Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 196]
| |
die staande te houden geen ander Geleider dan zyne Inbeelding heeft. Voor 't overige zal mogelyk niet onmogelyk zyn het onderstelde Zaadt, door de Indianen onder den naam van Ixoretta uitgedrukt, met deezen Geest over een te brengen, die volgens Moses, zich over het oppervlak der Wateren bewoog. Ga naar margenoot+ Het Hoofdt van IxoraGa naar voetnoot(a) is met lange en schoone hairlokken versiert. Hy heeft een blank en glinsterend aangezicht: en op het hoofdt een wassende Maan. Zyne drie oogen beteekenen de uitgebreidenheit van zyne Voorzienigheit en doordringendheit. Alhoewel men hem hier in een bepaalt Afbeeldzel vertoont, verzeekeren de Braminen nochtans, dat hy onbepaalt is. Op zekeren dage begeerde Brama het hooft van Ixora te zien, overzulks hy ten dien einde naar de Hemelen vloog: maar welke krachten hy daar toe inspande, wierd hem echter niet gedoogt het te zien. Ter andere zyde trachtte Wistnou, de God der Herscheppingen, ter plaatse door te dringen, alwaar Ixora de voeten had: met dit voorneemen herschepte hy zich in een Zwyn, en maakte met zynen Snuit een groot hol in de Aarde, maar vruchteloos; want zyn Snuit tot aan de voeten van den God niet doordringen kon. Het Lichaam van Ixora is van een geweldige uitgestrektheit, zulks de Slang Battegu, die zeven Waerelden en zeven Zeën omvat, hem zelfs niet alleen als voor een Armbandt dienen kon. Een Afgodendienaar die meer dan de andere wist, berispte opentlyk een zeker Bramine, die staande hield dat Ixora in een Pagode kon geslooten worden. Ga naar margenoot+ Deeze Afgod Ixora word, op een Voetstuk gezeten, met zestien armen vertoont, waarvan alle de handen gevult zyn. De rechter armen houden het Vuur, Geldt, een Trommel, Paternoster, een Touw, Stok, Radt en een Slang: de linker armen houden het Hart, Muzyk-speeltuig, een Schel, porseleine Kom, Keten, het hoofdt van een Bramine, een Drietant, en een Byl.Ga naar voetnoot* Deeze zestien Armen verbeelden de kracht en macht van den Afgod. Hy heeft een Olifantshuidt over zyne schouderen, en wat meer is, hy is met een Tygersvel bekleedt, waarvan de vlakken de Starren van 't Firmament verbeelden. Verscheiden Slangen die hem omringen, zyn mogelyk by de Indianen, gelyk eertyds by de Egiptenaren, Zinnebeelden van den omloop der Jaaren. Hy heeft een Halssnoer waaraan een klein Schelletje hangt, 't welk de vaerdigheit van Ixora beteekent. Deeze Halsbandt is van de huidt eens Diers, door de Indianen Mandega genoemt, gemaakt: maar behalven deeze Halssnoer, draagt hy 'er noch een van bloemen versiert; een derde van veele hoofdenGa naar voetnoot(b) van Brama omhangen, en een vierde waar aan de beenderen van Chatti, Ixoras Vrouw, aaneengeschakelt zyn. De GodgeleerdheitGa naar margenoot+ der Braminen van Malabar en Coromandel bericht ons, dat deeze God twee Vrouwen heeft, te weeten, zyne welbeminde en onscheidbaare Chatti Grienga. Zy onthoud zich achter hem en verbergt zich in zyn Hair. Deeze Vrouw is de Godin der Wateren. Wat Chatti zyne andere Vrouw aangaat, zy sterft en word gelyk Brama jaarlyks wederopgewekt; en telkens wanneer zy sterft, neemt Ixora haare beenderen en hecht ze aan zynen vierde halssnoer. Laat ons niet vergeeten te zeggen dat het lichaam van deeze Godheit met Aarde en Assche bemorst is, 't welk de voortbrenging en verwoesting verbeeld. Blykbaar is 't door 't geen wy gezegtGa naar margenoot+ hebben, dat Ixora de stoffe is, die verscheiden Aloude Philosofen en ook Hedendaagsche gelooft hebben onbepaalt en eeuwig te zyn, en dat ze die byna altoos met een onbepaalde oppermachtige eerste oorzaak aan de stof en haare volstrekte beweeging vermengt hebben. Deeze meenigte van Goden die de Oostindianen aanbidden, heeft niet dan uit Godheden, Geesten den volstrekten Godt onderworpen, uit Koningen en verhevene Mannen in den rang der Goden wegens hunne deftige daaden gestelt, bestaan. ‘Veele Geleerden, zegt Vader La Lane in een briefGa naar voetnoot(c) aan Vader Mourgues geschreeven, komen overeen, dat 'er niet dan een eenige Godt kan zyn, die een zuivere Geest is: maar zy voegen 'er by, dat Chiven, Vichnou, en de anderen, de Amptenaren van deezen Godt zyn, en dat het door middel van hun is, dat wy voor den troon van de Goddelykheit naaderen, en haare weldaaden ontfangen.’ Alles wat men zeggen kan, 't is dat hunne oeffe- | |
[pagina t.o. 196]
| |
100
IXORA, DIVINITÉ des Indes Orientales.
QUENEVADI, Fils D'IXORA.
| |
[pagina 197]
| |
ning niet overtuigt dat zy niet dan een eenige Godt gelooven: maar zy zyn 't alleen niet die in stoffe van Godsdienst door de oeffening verderven, 't geen zy in de bespiegeling toestaan. Wat de aanbidding der Beelden deezer Goden aangaat, zy bekennen openhartig, volgens Bernier, dat zy niet gelooven dat deeze Beelden iets anders als Afbeeldzels en Verbeeldingen zyn. ‘Wy eeren hen niet dan als ter oorzake van 't geen zy verbeelden. Zy zyn in onze Pagoden, nademaal het noodig is, om met opmerking te bidden, overzulks men iets voor oogen heeft 't welk de Geest in aandacht houd, en wanneer wy bidden is 't niet voor het Beeldt: maar voor deezen die het Beeldt verbeeld. Voor 't overige erkennen wy dat deeze Godt de volstrekte Meester en alleen Almachtige Godt is. Bernier voegt 'er by, dat hem dit een weinig overeenkomende met het Christendom schynt. |
|