XV. Hoofdtstuk.
Van hoedanig een gebruik de Afwassching by de Heidenen van Malabar is.
Ga naar margenoot+ Wy hebbenGa naar voetnoot(a) van zekere WaterbakkenGa naar voetnoot(b) gesproken, die de Indianen Tanquen noemen. De Malabaren gaan 'er naakt in, hebbende niets anders om 't Lichaam dan een stuk Lywaat van twee of drie vingeren breet. Voor dat ze zich in 't water begeeven, sprengen zy 'er een weinig van in de Lucht, en zulks met drie vingeren van de rechter handt, ter eere van Brama, Wistnou en Ixora, spreekende teffens deeze woorden uit: in 't naderen van dit Water en aanraakende legge ik myne misdaaden af. Wy moeten niet vergeeten aan te merken, dat zy drie dingen de Tanq raakende, onderstellen: I. dat de steen die men by deeze Waterbakken ziet, Brama is, II. de plaats alwaar zy zich wasschen Wistnou, en III. de Tanq zelf, Ixora. Wanneer zy in 't water treeden, verspreiden zy 't met beide de handen, en dompelen 'er zich in den zelven tydt in. Daar na neemen zy van 't water en werpen 't agtmaal ter Liefde der agt
GodhedenGa naar voetnoot(c) van 't Heel-al, in de lucht; waarna zy zich driewerf het gezichtGa naar margenoot+ wasschen, uitroepende Siri Pagode, Vrouwe van Wistnou. Eindelyk neemen zy voor de derde reis van 't water, en het naar Hemelwaarts werpende, offeren zy 't de Zon. Alsdan zuiveren ze zich handen en voeten met de Assche van Koedrek, met een weinig water bevogtigt; zeggende teffens, zy gezuivert. Men moet van deeze Assche in de holte van de linker handt hebben, nademaal volgens der Indianen meening, de rechter handt het Afbeeldzel van den Hemel is, en de linker van de Aarde. Zy zeggen mede dat de holte van de handt de plaats verbeeldt, alwaar de voortteeling geschied. De rechterhandt gelegt op de linker, maakt de volkome gedaante van het Ei uit, waar van wy de beschryving onder den naam van Ixoretta gedaan hebben, toen wy van deeze Godheit spraken. Deeze kleine verklaaring is noodzaakelyk om 't geen noch overig over de Ceremonie van de reiniging der Indianen te zeggen was, te doen begrypen. Na deeze Assche van Koedrek genomen te hebben, sluiten ze de rechterhandt op de linker, zich inbeeldende dat deeze gedaante het Afbeeldzel van Hemel en Aarde te samen gevoegt, is. Zy scheiden ze vervolgens weder van elkander, verbeeldende zich daar door de scheiding van Hemel en Aarde: alsdan schryven ze op de Assche die zy in de holte van hunne linker handt hebben, deeze twee Lettergrepen, Ja-ra, die volgens deeze Afgodendienaars, de strydt van Lucht en Vuur in 't Ei uitdrukken, voor dat zy die van een scheidden, volgt op dit Geschrift een byna algemeene
aanraa-