Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 198]
| |
houwen had, en de reden waarom deeze Godheit naar een Olifant gelykende, geteelt wierd, is dat de Vader en Moeder zich in Olifanten herschepten, toen zy arbeiden om hem voort te brengen. De Herschepping geschiedde in 't midden van een bosch, en 't Kindt 't welk van hun gebooren wierd, gevoelde de wilde beestachtigheit der woeste beesten. Hy had nog geen verstandige ouderdom bereikt, dat hy op een zekeren tydt de buitensporigheit gebruikte van zyne Snuit onder zyns Moeders rok te steeken, terwyl zy hem in haare armen hield, en zelfs verzeekeren de Indiaansche Geleerden dat hy noch iets erger deed. De Vader door zyn Zoons ongebondenheit onteert, nam een zeer heilzaam hulpmiddel t'zyner eere: dit was aan Quenavadi de middelen te besnoeien, van anderwerf diergelyke parten te bedryven. Ga naar margenoot+ De Indiaansche Geleerden vertoonen ons Quenavadi als een onverzadelyke Godheit, en die alles 't geen men hem voorzet, verslindt. Zy zeggen, dat hy in 't midden van een Suiker-Zee woont, in een plaats van vermaak, alwaar de rykdommen en wellustigheden zich overvloedig vertoonen: insgelyks de vermaakelykheden der zinnen worden 'er gevonden, en alles 't geen de allerwulpste Vrygeesten zouden konnen begeeren. Daar is 't dat Quenavadi eet, of liever zonder ophouden verslind. Twee Vrouwen die zich aan zyne zyde onthouden, werpen hem geduurig Suiker met groote pollepels in den muil, en beducht zynde dat deeze God door d'eenparigheit van 't voedzel mogte walgen, zet men rondom hem verscheiden andere lekkernyen voor, en een ongemeenen overvloedt van allerlei vruchten. Het schynt ook dat Quenavadi veel overeenkomst met de Tyden heeft. Ga naar margenoot+ Aan deezen God is 't dat de Indianen de eerstelingen hunner Werken offeren. De Schryvers zetten zyn naam aan 't hoofdt hunner Geschriften. De Kunstenaars en alle Ambachtslieden enz. roepen hem aan voor dat zy iets onderneemen willen. De Indianen zeggen dat men Quenavadi zes en dertig jaaren dienen moet, voor dat men verwerft 't geen men hem verzoekt. Twaalf jaaren verstreeken zynde, beweegt hy een weinig het rechter oor, en dit beteekent dat hy noch twaalf jaar Dienst begeert; waarna hy het linker oor beweegt, en dit wil te kennen geeven dat men de derde takst zonder vertoeven vervullen moet. Ga naar margenoot+ De vierde van den Augustus Maan, is een zeer ongelukkigen dag zoo de Indianen van Coromandel en Malabar oordeelen, wegens de vervloeking die Quenavadi onwaardig uitsprak, overzulks de Maan op een zeekeren tydt met hem, toen hy gevallen was, den spot dreef. De oploopende God betuigde, dat deeze die op dien dag de Maan zou durven aanzien, in groote ongelegendheden vervallen zoude, en uit zyn Geslacht zou afgesneeden worden. Wegens deeze Vervloeking houden de Afgodendienaars zich den vierden dag van Augustus Maan in huis, onderneemen als dan niets wat het ook zyn mag, buiten hun huis, en wachten zich in 't water te zien, beducht zynde daar in de Maan t'aanschouwen. Eindelyk, indien zy zich by ongeval als dan op reis bevinden, draagen ze grooten zorg hun aangezicht wel te bedekken. Ixora heeft noch andere Kinderen die deGa naar margenoot+ naam van Quenavadi voeren. Deeze die Igasouraba gebynaamt word, vertoont men met een Olifantshoofdt en elf Armen. Een andere Quenavadi bygenaamt Ceuxi, is onder een gansch menschelyke gedaante uit het zweet van Paramesceri, de Vrouw van Ixora, gebooren. Sedert zyne geboorte had hy zyne volkomen waschdom. De jaloersche Ixora zag deeze Nieuwgeboorne voor zyn Vrouws Minnaar aan, en zonder eenig onderzoek, hieuw hy hem het Hoofdt af: van dit afgehouwen Hoofdt, quam een Kokosboom voort; Paramesceri wierd over de oplopenheit van zyne Jaloezy bedroeft, en over de doodt van een Zoon die de wonderbaare vrucht van haar zweet was. Zy beklaagde zich bitterlyk. Ter andere zyde bekende Ixora zynen misslag; sloeg het Hoofdt van een witte Olifant af, en plantte het noch warm zynde, op den romp van den dooden Ceuxi, die aanstonds weder levendig wierd, om den wensch van de bedroefde Paramesceri te voeden. Siri-Hanuman of Hannuvan,Ga naar voetnoot(a) dieGa naar margenoot+ men in de Verhandeling over de Zeden en den Godsdienst der Brammen, Anemonta noemt, was de Zoon van Ixora en Paramesceri: hy is zyne gedaante van een Aap aan de begeerte van zyne Moeder verschuldigt. Op een zekeren tydtGa naar voetnoot(b) ging Paramesceri met haaren Man op een Baal. Geduurende den dans wierd zy te raade haare oogen naar een Bosch te wenden, alwaar zy twee Aapen gewaar wierd, die zich op zodanig een behaagelyke wyze vermaakten, dat ze eerlang besloot het Baal te verlaaten om onder de gedaante van een Meerkat, naar Boschwaarts te loopen. Haar | |
[pagina 199]
| |
oogmerk was niet om 'er leedig te zyn: overzulks zy te zeer met het vermaak ingenomen was, 't welk ze de Aapen had zien genieten. Ixora was dan genoodzaakt haar in 't Bosch te volgen, alwaar de gedienstige God zich in een Aap herschepte, waar na men gemakkelyk op de boomen klouterde, van de eene op andere tak sprong, zich na by haar voegde, en eenige parten bedreef; men klaarde 't zodanig dat 'er Siri- Hanuman voor den dag quam. Vervolgens Paramesceri weder tot zich zelven gekomen, schaamde zich op 't uitterste te zien, om Moeder van een Aap te worden. Zy verzocht de Windt haar van een Monsterkindt t'ontlasten, 't welk eerlang van haar zoude gebooren worden, en het by een ander overbrengen. De Windt gehoorzaamende, bragt het Kindt in den buik van de Vrouw van een Geest; en 't Kindt werd op zyn tydt gebooren. Zyn Vader Ixora stond hem 't vermogen toe alles te doen 't geen hem behaagen zou, en zulks dagelyks drie uuren enGa naar margenoot+ drie quartier uurs. De Aap-God word by de Indianen grootelyks geëert; zynen dienst is prachtig, en de Pagoden, waarin men hem Godsdienstige hulde bewyst, zyn met alle mogelyke kostelykheit versiert. Toen de Portugezen in 't Jaar 1554. een Landing op 't Eilandt Ceilon deeden, beroofden zy de Tempel van den Apen-Tant, zy vervoerden 'er ongemeene Rykdommen, en namen deze dierbaare Reliquie mede, het voorwerp van den Godsdienst te Ceilon, Pegu, Malabar, Bengale enz. De kas waarin de Reliquie bewaart wierd, was met Juweelen bekleed: deeze wierd mede niet vergeeten. Een Indiaansch Vorst bood den Onder-Koning van Goa, zeven hondert duizend goude Dukaten voor den gewyden Tant tot losgeld aan: maar des Indiaans voorstel wierd verworpen. Ga naar margenoot+ Suberbenia word mede voor een Kindt van Ixora gehouden: maar nochtans zag hy het daglicht niet dan door Paramesceris ontrouw. Zie hier de Historie van deezen onechten God, die zes aangezichten en twaalf armen heeft. Terwyl de goede Godin alleen in 't badt was en ongetwyffelt zonder bezigheit, wierd zy zes frisse en jeugdige Linnewevers gewaar, en van een volmaakte gestalte, als ook van een wezen 't welk wonderen beloofde. Paramesceri wierd 'er door geraakt: ook hadden de zes Ambachtsgezellen insgelyks geen marmere harten. De Juffer was schoon en aanlokkelyk, en de Wevers waren jong en gezondt; met een woordt, 't was bezwaarlyk genoeg wederzyds ongevoelig te zyn, en zelfs wat 'er meer wierd vereischt. De onderlinge t'zamenspraken van de zes Minnaars met de Godinne vereischten weinig voorbereidzelen en bragten de geboorte van een Zoon met zes aangezichten en twaalf armen voort. Dit Kindt wierd grootelyks behagelyk voor Ixora die het wegens zyn verstandt voor 't zyne erkende. Patragali de Dochter van Ixora werd door een invloedt van Wistnou gebooren,Ga naar margenoot+ en in den buik van Ixora komende, vervolgens uit het vuurig oog voortquam 't welk hy in zyn voorhoofdt hadt. Deeze invloedt, of zoo men wil, doorvloeing, ter aarde vallende, bragt Patragali voort, de allergedrochtelykste Godheit, en van een Ethiopische zwartheit. Zy heeft zestien Armen en agt Aangezichten, groote ronde Oogen, Zwyns-tanden, aan weerzyde van 't Hoofdt een Olifant op de wyze van Oorpandanten, voor Hairlokken een Paauwestaart, en voor een Gewaadt eenige Slangen. Zy had in haare handen een Zwaardt, eenig Porselein, een Drietandt, een soort van Spoelbak, die de Malbaren Capala noemen, een gebogen Sabel, een kleine Houwer, een Krits, een Werpspies, een Javelein, een Touw, een Aap, een Radt en een yzer Werktuig met drie haaken. Dit Gedrocht quam ter Waereldt om Ixora over de beleediging van Darida te wreeken, die een quaadaardige Reus was. De AfgodendienaarsGa naar margenoot+ geloovende dat Patragali de Kinderpokjes en de geneezing zend, laaten haar de zorg bevolen van deeze die 'er mede besmet zyn. Men vertrouwt den Lyder aan zekere Menschen die zich tot den dienst van deeze Godheit overgeven, en deeze Godvruchtelingen trachten zich door Offers en Offerhanden de genaade te verwerven, die door geloften en gebeden worden verzelt. Zy snyden het hoofdt van eenige Haanen af, en laaten het bloedt deezer Dieren den Honden over. Zy voeden hunne Zieken met ryst in 't water gekookt: maar men verzeekert dat zy somtyds de arme Lyders na de andere Waereldt helpen, wanneer zy merken dat ze in staat zyn van hun een goede nalatenschap te doen erven. Onder ons is 't genoeg bekent dat 'er voor een Godsdiensteling niets aangenaamer dan een erffenis is; en dat zodanig een stichting de goede Zielen door zyne gebeden troost verwekt, die dikmaals met ongedult de nalatenschap van een oude Weduwe verwacht, of van een Zondaar die meent aan God weder te geeven, 't geen hy geduurende zyn leven den Menschen ontrooft heeft. Patragali is een deezer Godheden die men door vrees eert en aanbidt. Zy heeft te Cranganor een prachtige Pagode, werwaarts de Indiaansche Godsdienstelingen | |
[pagina 200]
| |
dikmaals Pelgrimaadjes doen. De Indiaansche Geleerden zeggen dat deeze Godin getrouwt is, zonder ooit haare Maagdom te hebben willen verliezen. |
|