Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 3
(1728)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 180]
| |
van bywoonen, zich aan allerlei Zegeningen waardig maaken; dat zy van Goden bemint zyn, voor alle gevaaren bewaart, en zelfs onquetsbaar geworden; dat zy Brumâs aangezicht zullen zien; dat ze ten zekeren dage het geluk zullen hebben, van t'eenemaal hem gelyk te zyn; dat ze gelyk Ram een volmaakte kennis van alles zullen bezitten; en eindelyk, dat ze een byzondere bequaamheit zullen hebben om de wapenen te voeren, waarby men verzeekert dat deeze God in uitmunt. Men verhaalt van Ram dat hy noch geen twaalf jaaren out zynde, alleen een Reus van een ongehoorde groote dood sloeg; dat hy tot manbaare jaaren gekomen, Sidi trouwde; dat hy zich van een zoo ongemeene groote boog bediende, dat zestig duizend mannen die naaulyks van de Aarde konden opneemen; dat hy niet lang na zyn Huwelyk een reistogt door de Waereldt ondernam, en zich gewillig in een Woesteny begeeven had; aldaar maakte hy zyn werk van de Boetelingen en Geestelyken te bezoeken, aan wien hy veel deftige Voorrechten schonk, en zond 'er eenige van om de Heerlykheit en Gelukzaligheit in den Hemel te genieten. Het geschiedde terwyl Ram dus zyn eenzaam leven oeffende, dat de beruchte Ravanen zich in een Boeteling veranderde, en hem zyne Vrouw Sidi schaakte, die hy naar 't Eilandt Ceilon voerde. Deeze godtlooze Reus had zich naauwlyks met zynen roof weggepakt, of hy vervolgde alle eerlyke menschen. Hy bestond zelfs de Goden te bestryden, wien hy den Oorlog aandeed, en eenigen tydt veel te doen gaf. Hy was in alle Krygsoeffening byzonder afgerecht; en alzoo hy onder de bescherming van Bruma opgevoedt was, wierd hy grootelyks door hem begunstigt. Deeze God had onder andere dingen hem een geschenk van zeer schoone wapenen gedaan, beide bequaam om te bestryden, en zich wel te verdeedigen, door welk middel hy in ontallyke gelegenheden de overwinnig had behaalt. Bruma had hem mede een zoo ongemeene bescherming belooft, dat hy in alle wetenschappen uitmuntte, en hy bezat zodanig een ongehoorde sterkte, dat hy de agt Olifanten overwon, op wiens rug de Waereldt rust. Ga naar margenoot+ Na een onverwacht voordeel door hem behaalt, was 't, dat hy ondernam Devandiren Koning der Goden te bestryden, en hy noodzaakte hem met alle de andere Goden, dagelyks tweemaal te komen, om hem in zyn Paleis hulde te bewyzen. Hier noch niet mede vergenoegt, besloot hy mede Xiven uit zyn Heerlyk Verblyf te verdryven, alwaar hy zich gewoonelykst onthield. Maar in deeze onderneeming was hy zoo gelukkig niet, als hy toe dus verre had geweest; want deeze God hem met zyne handt gegoten hebbende, deed hy hem vallen, en de Reus vond zich tusschen den grondt en de vingers van Xiven zoo geknelt, dat hy byna zoude gestikt hebben, en zyn leven verlooren. Om dit gevaar te ontkomen, wierd hy te raade zachtelyk een zyner armen los te krygen, en een der twee hoofden dien hy had, in een Guitar verandert hebbende, speelde hy op dit nieuw speeltuig met zoo veel bekoorlykheit, dat de God door een zoo lieffelyk geluidt opgetoogen, niet alleen hem gaan liet zonder hem eenig leed te doen: maar hem noch nieuwe Voorrechten toestond. De voornaamste gunst die hy toen van Xiven ontfing, was, van dertig millioenen jaaren te konnen leeven, en een Heir uit hondert millioenen Reuzen bestaande, te gebieden, waarvan eenige vyftig hoofden hebben zouden, en andere met een zodanigen kracht begaaft zouden zyn, dat zy stampende met den vat op de Zee, het water zich van een zoude scheiden, zulks men den grondt zien kon. Wat Ravanem aangaat, hy was zoo vervaarlyk groot, dat hy twintig schouders en ook zoo veel armen had, en dat tusschen ieder van zyne schouders, tegen deeze overstaande een ruimte van dertig mylen was. Hy had mede in zyne maag een Vaas vol van een zeker Hemels Vogt, 't welk hy zorgvuldig te bewaaren had, nademaal, schoon men hem met dertig millioenen jaaren levens had begunstigt, was 't nochtans niet, dan onder voorwaarde van dit kostelyk Vogt, 't welk in dit Vaas was, niet te verspillen; en dat byaldien dit Vaas voor deezen bepaalden tydt brak, hy aanstonds sterven moest. Deeze verschrikkelyke Reus had niet alleen tien hoofden: maar, 't welk het verwonderlykste was, indien men 'er hem een van afsloeg, quam 'er wederom een ander voort. Nochtans, konden alle deeze uitmuntende Voorrechten niet beletten, dat hy eindelyk onder de macht van Ram bezwyken moest, 't welk op deeze wyze geschiedde. Nadat Ravanem in een Boeteling verandert, Sidi geschaakt had, en Ram niet weetende wat haar wedervaaren was, treurde niet weinig dus zyne Vrouw verlooren te hebben. Hy gebruikte dan allerlei middelen om naar haar te verneemen, maar zyne moeite en zorg daar toe aangewendt, waren eenigen langen tyde vruchteloos. Eindelyk, begaf hy zich by Innuman, God der Aapen, en Opperheer van alle de Aapen, Zoone van de Windt, en die met zoo een zeld- | |
[pagina 181]
| |
zaame volmaaktheit begaafdt is, dat hy zich zoo groot maakt als hy begeert; dat zyn hoofdt tot aan de Starren reikt, en zyne eene handt tot aan de Zuid-en de andere tot de Noord-Pool uitstrekt. Ram verzocht hem dan ernstig, hem zyne Vrouw te helpen zoeken, zoo dat Innuman verheugt een gelegenheit te vinden hem te behaagen, eerlang vertrok. Deeze Aap-God doorkruischte alle het Vastelandt; en nergens vindende 't geen hy zocht, stapte hy naar 't Eilandt Ceilon over, alwaar hy Sidi ontmoette, die hy by de handt nam naar 't Vastelandt voerde, en aldaar onder een goede en zekere bewaaring liet. Hy ging vervolgens weder naar 't Eilandt over, alwaar hy zich in de gedaante van een Beer veranderde, stroopende allerwegen, en veroorzaakte veele verwoestingen, het Paleis zelf van den Reus, die 'er regeerde, niet verschoonende. Na deeze uitvoering, nam hy zyne natuurlyke gedaante van Aap wederaan, versloeg met zynen staert drie machtige Legers van Reuzen, vertoonde zich voor Ravanem, en zonder eenig acht op 's Konings verhevenen staat te slaan, gaf hy hem een geweldige oorvyg, en doodde in zyne tegenwoordigheit zyn Zoon. Veele der sterkste Reuzen schooten toe om hunnen Vorst te helpen, die deeze verschrikkelyke Aap gevangen namen, 't welk hy gewillig toeliet. Men vergaderde aanstonds den Raadt, om te overweegen met welk een doodstraf men hem te straffen had; en daar wierd eenparig besloten, dat men een soort van doodt kiezen moest, die niet gemeen was. Ter uitvoering van dit vonnis, bond men aan des Aaps staert een groot getal Kattoen Baalen, die men in de Pakhuizen van de Tol vond. Men goot op deeze Baalen zoo veel Oly, dat ze 'er alle van doortrokken waren, en men stak 'er vervolgens den brandt in; om door dit middel Innuman te verbranden. Maar den doortrapten Aap spotte met het voorneemen zyner Vyanden; want vertrekkende in deezen staat uit het Paleis, liep hy de gansche Stadt en 't Eilandt door, zettende alle de plaatsen maar door hy liep in vollen brandt, en veroorzaakte zoo een algemeene en verschrikkelyke brandtstichting, dat de Reus Ravanem geen ander middel vond om zich te veiligen, dan met zyne Vrouw in de wagen van Devandiren te stappen, en zyn heul in de Wolken te zoeken. Ondertusschen vertrok Innuman van Ceilon. Hy quam weder by Sidi, en bragt haar by haaren Man, dien hy haar weder gaf. Ram bedankte de Aap - God voor den dienst aan hem beweezen: maar alzoo hy begeerig was de beleediging hem door het rooven van zyne Vrouwe aangedaan, te wreeken, verzocht hy hem te willen hier toe behulpzaam zyn. Zy vertrokken dan gezaamentlyk, lichttende eerlang een Heir van meer als vyf hondert millioenen Aapen, waar mede zy de sterkte van den Ceilonschen Koning beleegerden. Deeze sterkte was met zeven muuren omringt; welker eerste van yzer, tweede van koper, derde van metaal, vierde van geelkoper, vyfde van een stoffe uit verscheiden metaalen vermengt, zesde van zilver, en zevende van goudt waren. Ravanem overdenkende hoe veel hem aan deeze plaats, zoo die verovert wierd, geleegen was, zond eerlang Afgezanten aan zynen Broeder Cambucarnen, om hulpbenden van hem te verzoeken, als ook dat hy die zelf bestieren wilde. Deeze zyne Broeder was een Reus van een bovenmaatige groote, die het bevel over meer dan vier hondert millioenen Reuzen had, wier krachten toen onverwinnelyk waren geweest. Hy verzuimde niet zich met allen ernst naar 't Eilandt Ceilon by zynen Broeder te begeeven. Hy was 'er naaulyks gekomen, of daar vielen verscheiden veldslagen tusschen de Reuzen en Aapen voor, waar van wederzyds veelen sneuvelden. In een deezer veldslagen was 't, dat Cambucarnen door Ram met eigen hande gedood wierd, 't welk den moedt der Reuzen verflaaude, en die der Aapen te krachtiger wierd, zoo dat zy de Belegering veel ernstiger voortzetten dan tot noch toe was geschied. Ravanem, zyne zaaken qualyk gestelt ziende, en willende zich van zyn voorrecht bedienen, 't welk zoo hy meende hem byna onsterflyk maakte, bood zich aan, om 't verschil door een byzondere strydt tusschen hem en Ram te beslechten. De laatste nam de uitdaging aan; zy streeden en gaven over en weder vervaarlyke slagen, wordende 't allereest Ram gewondt, en hy zoude byna bezweeken hebben: maar het bloedt 't welk uit zyne wonde vloeide, wekte zynen moedt te meer op, geevende hem nieuwe krachten. Hy nam dan een schicht, en schoot die zoo behendiglyk, dat ze door Ravanems borst boorde, het Vaas brak die het Vogt in had, aan welker bewaaring zy leven verknocht was, en met deeze eenige slag, viel hy doodt voor zyne voeten neder. Na een zoo merkwaardige en gewigtige Overwinning, gaf Ram de plundering van de Sterkte, die zich te vergeefs verdeedigt had, den Aapen over. Men vond in deeze plaats onnoemelyke rykdommen, | |
[pagina 182]
| |
zonder de goude en zilvere muur daar onder te begrypen, die gebroken wierden en weggevoert; overzulks, dat 'er niemandt in dit talryk Leger gevonden wierd, die niet weder naar zyn Landt, belaaden met een overryken en kostelyken buit, keerde. Noch was 'er een Broeder van Ravanem, die Vibuxamen genoemt wierd. Hy was een overmachtige Reus en een eerlyk Man. Hy had geen deel aan 't geschil van zynen Broeder gehad, noch in den Oorlog die 'er het gevolg van was; derhalven, Ram zich voldaan ziende zyne Vrouw weder te hebben, en van zich aan zyne Vyanden dus gewroken te zien, liet hy Vibuxanen de Staaten, waar van hy Ravanem berooft had. Hy maakte zelfs met hem een verbondt, en hy begaf zich vervolgens met zyne waarde Sidi in een vreedzaam afgezondert leven, waar in hy sedert altoos met haar heeft geleeft. |
|