Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina t.o. 212]
| |
105
La PAGODE de KAMAETSMA.
B. Picart sculp. dir. 1722.
La PROCESSION de WITSNOU. | |
[pagina 213]
| |
't geen 'er reeds van gezegt is, niets byvoegen. Della ValleGa naar voetnoot(a) beschryft een Processie van Eswara, onder den naam van Virrena-deuru; 't welk, volgens zyn zeggen, Heer van Virrena beteekent. Hy voegt by deeze beschryving een net en naaukeurig verhaal van de Plechtigheden die hy in deeze Godsdienstige Handeling heeft zien waarneemen: waarvan dit het wezentlykste volgens zyn bericht is. In de VoorplaatsGa naar voetnoot(b) van de Pagode waaruit Virrena-Deuru gehaalt wierd, om in Processie te worden gedragen, waren 'er noch drie andere kleine, waarin men een onder 't Afbeeldzel van een Os zag, verbeeldende Baswa, of Basvana, die de Zoon en Vahanam van Eswara is. Men zag een diergelyke verbeelding binnen in 't diepste Vertrek van de Pagode van Virrena, tegen over het zelve Beeldt. Het teken van de Ceremonie wierd gegeeven door 't middel van een klok die de Priesters luidden die in het Allerheilige waren: dus meenen wy dat zy dit laatste Vertrek noemden. Die buiten waren beantwoordden dit teken met trommels en fluiten, en ondertusschen versierde men met lichten de twee ryen paalen die men ten dien einde van de Poort van 't eerste Voorvertrek tot aan den ingang van 't Allerheilige opgerecht had. Men stak mede toortsen in de andere plaatsen van de Pagode aan; men vervaerdigde een kussen waarop men den Afgod Virrena zette, in een kleine Palanquyn of Draagbaar besloten, zodanig als die men gereed hield voor de Plechtigheden deezer Processiën. Men moet weeten, dat 'er in de Pagode twee Afbeeldzels van Virrena waren; als een van Hout die men niet uit zyn Nis of Vak nam. Dit Nis was buiten de Geheime Plaats, en by gevolg was dit houte Beeldt veel min voor de Indianen eerwaardig dan 't andere, 't welk uit het Allerheilige gehaalt wierd om deeze roemwaardige handeling van Godsdienstigheit uit te voeren. Beide waren ze twee palmen hoog, hunne Versiersels daar onder begreepen. Zy waren beschildert, verguld, en met witte bloemen versiert. Toen de Optogt begon, vertoonde zich een Bedienaar, die men Meester der Ceremoniën zou mogen noemen, aan 't hoofdt van de Processie, hebbende een schel in de handt, waarmede hy zonder ophouden schelde. Deeze Amptenaar wierd van veel personen gevolgt, waarna men twee Toortsdragers zag, die even voor de Palanquyn van Virrena gingen. Een ander Bedienaar van de Pagode volgde hier op met reukwerk. Dusdanig was de Orde der Processie die eerstelyk in 't Voorplyn rondom den Tempel gedaan wierd, van waar deeze Gelovigen door een overstaande Poort uitgingen, staande over die door welke zy weder binnen quamen. Vervolgens trok de Processie van 't Voorplyn naar de straat, gaande geduurig op 't geluid der Schellen, Fluiten en 't gedruis der Trommelen voort. Het scheen, zegt onzen Schryver, dat ze een rustplaats in eenige andere Pagode van de plaats neemen gingen: hoe 't ook zyn mag, zy quamen weder in de zelfde Orde, en gevolgt van een goed getal van Godsdienstelingen van wederzyds Sexe, in het Voorplyn van de Pagode, waaruit zy te vooren getrokken waren, en zy deeden naaukeurig driewerf den toer in Processie. Al 't overige van de Ceremonie heeft aanmerkelyke byzonderheden. Na deeze drie omgangen, vertoefde de Processie in 't eerste Voorvertrek van de Pagode, en tegen over het Allerheilige. De Afgod, die weder in de Palanquyn was geplaatst, wierd door een van zyne Bedienaren opgeheven, en lang op gehouden om de huldiging van een ander Priester t'ontfangen die men in 't Allerheilige daar tegen over zag, maar in een genoeg wyden afstant. De huldiging van deezen Priester bestond om met een toorts verscheiden kringen van beneden naar boven, en van boven naar beneden ter eere van Virrena te maaken, en deeze Godsdienstige kringen eindigde men altoos om laag: waarna hy met zyne toorts een rechte lyn van de overstaande zyde der kring trok, tot deeze alwaar de kring begon. Nochtans begon men de kringen niet altoos ter eener zyde; maar dan ter rechter en dan ter linker zyde. Zie nu wat de Priester in 't Allerheilige van zynen Afgod uitvoerde: hy vertrokGa naar margenoot+ vervolgens, en het Voorstaketzel, of liever de paalen waarop men de lichten geplaats had, overgaande, vertoonde hy zich voor den Afgod in 't eerste Voorvertrek van de Pagode. Waarschynlyk dat deeze doorgang niet dan aan hem alleen, als voonaamste Bedienaar van Virrena, toegelaaten was, nademaal de andere Godvruchtelingen, en zelfs de Priesters altoos ter zyde het Paalwerk gingen. Hy quam 'er schellende met zyne Schel, op 't slaan der Trommelen en 't geluid der Fluiten, gevolgt van een jonge Klerk die achter hem gaande een Bekken met gewyd Water droeg, waarin men Sandelhout geworpen had, zonder twyffel van 't | |
[pagina 214]
| |
zelve waarmede eenige Geestelyke Ordens der Indianen zich het Voorhooft beschilderen. De Priester deed driewerf een keer rondom den Afgod met het gemelde Bekken: achtgeevende te beginnen, door zyne linker zyde om te keeren, die de rechter ten opzicht van den Palanquyn was, waar op het Voorwerp deezer Plechtigheit stond. De drie omgangen eindigden ter plaatse, alwaar zy begonnen waren: vervolgens hield de Bedienaar met schellen op, en zich ter zyde van den Palanquyn plaatsende, doopte hy den vinger in 't gewyde Water, 't welk in 't Bekken was, om 'er den Afgod voor 't voorhoofdt of elders mede te teekenen; want Della Valle drukt zich hier over niet uit. De Priester goot zich van dit zelve Water in de handt, en beschilderde zich mede het voorhoofdt: insgelyks deed hy deeze die het Afbeeldzel van Virrena ophielden. Daarna ging hy het overige water buiten de Pagode op eenigen afstant, en tegen over den Palanquyn uitgieten, en nam een waschkaars, waar mede hy in de Palanquyn zelf in 't byzyn van den Afgod veele diergelyke kringen trok, als deeze die hy te vooren getrokken had. De kringen wierden van eenige lynen gevolgt. Daar na doofde hy zyne kaars uit, en voor het laatste bedryf deezer Godsdienstigheit nam hy den Afgod Virrena in zyne Armen, die hy geduurig opgeheven droeg, tot dat hy in 't Allerheilige gekomen was, alwaar hy 't weder in zyne Nis plaatste. Toen begon een andere Bedienaar aan de Gelovigen van de Vergadering, een soort Erten vermengt met kleine stukjes Indische Nooten uit te deelen; alles zonder twyffel na behooren gezegent en gewyt te hebben. Te denken is 't dat dit het overige van de Offerhande was, aan den Afgod gedaan: maar hoe 't ook zy, de Gelovigen aten met groote Nederigheit en Godsdienstigheit van 't geen hun den Priester gaf. Noch staat aan te merken dat de Mannen, te weeten de Waereldlyken der Vergadering niet dan in het Voorvertrek te komen, wierden toegelaaten, daar de Vrouwen naby het Paalwerk geplaatst wierden, te weeten, tusschen het eerste Voorvertrek en 't Allerheilige ter rechter en linker zyde der lichten. De Processiën der Indianen beginnen altoos met Muzyk van Speeltuigen. Dit plaast zich gemeenlyk aan 't Hoofdt van de Processie verzelt van Trompetten, en gevolgt van veele Dansseressen, die by paaren ongesluiert gaan. De deugt deezer Dansseressen, bestaat zich ter Liefde der Goden tot Hoerery over te geeven. Vervolgens zullen we meerder gewag van haar maaken. De Palanquyn der Afgoden volgt de Dansseressen, en men ziet na den Palanquyn verscheidene Indiaansche Spiessen en Pieken, met zyde linten verciert, en verscheiden Zonneschermen even eens opgetooit. Eenige andere Dansseressen, gaan in gelyker afstant aan wederzyde van den Palanquyn: maar deeze niet verplicht zynde te danssen, hebben op haar hoofdt een stuk stof op de wyze als een Hoofdtdoek, 't welk haar tot op de schouders hangt, en zelfs tot over de borst reikt. De Dansseressen die het naast by den Palanquyn zyn, hebben een zilver stokje in de handt, aan 't einde met Paardshair verzien. Zy bedienen zich van deeze stokjes om de muggen van den Afgod te verdryven. De Priesters van de Pagode en de Indiaansche Geestelyken, komen vervolgens met toortsen te voorschyn. |
|