Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 6
(1738)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
Tweede verhandeling
| |
[pagina 40]
| |
elk Christen, wat leerstuk over het Nachtmaal hy aankleeve, daar mede moet te vrede zyn. Ga naar margenoot+ Die Liturgie, waar aan ik my in de beschryving der gebruiken en plechtigheden gedragen zal, heeft drie Voorredens. Ik heb 'er reets eene aangehaalt. De twee andere raken den Kerkelyken dienst en de plechtigheeden, 't zy behouden of afgeschaft. In de eene geest men de verdorvenheit van den Heiligen DienstGa naar voetnoot(a) te kennen, met byvoeging van twyfelachtige historien, legenden, onnutte herhalingen en antwoorden, enz. daar men nog bydoet, dat dewyl voor de Engelsche Reformatie de Dienst niet wierdt verricht in een taal by het volk verstaan, zulks maar een ydel geluit was dat alleen de ooren trof, zonder het hart te raken; dat men de lezing van verscheidene boeken der H. Schrift hadt begonnen, zonder voleinding, dewyl het lezen door zeer veele onnodige toevoegselen wierdt afgebroken; dat men ten aanzien van de Psalmen, door de Oudvaders gescheiden in zeven deelen, de Nocturnen genaamt, zich vergenoegde met eenige der zelve dikmaals te herhalen, zonder eenige oplettenheit te tonen voor de andere; dat eindelykGa naar voetnoot(b) de regels welke men zich zedert veele eeuwen hadt voorgeschreven in de veranderingen van den Dienst (of liever in de menigvuldige evolutien, zo men dat woord hier gebruiken mag) veel tyds deeden verliezen in het doorbladeren van 't boek, zo dat de uuren tot de leezing geschikt verliepen met op te zoeken 't geen gelezen moest worden. Behalven dat de nieuwe Liturgie het gemelde onnodige heeft afgeschaft, en zich niet anders dan op eene verstaanbare wyze voor al het volk uitdrukt; is de gantsche dienst in een enkel boek vervat. Men heeft veiliger en gemakkelyker regels ingevoert, om de orde der Leezingen te behouden op eene eenvoudige wyze en overeenkomstig met de waardigheit van den Godsdienst. Men heeft ook aan het hoofd der Liturgie geplaatst een Almanak die de gemelde orde aanwyst, en waar door men met een oogs opslag zien kan het gantsche gevolg van die Lezingen voor alle de Zondagen van het jaar, voor de Hoogtyden, voor de jaarfeesten, enz. In de andere Voorreden wordt gehandelt van de keuze die men van de plechtigheden maken moet. Zommige zyn met een goed voornemen ingestelt, maar met den tyd beuzelachtig en bygelovig geworden. Andere zyn door middel van een verkeerden yver en van eene onbezonne devotie in de Kerk ingeslopen. De toegevenheit welke de Christenen voor dit soort gehadt hebben, heeft de misbruiken daar van vermenigvuldigt. Dewyl zy den Godsdienst benadeelen, en alleen strekken om de Christenen blind te houden, moet men ze niet verschonen, zegt de Voorreden: zy verdienen volstrektelyk verworpen te worden; doch wat de eerste belangt, men heeft ze konnen behouden, na dat men het bygeloof daar van heeft afgezondert: dus konnen ze niet alleen dienen tot bewaring van de orde en de majesteit in den Godsdienst, maar ook tot opwekking van de devotie der gelovigen. Niet dat de Godsdienst van deze of geene Ceremonie afhangt: want op haar zelve beschouwt, zyn ze van weinig belang. NietteminGa naar voetnoot(c) zich daar tegen te willen verzetten, dezelve te verachten, te verwaarlozen, en by gevolg de goede orde en de discipline van de Kerk te willen storen, is God te vertoornen meer dan men waant; en gelyk het aan byzondere personen niet toekomt die orde en discipline in te voeren, even zo past het hun niet daar in eenige verandering te maken;Ga naar voetnoot(d) ten minsten zo geen wettige roeping hun daar toe vryheit geeft. Volgens de Voorreden zyn alle de plechtigheden, welke de Engelsche Kerk behouden heeft, zo verlichtende als verstaanbaar. De Christelyke Religie is geen ceremonieele wet, gelyk die van Mozes: zy moet derhalven niet overdekt zyn met de duisterheit van een grote menigte van typische en geheimbeduidende plechtigheden, om den Christenen een soort van juk op te leggen. Het E- | |
[pagina 41]
| |
vangelie is gantsch geestelyk, en de Ceremoniele dienst is alleen nodig, omdat men het by 't gemeen niet kan doen gelden zonder zekere gebruiken, die eigentlyk maar een uitwerking van de goede orde in de Christen Kerken zyn. Aan die plechtigheden geeft men dezelve waarde niet als aan den Godsdienst, ook verwart men ze daar onder niet; zo dat het niet te vrezen zy dat men by verloop van tyd daar van eenig misbruik make, gelyk gebeurt is met zo veele andere ceremonien, die door bygeloof, gierigheit, en valsche godvrucht zyn ingevoert en onderhouden. Wyders heeft men in het verdedigen van den Engelschen ceremonieelen dienst, niet gemeent te veroordeelen andere Natien die denzelven niet hebben willen aannemen. 't Is aan yder volk geoorloft den Godsdienst toetevoegen alzulke plechtigheden als het daar toe meest nodig en nut oordeelt, mids dat alle misbruik en bygeloof daar van zy afgescheiden. Zodanig is de inhoud van die Voorreden, waar van ik den zin niet meen verdraait te hebben. Ik moet nog iet zeggen van de uniformiteit welke de Engelsche Kerk heeft gepoogt te behouden zedert haar afscheiding van de Roomsche. Om daar toe te geraken, heeft men niet minder moeten arbeiden tot vereeniging van alle de leeden der Gemeente door den uiterlyken dienst, dan door de Leer. Derhalven was 'er eene en dezelve Liturgie door het gantsche Koningryk nodig. Niets is gevoeglyker, zegt men ons, dan een zelve orde en reglement in een Religie, waar in men maar een en den zelven Heer, en een en 't zelfdeGa naar margenoot+ Geloof erkent, enz. Behalven dat oordeelen de menschenGa naar voetnoot(a) van den Godsdienst uit de orde en de gedaante van het geen uiterlyk voorkoomt. Zy beelden zich in, dat, dewyl de plechtigheden en gebruiken verschillen, de Godsdienst ook verschillen moet: hier van is men door ondervinding overtuigt. Het gemeen volk onder de Protestantsche Christenen kan zich niet wel inbeelden, dat een Predikant met den mantel om, en een Engelsch Priester in zyn tabbert of koorkleed eene en dezelve Leer prediken, en ik twyfel nauwlyks of daar zyn menschen van een zeker soort, die zich wanen beter Christenen te wezen, omdat zy zich onschendbaar aan dit of dat gebruik houden. Indien het enkel onderscheit van gebruikelykhedenGa naar margenoot+ in staat is om zulke vooroordeelen te verwekken, en vervolgens voet te geven aan dien gevaarlyken af keer, die op de schaduw van den Godsdienst aanvalt, even als of het deszelfs lichaam ware; zo moet men over den afkeer, die reets zo lang tusschen de Roomsgezinden en de Protestanten geheerscht heeft, te minder verwondert zyn, dewyl het onderscheit der leerstukken gepaart gaat met het onderscheit van den uiterlyken dienst, en dewylzy, uitgezondert de eerste grondwaarheden des Christendoms, elkander voor Antichristen aanzien. Zelfs maakt men menigmaal van eenGa naar voetnoot(b) Papist of van een Hugenot een gevaarlyker mensch dan van een Atheist of Heiden. Maar laat ons niet verder voortvaren met zulk een hatelyk onderwerp, zo veroudert en, zal ik het zeggen? zo hopeloos van verbetering, dat alle hulpmiddelen vrugteloos schynen te wezen. Men redeneert byna vergeefsch tegen de partyschappen die uit de verschillende opstellen van Godsdienst ontstaan, en het is zo menigmaal beproeft dat men zelden het hart kan raken der geenen die door geboorte of opvoeding aan dezen of geenen Godsdienst zyn toegedaan, dat het beter schynt dat men maar tracht om het verstand te behagen, en de menschen in 't algemeen met Ceremonien en gebruiken bezig te houden. Dit is het oogmerk myner beschryvingen. |
|