Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 211]
| |
meen in 't rood geschildert met witte streepen vermengt. Deeze beide kleuren zyn by de Indianen ongemeen geacht, die zy, zoo Della Valle meent, van 't gebruik der Egiptenaren konnen overgenomen hebben, en wy gelooven 't met hem. De Indiaansche Vrouwen verkiezen mede het roode in haare kleeding, boven alle andere Verwe, waar in zy door zekere Orde van Afgodische Geestelyken gevolgt worden. Eenige Joguis beschilderen hun Lichaam rood met geel vermengt: een aloude gewoonte, nademaal Strabo op het getuigenis van Onesicrites bericht, dat de Indiaansche Gymnosophisten dit ten tyde van Alexander oeffenden. Ga naar margenoot+ De ingang der Pagoden van Mahadeu en Wistnou, word door Faquiers en Bedelaars gelykzaam belegert. Della Valle zegt, klokjes gezien te hebben, die den geenen d'een naar den anderen inluiden om hunne aanbidding te komen doen. Verscheiden byna naakte Joguis, vermits zy niets om de lendenen hadden, dan een breede Lywaate bandt, die naauwelyks bedekte 't geen behoorde gedekt te zyn, woonen geduurig in de Pagode de Godsdienstige Huldigingen by, die den Volke aan Mahadeu, bewyst. Deeze Joguis hebben hun voorhoofdt rood en geel geverwt: maar 't overig huns Lichaams is onbeschildert. Della Valle is van gedachten dat deeze Joguis Leerlingen en Navolgers der aloude Gymnosophisten zyn. De Pagoden worden met Lampen en andere lichten verlicht, die altoos voor de Afgode Mahadeu en Wistnou branden. Eveneens handelt men ten opzicht der andere Godheden. |
|