Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijV. Hoofdtstuk.
| |
Eerste Herschepping.Ga naar margenoot+ Voor de eerste maal herschiep zich Wistnou in den Visch om den Vedam op den grondt der Zee op te zoeken, alwaar die door een boozen Geest verborgen was, na die den Deutas ontrooft te hebben. Wistnou deswegen door de Deutas aangezogt, worp zich in de Zee, doodde deezen quaaden Geest, en quam weder met den Vedam te voorschyn, die hy in een Zeeslakhoorn gevonden had. De gestalte die Wistnou verbeeldde uit de Visch voortkomende, waar van hy de gedaante ontleent had, was dusdanig: zyne twee rechter handen hielden de geopende Vedam en een Ring; de twee linker een Sabel of Zwaardt en de Slakhoorn waarin den Vedam verborgen wasGa naar voetnoot*. Men zag het Gedrocht zonder hoofdt aan zyne voeten. Anderzins eigenen de Malabaren aan Brama een gedeelte toe van 't geen andere Indianen aan Wistnou toeëigenen, en zeggen dat de booze Geest hem de Vedam ontrooft had; dat Brama hier over aan Wistnou klaagde en hem zynen bystandt verzocht. Brama word 'er vertoont zittende op een Indiaansche Blom. | |
Tweede Herschepping.Anderwerf veranderde zich Wistnou in eenGa naar margenoot+ Schildpadt. Op een zekeren tydt de Zee van hoogmoedt opgeblazen, vond goed een snorkend verhaal van haar vermogen en rykdom te doen. Brama van eenige Demons verzelt, had last haare vermetelheit te straffen: zy namen dan de Berg Merupa, die van enkel en zuiver Goudt is, en plaatsten hem in 't midden van de Zee: zy slingerden de Slang die de Braminen, Signag of Scissia noemen, eenige maalen om deezen Berg, en dienden zich van dezelve als van een kabel waarmede zy den Berg bewoogen,Ga naar voetnoot† en lieten hem vervolgens instorten; zy dwongen eindelyk dit trotse Element de rykdommen weder uit te keeren, die het baldadig bemachtigt en ingezwolgen had. De Zee wierd dan gedwongen het zilver, een zeer kostelyk Juweel, de Parsatig, ('t welk een Boom is) een Vaas waarin het water, Sora genoemt, was, Dannewanter den Indiaansche Esculaap, de Maan, de witte Koe, de Amarith, of 't Water des eeuwigen Levens, de Olifant met zeven snuiten, de Maagdt Rembas, het Paardt met zeven hoofden, de Boog Dennock genoemt, een Slakhoorn Sank geheeten, en de Visch Sahar genoemt, weder uit te leveren. Dus wierd de Zee verootmoedigt: alle haare rykdommen werden op verscheidene plaatsen verdeelt; en na deeze verrichting keerde Brama weder naar de Hemelen. | |
[pagina t.o. 200]
| |
101
Premiere jncarnation.
Seconde jncarnation.
B. Picart, sculp. dir. 1721.
Troisieme jncarnation.
Quatrieme jncarnation.
| |
[pagina 201]
| |
Eenige Indiaansche Geleerden zeggen dat de Aarde de zwaarte van den Berg Merupa niet konnende draagen, het weinig scheelde of ze zoude tot in den afgrondt gezonken hebben. Om dit ongeval voor te komen, lichte Wistnou, die zich in een Schildpadt herschapen had, de Berg op zynen rug en onderschraagde die. | |
Derde Herschepping.Ga naar margenoot+ Een machtige Geest Renniaxem genoemt, nam op een tydt de Aarde en rolde die in zyne handt als een kloot: hy niet genoegt met deeze proef zyner krachten; geloovende de vreedzaame bezitter van den Aardkloot te zyn, verborg die in den Patalam, die den bodem des Afgronds is. Wistnou, die toen deezen roof geschiedde, sliep, schielyk ontwaakt zynde, wierd verbaast de Aarde niet meer te vinden. Hy herschepte zich zonder tydt verzuim in een Zwyn, boorde tot in den Patalam, met zynen Snuit en twee gedrochtelyke Slagtanden gewapent, door; bestreed den Rover, doodde hem, en plaatsende de Aarde op zyne Slagtanden, quam hy uit den Afgrondt met deeze gewigtige overwinning weder boven. Baldeus verhaalt in zyne Beschryving van Coromandel, dat men het Beeldt in een Pagode van Trimottam naby Sinzi ziet, hebbende een Zwyns hoofdt, 't welk, zoo men de Braminen gelooven mag, in de Aarde als een Aardknol voortgekomen is. Men beschouwt het als een Afbeeldzel, of liever als een gedenkwaardige Reliquie van Wistnou's Herschepping. Ga naar margenoot+ De Mogolleesche Edelen geeven van deeze Herschepping een andere reden. Zy zeggen dat in de eerste Waereldstandt de menschen in een zoo vervaarlyke ontaardheit vervielen, dat 'er geen Geloof noch Wet meer in de Waereldt was. De ongerechtigheit had de overhandt, de Zonden van 't Menschelyk Geslacht vermeerderden het gewigt der Aarde, en de Slang Seissia, waarop op zy rustte, was niet krachtig genoeg die te onderschraagen. Toen zonk ze tot op den grondt van de Zee, en 't gansche Menschelyke Geslacht verging. Brama bad dan de God dat de Aarde weder boven 't water quam. Hy werd verhoort. Wistnou daalde uit de Hemelen in de gedaante van een Zwyn, zodanig als hy in dit Afbeeldzel vertoont word,Ga naar voetnoot* en vergrootte zich onder deeze gestalte op een zoo vreemde wyze, dat zyn hoofdt tot aan de Starren reikte. Hy daalde in Patalam, doodde 'er Hirnak een gedrochtelyken Demon, waarna hy op het lyk van dit gedrocht klimmende, de Aarde op zyne Slagtanden gezet, vast hield, nadat hy zich weder op de Schildpadt geplaatst had, die op de Slang Signag rustte, waaraan de Indiaansche Geleerden duizend hoofden geeven. Vervolgens bevolkte Brama de Aarde weder met nieuwe Menschen, die hy uit een eenig woordt schiep. De Plaatsnyder heeft het Afbeeldzel van de derde Herschepping naar een aftekening opgemaakt, waarin men geen Schildpadt noch Slang ziet. | |
Vierde Herschepping.In de eerste Waerelds ouderdom bedwongGa naar margenoot+ Brama den Reus of Demon die de Indianen Hirrenkessep noemden, en hield hem in een lange en straffe ballingschap. Ten einde van twaalf jaaren lydens, smeekte de Reus, Brama's barmhartigheit af, die met deezen elendigen medelyden had, en zelf hem een ongemeene genaade bewees; want hy verloste hem uit zyne Gevankenis, deed hem een machtig Monarch worden, en gaf hem, ter verzeekering van zyn leven, het voorrecht van niet dan op eene ongewoone wyze en die byna onuitvoerlyk was, te konnen sterven. Door dit Voorrecht was Hirrenkessep voor de Geweldpleging van den Hemel, de Aarde, de Zon, de Maan, de Donder en Blixem, Dag en Nacht, de Windt, Stormvlagen en andere gewoone ongelegenheden gedekt, waarvan wy verders geen verhaal zullen doen. De Reus weder in vryheit gestelt, verzamelde eenige Heirlegers, en behaalde zodanige snelle overwinningen, zulks hy eerlang een schrik der Waereldt wierd. Deeze voorspoedt maakte hem opgeblaazen: hy oeffende zyne geweldpleging zoo verre, dat hy vergat wien hy was, en beval dat men hem alleen als God aanbidden zou. De Braminen stelden zich tegen deezen ongodvruchtigen Dienst en baden Wistnou hen van des Reusen tiranny te verlossen. Wistnou beloofde hen dat des Tirans Vrouw een Kindt ter Waereldt brengen zou, 't welk hunnen Verlosser zoude zyn. De belofte van Wistnou wierd volbragt; de Reus wierd Vader van een Kindt, 't welk hy wilde gewennen hem alleen aan te bidden; maar het Kindt weigerde zyn Vader voor een Godt t'erkennen, en deed in tegendeel een plechtelyke belydenis van zyn Geloof, waardoor het Wistnou voor Schepper der veertien Wae- | |
[pagina 202]
| |
relden en Vader der Waarheit enz. erkende. De Tiran hier over vertoornt, mishandelde den kleinen Martelaar van der Braminen Geloof, en als hy met zyn stok hem meende dood te slaan, ontweek het Kindt dien slag, verbergende zich achter een Pylaar, alwaar de slag opviel en aanstonds in tweën spleet. Hier uit quam een verschrikkelyk Gedrocht voort: Wistnou zich dus herschapen hebbende, om de ongebondenheit van den Tiran te straffen. De herschapene God vatte den Reus by 't ribbestuk en verscheurdeGa naar voetnoot* hem. | |
Vyfde Herschepping.Ga naar margenoot+ Ten tyde toenGa naar voetnoot(a) Mavaly de Waereldt bestierde, te weeten, geduurende de Goude Eeuw der Indianen, was 'er een ongemeene overvloedt van alle soorten van goederen. Niemandt wilde arbeiden. Men vond 'er geene orde van afhankelykheit; alles was gemeen, en gelyk men zegt, men had maar toe te tasten. Wat gebeurde op deezen gevaarlyken overvloedt? Men moest zich zelven dienen, en men behoefde van niemandt eenige hulp te verwachten, nademaal het belang, 't welk ons in 't algemeen aan elkander verbind, den menschen noch niet bezat; het ergste was, dat men byna geene Godvruchtigheit in de Waereldt vond; want het gebrek, 't welk het grootste beweegmiddel der gebeden is, was 'er onbekendt. Wistnou willende in 't ongeval verzien, 't welk verdrietige gevolgen naar zich sleepen kon, besloot Mavaly te ontroonen, en benoodigdheden, honger, elende en armoede in de Waereldt in te voeren. Hy gebruikte een list om ten einde van zyn voorneemen te komen, neemende de gedaante van een armen Bramine aan, en vertoonde zich voor Mavaly als een mensch die zyne mildadigheit verzocht. Mavaly bood hem Koningryken en SchattenGa naar margenoot+ aan. De Bramine antwoordde, dat hy niet dan om drie voeten Aarde verzocht, om 'er met zyn huisraadt te woonen, 't welk in een Zonnescherm, een Boek van de Godsdienstigheit der Braminen, en een kroes of beker bestondt. Men moet weeten dat deeze drie dingen de gansche huishouding van een Bramine uitmaaken. Hy eischte teffens, om met te meer Plechtigheit den eigendom te bekrachtigen van 't geen hy wenschte te verkrygen, dat Mavaly hem waterGa naar voetnoot(b) in de handt gootGa naar voetnoot†. Over deeze gematigdheit van den Bramine stond Mavaly niet weinig verbaast, en drong hem lang aan, doch te vergeefs, om de onbepaalde voordeelen, grooter zoo 't scheen als de verzochte drie voeten Aarde, aan te neemen. Terwyl hy dan stond om den Bramine deeze drie voeten Aarde in te willigen; de Vrouw van Mavaly duchtende voor eenig bedrog, kantte zich geweldig tegen deeze bekrachtiging: maar Mavaly wygerde myneedig te worden, en neemende het Vaas waarin het Water was, tot dit schadelyk en verderflyk verdrag te bekrachtigen, geschikt, goot het in de handt van den Bramine, die dit Water dronk, en vervolgens zyne Godheit weder aanneemende, dekte met den eenen voet de Aarde, en met den tweeden de Hemel: waarna hy zich willende schikken om 't overige van de Aarde die de ongelukkige Mavaly hem toegestaan had, in bezit te neemen, zette hy den voet op zynen Gorgel, en drukte hem buitelende naar den Afgrondt, die hy toen mede besloeg. De Man en Vrouw door een zoo verontwaardigend bedrog door Wistnou ontroont, klaagden hem bitterlyk. Wistnou over deeze klagten bewoogen, maakte Mavaly Koning van den Afgrondt. Eenige Indiaansche Geleerden verzeekeren dat Wistnou hem het Ampt van 's Hemels Deurwaarder gaf. Hoe het daar mede zy, men heeft sedert deeze Ryksomkeering in de Waereldt, rykdom en armoede, overvloedt en kommer, geluk en tegenspoedt gezien, alle natuurlyke gevolgen van de ongelyke deeling der Staaten: maar om het denkbeeldt van de gelukzaligheit des Menschelyken Geslachts onder de regeering van Mavaly te bewaaren, stelde Wistnou een Feest in, 't welk de Malabaren Ona noemen, en zy in de Maandt Augustus vieren. 't Is een soort van Bacchanaal of Bacchusfeest, terwyl dan de Indianen van welk een aanzien zy zouden mogen zyn, zich op 't allerprachtigste als zy konnen, uitrusten, elkander deftig onthaalen, en den tydt in vreugde en vermaak doorbrengen. | |
[pagina t.o. 202]
| |
102
Cinquieme Incarnation.
Sixieme Incarnation.
B. Picart sculp. dir. 1722.
Septieme Incarnation.
Huitieme Incarnation.
| |
[pagina 203]
| |
Zesde Herschepping.Ga naar margenoot+ Een Bramine, van een eerlyk en vroom gedrag, met een zeer deugdzaame Vrouwe getrouwt, vertrok met haar naar de boorden van een Rivier die de Indiaansche Legende Rewa noemt. Zy namen 'er een vast verblyf, en besloten 'er hunne dagen in Godsvrucht door te brengen. In deezen Staat van gerustheit ontbrak iet aan 't welzyn deezer beide persoonen: dit was, dat ze geene Kinderen hadden; want de Benjanen Merken als zeer schandelyk aan, als de huwelyken onvruchtbaar zyn. Deeze vroome menschen, waarvan wy gewag maaken, over hunne schande bedroeft, besloten de woesteny te verlaaten om God met te meer yver dan te vooren Kinderen af te smeeken, in een plaats van de gemeenschap der Menschen afgelegen. Zy dwaalden eenigen tydt door wegen en velden: maar quamen eindelyk aan een Pagode, omheint van een klein en zeer vermaakelyk boschje. Zy deeden 'er lange Gebeden voor hunnen God zonder verhoort te worden; 't welk hen gelooven deed, dat dit wegens de vermaakelykheit van de plaats veroorzaakt wierd. Toen besloten ze hunne smeekingen in 't open veldt te beproeven, en alwaar zy ten dien einde altoos voor de brandende hitte der Zonne en alle ongemakken van de lucht blootstonden: maar deeze straffe boetoeffening had echter geen gehoor. Eindelyk namen ze een besluit honger te lyden tot dat God behaagde zich te laaten smeeken of hen het leven te beneemen. Zy hadden reeds negen dagen deeze strenge proef uitgestaan, waarna Wistnou die hen onder de gedaante van een schoon Kindt verscheen, hun het onderwerp van deeze afgetrokkene strengheit afvroeg. Zy gaven 't hem te kennen: toen beloofde hen Wistnou, die zich kennen liet, drie Kinderen, en verdween ter zelver tydt. Van deeze drie Kinderen wierden 'er twee door Zielsverwisseling voortgebragt: de Zielen, van den Bramine en zyn Vrouw, die door 't lang vasten en door quelling gestorven waren, gingen zich in de lichaamen der twee nieuw geboornen huisvesten, die vervolgens bequamen ouderdom bereikt hebbende, te samen trouwden, en een Kindt ter waereldt bragten, als laatste vrucht van Wistnou's belofte. In de Legende worden de Vader Sandichemi, de Moeder Reneka, en 't Kindt Prasseram genoemt. Reneka had een Zuster die aan een Reus trouwde, door de Natuur van duizend armen verzien. De oude Bramine en zyn Vrouw weder op de Waereldt onder de naamen van Sandichemi en Reneka gekomen, ontaarden geenzins van hunne aloude Godvruchtigheit: om 'er zich te vryer aan over te geeven, bouwden ze eene Hut naby den Ganges, en leefden 'er armelyk van de vruchten der Aarde. Zy besteedden t'eenemaal hunnen tydt in Godsdienstigheit en in Gebeden, beklaagende zich deeze, die zy verpligt waren op dringende noodzaakelykheden van de Natuur leedig te moeten zyn. Zy bereikten dus den hoogsten trap van Heiligheit, en hunne Legende verzekeren zelf, dat zy de Dooden opwekten. Prasseram erfde de Deugdt zyns Ouders, en was in staat Wysheits lessen te geeven in een ouderdom, waarin andere noch geen vermogen om die te begrypen hebben: maar een ongeval ontrustte de Godtvruchtigheit, waarvan zy Belydenis in deeze Hut deeden. Wy zullen 'er het verhaal van verkorten. Reneka had van Wistnou een Neusdoek ontfangen, waar mede zy water kon putten, zonder iets te plengen. Maar het ongeluk wilde voor Reneka, dat haare Zuster in de gedaante van een Koningin verscheen, in den tydt als zy water putten zou. Reneka t'onvreede over het uitneemend verschil, dat zy tusschen haare beide Staten zag, en dit ongenoegen bedorf de eigenschap van den Neusdoek. Toen kon de Heiligheit van den Bramine de proef van een oplopende toorn niet uitstaan, zulks hy Reneka door zyn eigen Zoon dooden liet: maar weder bedaart zynde, haar aanstonds weder op 't ernstig verzoek van deezen Zoon opwekte. Eenigen tydt daar na, bezocht de Reus met duizend armen, van zyn gansche Hof gevolgt, zyn Schoonbroeder, die zich niet in staat ziende hem zodanig een eer aan te doen, overeenkomende met de hoedanigheit van dien Monarch, bad de Koning der Gelukzalige Zielen hem voor eenigen tydt de witte Koe te zenden. De Indiaansche Legende zegt, dat wie deeze Koe heeft, ganschelyk niets ontbreekt. Met behulp dan van deeze Koe, ontfing de Bramine het geheele Hof van den Reus op een zeer prachtige wyze, en beschonk hem in 't byzonder met veele gesteentens. Toen de Reus met duizend armen ontdekte, dat de Koe de Bron deezer Schatten van Sandiachemi was, besloot hy haar weg te voeren: zy ontquam echter zyne handen en door de Lucht zweevende, keerde zy weder naar den Koning der Gelukzalige Zielen. Het koste toen Sandiachemi zyn leven, die door den Reus wierd omgebragt: maar Prasse- | |
[pagina 204]
| |
ram wreekte zyns Vaders doodt, hieuw den Reus alle zyne armen afGa naar voetnoot* en doodde hem. Ga naar margenoot+ De Malabaren verhaalen deeze Herschepping geheel anders. Zy zeggen dat de Rixis onder de Tiranny van eenige Raias niet langer leven konnende, onophoudelyk Wistnou baden hen eenige hulp te verleenen. Wistnou zich toen in een klein Kindt veranderende, verborg zich in de Offerhande van een der voornaamste Rixis, en gaf aan Parexi-Rama last vier en-veertig van deeze Raias, die de Rixis zoo tiranniseerden, met den Byl te dooden. Eenige tydt daar na wilde Parexi-Rama eenige Pagoden bouwen: maar geen plaats genoeg vindende, nademaal de Zee toen tot aan de Bergen Gates reikte, nam hy een Wan, en schuddende die driewerf, deed hy haar zoo veel maal achterwaarde deinzen. Hy zoude haar genoodzaakt hebben noch verder te wyken, indien op de derde reis de God der Wateren wegens de vermetelheit van Parexi-Rama gebelgt, geene middelen ter handt genomen had, om zynen voortgang te stutten. Hy beval de Mieren zyner Staten, en gaf hun last de Wan te doorknagen, die om de grenzen van zyn Ryk te bepaalen, diende. Parexi-Rama kon dan niet als hondert en agt Pagoden bouwen: hy zoude 'er anders meer gebouwt hebben, indien de God der Wateren hem deeze beleediging niet had gedaan. Ter andere zyde vertoonden de Visschers door de afgelegenheit van de Zee bedorven, aan Parexi-Rama de elende van hunnen staat, en Parexi-Rama hunne schaade rykelyk willende vergoeden, noodzaakte hy de Braminen hen mede van de Inkomsten der Pagoden te doen leeven. Men ziet hier in eenige blyken van de Geschiedenisse der Apostelen, die Godt uit eenige Visschers verkoor met last van 't Euangeli te prediken. Parexi-Rama beval aan deezen nieuwen Bramine een soort van koordt te draagen, die hunne eerste Staat verbeelde; en 't is noch in dit voorval, dat men de oorsprong van de gewoonte by de Braminen waargenomen, zoeken moet, volgens welke vereischt word, dat de nieuwe Getrouwde met zyne Vrouw uit visschen gaat. | |
Zevende HerscheppingGa naar margenoot+ Zie hier het onderwerp van deeze Herschepping volgensGa naar voetnoot(a) Baldeus beschreeven. Een zekere Rawana, en Bramine van afkomst, had eertyds een ongemeene Godsdienstigheit voor Ixora. Dagelyks offerde hy aan deezen God hondert Bloemen. Ixora op een tydt zyn Geloof beproeven willende, nam 'er een van, zonder dat de Godvruchteling het merkte, waarna hy over hem klaagde van zyne gaave dus te verminderen. Rawana telde dan de Bloemen, en 'er niet meer dan negen-en-negentig vindende, wilde aanstonds een oog uitrukken, om het honderttal te vervullen. Ixora over deeze betuiging van zyne getrouwheit genoegt, gedoogde niet dat hy verder ging, en bood hem tot erkentenis aan, 't geen hy noodig oordeelen zoude van hem te verzoeken, toe te staan. De Godsdiensteling verzocht dan het bestier van de Waereldt, 't welk Ixora hem gaf. Nochtans vervolgde Rawana de oeffening zyner Godsdienstigheit, en die van zyne Gebeden alhoewel hy vlytig op zyn eigen gewin doelde zyne belangen waarnam; toen was 't dat Ixora hem dus aansprak, ‘Ik hebbe u alles gegeeven waarom gy my verzocht hebt; waarom houd gy dan niet op my te bidden? Wat is het oogmerk der Geloften die gy my dagelyks voordraagt?’ Ik verzoeke u noch een zaak, zeide den lastigvallende Rawana; dat is tien Hoofden te mogen hebben en deeze Waereldt, die gy my gegeeven hebt te bestieren, en om 'er alles zelfs te zien, als ook twintig Armen om myne macht te oeffenen. Ixora willigde hem mede dit verzoek in. Vervolgens nam Rawana zyn vast verblyf te Lanca, en versterkte 'er zich ongemeen krachtig: maar nadat hy eenigen tydt met veel wysheit geregeert had, vergat hy alles 't geen hy aan, Ixora schuldig was, en begeerde dat zyne Onderdanen hem voor een God erkenden, Wistnou nam een Menschelyke gedaante aan, en wierd onder den naam van Ram van eens Raia's Vrouw gebooren, om de vermetelheit van Rawana te straffen. Ram deed veele wonderbaare daaden, die de Vertellingen van de Tovernimfen of Hexen niets toegeeven, en waar van wy geen verhaal zullen doen. Wy zullen ons genoegen te zeggen, dat zyne behendigheit in 't Boogschieten overtrof alles wat menschelyk was. Hy doode Rawana, die zich in een Hert herschapen had; maar de Ziel van den behendigen Rawana verhuisde schielyk uit het Hert, en nam in 't Lichaam van een Faquier bezit: In deeze nieuwe Wooning | |
[pagina 205]
| |
speelde ze een Faquier's kunstgreep aan Ram, hem zyne Vrouw Sitha schaakende:Ga naar margenoot+ maar Hanuman de Aap-God wreekte de beleediging, die Rawana in deezen valschen Godsdiensteling herschapen, aan Ram getoont had. De Aap rechtte niet weinige verwoesting in Lanka aan, zonder dat Rawana, noch de Reuzen van zyn Gebiedt zulks konden beletten, en wanneer zy door middel van eenige tover-woorden eindelyk het geheim gevonden hadden, van zich van HanumanGa naar voetnoot(a) Meester te maaken, was 't echter onmogelyk hem te dooden, wegens de hulp die hy geduurig van Ram genoot. Rawana vroeg den Aap hoe men zyne kracht best temmen kon: die hem daar op wys maakte en bedriegelyk leerde, 't geen hy te doen had, te weeten: datmen hem de staert in oly doopen moest, met werk omwinden en vervolgens den brandt in steeken; daar by voegende dat hy door dit middel zyne krachten verloor. Hanuman dus toegestelt, stak den brandt in Rawana's Paleis en verwoeste een gedeelte van de Stadt Lanka. Wy hebben voornamentlyk dit verhaal aangemerkt, wegens de overeenkomst die het met de Historie van Samson heeft, en wy zullen 'er byvoegen dat de halstarrigheit, waar mede Rawana de Vrouw wilde houden, die hy geschaakt had, de manier hoedanig Ram en zyn Broeder Lekeman hem deswegen straften, en de overtogt van Ram door de Wateren, veel overeenkomst met de Historie vɐn Moses hebben. Ram en Lekeman schooten eindelyk de onrechtvaerdige Schaaker Rawana met Pylen doodtGa naar voetnoot*, en de Aap Hanuman diende hen by deeze gelegenheit met den zelfden yver als te vooren. Baldeus meld niets van 't Ezelshoofdt 't welk zich in 't Afbeeldzel, boven de tien andere Hoofden van Rawana vertoont. | |
Agtste Herschepping.Ga naar margenoot+ De Historie van deeze Herschepping vervat byzonderheden, die eenige overeenkomst met die van Moses en Jesus Christus leven hebben. Wistnou een Mensch onder een Kindts gedaante geworden, die de Indiaansche Legende Kistna noemt, wierd het woeden van een Raja ontrukt, bestemt om door de handt van dit Kindt te sterven. Zie hier by verkorting wat deeze Herschepping aangaat, die de Indianen als de wonderbaarste en uitmuntendste van alle de Verschyningen van Wistnou aanzien. Een Raja die zich omtrent 25. Cosses vanGa naar margenoot+ Agra onthield, nadat hy zyne Zuster aan een Bramine uitgehuwelykt had, besloot te weeten welk geluk zy geduurende haar leven hebben zou. Ten dien einde hield hy met een andere Bramine raadt, die in kennisse van toekomende dingen ervaaren was; en deeze gaf hem te kennen dat zyne Zuster, waar over hy met zoo veel yver zich liet aangelegen zyn, zeven Kinderen ter Waereldt brengen zoude, waar van het zevende Kindt hem de Kroon ontweldigen zou. Een dus droevige voorzegging, baarde den Koning niet weinig smert: hy liet zyne Zuster naaukeurig opsluiten, en bragt alle haare Kinderen om, naar maate dat ze gebooren wierden. Toen zy van 't zevende Kindt zwanger ging, verdubbelde de Raja zyne voorzorg, versterkte de Wacht en gaf veel strenger last om het noodlottig Kindt om te brengen: maar alle genomene voorzorgen waren vruchteloos. De Vorstin van een Zoon in de kraam bevallen, sprak hy zoo dra hy gebooren was, trooste zyne Moeder en gaf klaare bewyzen van de Godheit die hem bezielt had. Met een woordt gezegt, Wistnou herschiep zich onder den naam van Kisna; dus word hy in de Legende genoemt. Hy verwisselde zich voor een ander Kindt, 't welk vervolgens zelf het woeden van Raja ontquam: het bedroog de naauwe toezicht der Wachters, en redde zich met zyn Vader en Moeder; het passeerde in 't doorwaaden een snelvlietende stroom, of zelfs droogvoets, en in deezen overtogt diende een Slang ter geleide van Wissodheu, Vader van den herschapen Wistnou. De Slang hief haar hoofdt boven het Lichaam van den kleinen Wistnon, en diende hem voor Zonnescherm, overzulks hy noch voor den regen, noch 't branden der Zonne bloot stond. Kisna ontweek door zyne macht alle de laagen van Raja, en overwon gedurig de Gedrochten die zich als Werktuigen van 't woeden van zynen Vyandt vertoonden. Hy daalde naar den Afgrondt en beteugelde de Slang Kalinag. Hy deed de heerlykheit van zyne Godheit uitblinken; hy liet zyne tegenwoordige onbepaaldheit by alle gelegendheden blyken,Ga naar voetnoot(b) en ontsloeg de Zielen van vroome | |
[pagina 206]
| |
Menschen van de Zielverhuizing. Op een tydt bevond hy zich by de Vrouw van een arme Hovenier, die hem noodigde by haar onder 't dak te komen, en met hem redeneerde, op eene wyze eenige gelykenis met het gesprek hebbende, 't welk de Hoofdtman met Jesus Christus hieldt: maar echter meer overeenkomst met een gebeurtenis van des Heilands leven heeft, 't welk een daadt eener Indiaansche Vrouwe was die een glas vol van welriekend Geestverwekkend vocht, op het hoofdt van Kisna uitgoet. Een andere zaak die gelykenis naar de overeenkomst met Jesus Christus heeft, is de nederigheitGa naar voetnoot(a) van afkomst en van staat. De Indiaansche Legende geeft te kennen dat Kisna door de Godsdienstige Vrouwen bezogt en geëert wierd. Deeze zyn de laatste niet om de kennis van de nieuwigheden te neemen, en men mag zeggen dat haare neiging om te gelooven 't geen wonderbaar schynt, haar de invoering der Sekten noodzaakelyk maakt. Ter andere zyde was Kisna geen vyandt van schoone Sexe: Men ziet in de verbeeldingGa naar voetnoot(b) van de agtste HerscheppingGa naar voetnoot* hoe hy zich in een Standbeeldt herschiep, en de gedaante aannam waar onder de Braminen, Wistnou afbeelden, om de Dochter van een Raja te schaaken, die hy beminde, en waar van hy mede bemint wierd. Wy zullen deeze agtste Herschepping van Wistnou, door twee bedryven, eindigen, die ons aanmerkelyk schynen; te weeten, dat hy door alle Landen reisde om de boosdoeners te straffen; waar na hy weder ten Hemel voer. | |
Negende Herschepping.Ga naar margenoot+ Wistnou nam de naam van Boudhe aan, om zich den Menschen te openbaaren. Volgens de Leer der Benjanen heeft deeze Boudhe noch Vader, noch Moeder; hy is onzichtbaar en een volkomen Geest: maar als hy aan zyne Dienaars verschynt, neemt hy de gedaante aan, waar onder Wistnou van de Oostindianen geëert en aangebeden word. Boudhe, zeggen ze, bidt Mahadeu dag en nacht voor henGa naar voetnoot†; en hy is de Middelaar van 't Menschelyke Geslacht. | |
Tiende Herschepping.De tydt deezer Herschepping is noch nietGa naar margenoot+ gekomen. Wistnou zal op een zekeren tydt met Kallenqui of Kelki verschynen; dus noemen de Braminen een wit Paerdt met vleugels, prachtig uitgedost, 't welk zy in den Hemel onderstellen te zyn. Die gevleugeld Paardt word door een Koning geleid,Ga naar voetnoot§ houdende een opgeheven Sabel, en deeze Koning is ongetwyffelt Wistnou. Het Dier houd de rechter voet altoos opgelicht: maar wanneer het die op de aarde zetten zal, om de Ongodvruchtigen en Godloozen te straffen, zal ze bezwyken onder de zwaarte en last van deezen voet; de Slang Signag zal de aarde niet meer konnen ondersteunen; de Schildpat verzwakt insgelyks van 't gewigt, zal in 't diepste van de Zee zinken, en het Menschelyk Geslacht zal wegens zyne verdorvenheit vergaan. Dusdanig zal het einde van de laatste Eeuw der Waereldt zyn; waarna de eerste Eeuw weder een aanvang neemen zal: want de Indianen en andere Afgodendienaars van 't Oosten, staan in 't Heel-al een diergelyke omwenteling, als die der Platonisten toe. Dit nu zyn de Beschryvingen die men vanGa naar margenoot+ de tien Herscheppingen van Wistnou vind, die de verborgenheden van der Braminen Godgeleertheit bevatten, en zulks volgens het bericht van Baldeus, Schryver van de Beschryving van Malabar en Coromandel. Wy zyn van gedachten dat deeze verdichtzelen Zinnebeelden zyn: by voorbeeldt, 't is niet zeer bezwaarlyk te begrypen, 't welk de witheit en schoonheit van 't Paardt verbeeldt, het onderwerp van de tiende Herschepping zynde, noch wat zyne vleugels beteekenen willen. Een Indiaan maatig in in zynen Godsdienst geleert, wilde ons verzekeren dat de wittigheit het Zinnebeeldt van zuiverheit is, de schoonheit die van Majesteit, en de vleugels de gezwindheit van Wistnou: maar een Bramine in deeze Zinnebeelden grondig ervaaren, en die door een lange betrachting een gelukkig begrip verkreegen had, vond twintig andere verborgenheden in deeze Herschepping. | |
[pagina t.o. 206]
| |
103
Neuvieme Incarnation.
Dixieme Incarnation.
B. Picart sculp. dir. 1724.
IXORA sous le nom de MAHADEU. | |
[pagina t.o. 207]
| |
[pagina 207]
| |
Ga naar margenoot+ Iets anders staat ons hier aan te merken, te weeten, de overgroote verschillendheit die men onder de Berichtgeevinge deezer verborgene Herscheppingen vind. Men ziet byna geene overeenkomst tusschen de Beschryvingen die ons door deGa naar voetnoot(a) Heeren Abraham Rogers, en Baldeus worden gedaan. De Beschryving van een Portugeesch SchryverGa naar voetnoot(b) verschilt insgelyks ongemeen veel van de twee anderen. Een vierde komt niet alleen met geene van deeze drie verklaringen overeen: maar verwerpt mede de orde der Herscheppingen, en geeft die verschillende naamen; gelyk wy door de Verklaring van 't naarvolgende Hoofdstuk zullen zien. |
|