de eenvoudigheit van het Evangelie. In der daat de waarheit is al te glansryk uit haar zelve, dan dat ze eenigen geleenden luister zoude nodig hebben. Schoon het hedendaagsch gebruik der Anglicanen van in de Christelyke RedenvoeringenGa naar margenoot+ te myden het geen men de Quakzalvery van den Godsdienst wel zou mogen noemen, niet anders dan een soort van nieuwe mode ware, is het echter al te fraai om niet te wenschen dat zy nimmer daar van afstappen, en dat die mode moge nagevolgt worden van alle de Christen-volkeren. Een ander gebruik der Anglicanen dat opmerking verdient, is dat het den Predikanten vrystaat hunne eigene Predikatien (en zelfs die van een ander) op den Predikstoel voor te lezen. De nuttigheit van deze manier van doen wordt by anderen niet begrepen, en daar is een Calvinistisch land, daar de gelovi | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen altoos zullen zamenspannen om daar voor te verkiezen een hoogdravende warreden (pompeux galimatias) op een beslissenden toon en met een stoute stem uitgesproken; een mystique brabbeltaal die zekere devotarissen in 't oor klinkt als of het de taal van den Apostel Paulus ware; en een redenvoering doorweven met spreekwyzen die onverstaanbaar zyn, in weerwil van de moeite die ze den uitschryver gekost hebben, en die ze hem nog kosten in dezelve uit te brommen. De gelovige toehoorders houden het gewoel van den Predikant, enal de wanorder van zyn aanzicht voor eenen Apostolischen yver. Op wat wyze zeker Presbyteriaansch YveraarGa naar voetnoot(a) zommige gebruiken der Anglicanen berispt, zal men hier onder aangetekent vinden. |
|